Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

de boom in gefchooren was, moeft gemaakt hebben, 't hielp niet: en 't zy door de stand daar hy nu was, of dat de ftralen van de Maan 'er niet op gelyke wyze op vielen, het gezight fcheen hem niet toe het zelve te zyn, en hy kon niet overgehaald worden, om te gelooven, dat hy geen Geeft gezien had.

Het is zeker dat de weeromkaatzing die de Maan maakt, zelfs een Kaarslight, zonder hulp van die Planeet, dikmaals aan de voorwerpen een fchynbaarheit geeft, die veel van de wezentlykheit verfcheeld: zoo, dat cen perfoon van de gezontfte harffenen,en bezadigfte onverfchrokkenheit, 'er meede tot ftilftaan kan gebraght worden; maar in zulken geval, denk ik, moet men zyne reede te hulp roepen, en aanmerken hoe veele toevallen die verbyftering voor 't gezight veroorzaken kunnen, alvoorens men die fchaduw aanneeme voor een bezoeker uit de andere Wereld.

Maar 't geen zeer verwonderlyk, en te zelver tyd overtuigend is, dat de ziel meer kennis houd met geestelyke wezens als zy het lichaam te kennen geeft is, dat perfoonen, welken het wezentlyk zyn van onftoffelyke geeften niet gelooven, en gevolgelyk, die 'er niet voor vreezen, in fommige gelegentheden, zeer ontzet geweeft zyn, en eer zy 'er op dagten, een foort van fchrik ondergingen, niet voortkomende uit hanne eigene inbeeldingen, welke als toen niet mogelyk waren 'er haar in te doen vallen, had niet A a 4

eene

eene boven natuurlyke ingeving teffens, en in weerwil van hun zelven, hen betoogt, en aangetoont, dat zulke dingen kunnen wee

[merged small][ocr errors]

Een vermakelyk voorval van dat foort is over ontrent aght Jaaren gebeurt, toen de Koninklyke Grafkelder in de Kapel van Koning Hendrik geopend was, tot plaatzing van 't Lyk van onzen laatft overleeden Koning.

[ocr errors]

leder een weet, dat by zulken gelegentheit in de Abdey te Weftmunster een groo ten toeloop is, fommige gaan 'er uit nieuwsgierigheit, anderen om vry gewigtiger overdenkingen te beoeffenen: in het eerste denkbeeld kwamen 'er vyf of zes Heeren, die te famen in een Herberg gegeten hadden, en dus zich in ftaat vonden, om deeze berugte bergplaats van gekroonde dooden te bezoeken: toen zy de trappen af daalden, langs welke zoo menigen Monarch tot zyne laatste ruftplaats op aard gekomen is, zei de eene, 't is bier wel belsch donker, de tweede ftopte zyne Neusgaten, en zei, Wat onderaard/cbe ftank!

- en ieder had zoo de eene of andere fyne en zinryke Geeftigheit. Maar gelyk het natuurlyk is, dat zulke Schouwplaatzen, vry zedelyker denkbeelden indrukken, zelf in de allerdartelfte en lugthartigften, zoo kwamen zy 'er ook, alle, vry ernstiger uit, als zy 'er ingegaan waren.

Niettemin affpraak gemaakt hebbende om

den

den avond te famen door te brengen, gin gen zy te famen weder na de plaats daar zy gegeten hadden, en het gefprek viel over het toekomende, of het leven na dit leven, verfchyningen, en diergelyke Stof; een onder hen, die een volftrekt ongeloovige in die geheele leer was, en vooral de Verfchy nende Geeften niet geliefde toetelaten, dat ze zich zouden laten zien, ondernam, om met al wat gezeght wierd, den fpot te dryven, zoo dra het van zyne wyze van denken verfchilde.

Het is gemakkelyker te ontkennen, als te bewyzen, vooral daar de ontkenner geene getuigeniffen als voldoende, wil toelaten zoo dra ze tegens zyne denkbeelden aanloopen, dus hield hy het uit tegens hen allen, en tegens al wat zy bybragten: eindelyk, om het twiften te doen eindigen, floegen zy hem een weddenschap voor, van Twintig Guines, en ftelden, dat, zoo groot een Held als hy fcheen te zyn, 't zy hy 't ware, of 't zich zoo verbeelde, hy echter niet moeds genoeg zoude hebben, om alleen, te middernagt, in de Graf kelder te gaan welke zy dien dagh bezien hadden: - die weddingfchap ging hy aanftonds aan, en was wel in zyn fchik van zulk een fom, zoo gemakkelyk te zullen winnen.

Het geld wierd van wederzyde te faam geleght, en in handen van den Hospes gefteld, om het te geven aan dien 't behooren zoude; men zond om een van de oppaffers A a 5

van

van de Abdey, en overreede die met een stuk Goud, om den Ridder van de Avontuur op te waghten, aan de Deur van die Hoofdkerk, hem die te openen, en vervolgens te fluiten, en zyne te rughkomft te verbeiden.

[ocr errors]

Alles dus geregeld zynde, floeg de Klok niet zoo draa twaalf. of zy gingen alle te famen derwaarts; zynde de partyen niet genegen, om het 'er aan te wagen, of hy de Oppaffer ook omkopen zoude: Voortgaande kwam 'er nogh een nadenken op; 't welke was, hoezy, of ze hem fchoon al in de Kerk zagen gaan, overtuigd zouden wezen, dat hy tot in de Graf kelder geweeft was; die zwarigheit nam hy aanftonds wech, met te zeggen, teffens zyn Knipmes uit zyn zak krygende, zie daar, dat mes, zal ik in den grond fteeken, en indien gy bet niet binnen. de Grafkelder in den grond geftooken vind zal ik de Wedding fchap verliezen. Dit ftelde hen allen geruft, en zy beloofden te wagten, tot hy uit de Kerk komen zoude tans beginnende te denken, dat hy alzoo vol ftrekt van befluit, als ftout in den mond

was.

maar

Het is niet onmogelyk, dat hun denkbeeld met de zaak zelve overeenkwam, hoe moedigh hy zich ook bevond, op zyn eerfte intreeden in die agtbaare en eerwaarde Tempel, hy zagh, zich niet zoo dra 'er alleen ingeflooten, of, gelyk hy naderhand bekent heeft, hy gevoelde een rillende koude door zyn geheele lichaam, welke hy be

greep

greep van iets anders, als enkel door de koelheit van den naght veroorzaakt te worden. - Ieder ftap welke hy deed, had een nare weerklank van den hollen grond; en schoon het 'er niet geheel en al duifter was, om dat de Oppaffer een lamp had laaten branden, voor de Deur, welke den wegh baande na de Kapel daar de Grafkelder in was, om dat het anders onmogelyk zou geweeft zyn dezelve te vinden, zoo maakte de duiftere glimmering die ze gaf, eerder een akelig als vermakelyk gezight, van alles wat 'er mede befcheenen wierd.

Hy ging voort niettemin: dogh betuigde, indien de fchaamte van uitgelachen te worden hem niet wederhouden had, hy meer dan tweemaal die gezette fom had willen miffen, om 'er weder uit te wezen. Eindelyk, fomtyts zyn wegh al taftende, en fomtyts op 't light van de lamp af, vervorderende, kwam hy aan den ingang van de Graf-kelder. Zyne innerlyke ontroering nam toe; maar had echter nogh zoo veel kragt niet om hem geheel te overmogen; hy ging af, en op de laatste trap gekomen zynde, boogh hy zich voorwaarts over, en ftak met al zyn maght, het knip. mes in den grond, maar weder willende opryzen, om uit die akelige plaats te rugh te gaan, gevoelde hy, na zyn gedaghten zich fchielyk vafthouden, en voorwaarts o ver rukken; de vrees daar hy reets meede bevangen was, hielp veel tot de verbaazing

en

« VorigeDoorgaan »