anderen in den gang zyn; en dan zal nogh Mira, noch onze Edele Weduwe, ontkennen, datze 'er geen volkomen reght toe heeft. De Juffers in 't kwartier van St. James zyn zekerlyk een weinigje begreepen, over de aankondiging van eenige Conundrums (a) van welke ik veronderstel, dat de Heer J. J. aanmerkingen maakt in zyn Toneeltje. Zy zyn wezentlyk het bekwaamfte tydverdryf, dat federt eenige tyd voor de tegenswoordige eeuw in druk uitgegeven is, en gaan de Foe Millers grappen, Spillers loopies, Pillen voor muizeneften en hertzweer, of andere Geeftigheden, of Spullen voor de Vierkroonen, of dichtstukken van van Gyzen, ver te boven; en, zyn enkelyk gefchreven tot eene proeve van de goede fmaak onzes tyds, door drie of vier vrolyke fnaken onder 't leegen van een Bottel, om een weddenfchap, dat 'er onder de twintig braave Heeren en Dames, op 't meeft, maar een zoude gevonden worden, welke zich niet meer beroemt zou agten, indien men van hen zeide, dat zy die moeilyke Conundrums weten uit te leggen, dan dat men zeide, datze de befte, gedienftigste, braaffte, deugdzaamfte en befcheidenfte Perfoonen des werelds waren. Hoe wonderlyken omkeering hebben weinige jaaren te weeg gebragt, in den aart en wy (a) Conundrums zyn fcherpzinnige zeggingen, die, (omtrent als Raadzels) moeten verklaart worden. wyze van denken der Engelfchen. Konden onze Voorvaderen hunne hoofden opheffen, en het gedragh hunner ontaarde nakomelingen zien, zou het hen zekerlyk leed zyn ons ooit voortgebragt te hebben; doch, indien wy een voornaam Poëet gelooven mogen. Zagb men de deugden van bet menfchdom fteets vermindren, Dat bleek aan Grootvaars reets, en 't blykt aan bunn'` kindskindren, En zoo de latere tyd ons nogb naneven geeft Zoo word de Wereld door nocb fegter foort beleeft. Ik hoop egter dat die Heer meer Poëet, als Propbeet geweeft is: want wat redelyk menfch zou anders wenfchen om een nakomeling na te laten. Het is ten minsten zeker, dat, wanneer redelyke menfchen door onbedagtzaamheit zyn gevallen, of door hertstogten wech gefleept, tot het begaan van de grootste onregelmatigheden, en zelf, dat fchoon ze tyd agter een 'er in mogten komen te volharden, echter te wagten ftaat, dat zy, door fchaamten, en leedwezen zullen aangetaft worden. Zy zullen hun voorige gedragh verfoeyen, en de ftrengfte leffen geven, en doen in agt neemen, door hunne nakomelingen, op dat die niet aan dezelve misdryven fchuldig worden. Doch het ongeluk wil, dat de hedendaagsche menfchen, fchynen te famen gefpan nen nen, om alles, tot zelf het goed verftand, ten lande uit te jagen. Wy zyn wezentlyk flegt en boos, maar niettemin zyn wy nogh meer zot en belachlyk. De misdryven welke wy begaan, gefchieden niet met voorbedagten raad, maar wy worden als onbedagtfaam tot de ondeugden wech gefleept, enkelyk, om daar meede uittemunten, en niet om het vermaak, noch om het voordeel dat 'er meede gepaart gaat. Een bederf in de Smaak, en een laagheit in den Geeft, zyn de fchandwellen uit welken meeft al de kwaade zaken die wy bedryven voortkomen: de eerfte bederft onze keus, en geeftze een kwaade neiging, en de tweede, maakt ons onbekwaam, om de waardigheit van onze reede ftaande te houden, door, met de uiterfte misagting, te verwerpen, alles wat haar tegen ftaat. - Zoo worden wy aangezet, helaas! om te doen wat anderen doen; en niemant fchynt op zyn eigen verftand of oordeel te durven vertrouwen. in onze kleeding, in onze vermaken, in onze huishouding, in onze huisgenooten, en zelf in onzen Godtsdienft, worden wy enkelyk beftierd door hen die boven ons zyn; en zoo een dozyn luiden, die ik zouden kunnen noemen indien het pas gave, maar de eerfte wilden wezen, zouden wy wel dra gewend worden om langs ftraat, of daar 't gevordert wierd, over 't ftokje te fpringen als de hondjes. Maar ik vrees dat een onderwerp, ge lyk lyk dit, daar het niet min onaangenaam is voor myn eigen humeur, het even zoo zyn zal aan dat van veele myner leezeren, welken eene al te groote gelykenis van hun zelven mogten vinden, in den Spiegel daar ik het in vertoont heb; doch om de befte verbetering te maken die ik kan, zal ik de Dames een Hiftorietje verhalen, welkers, waarheit ik kan verzekeren; en waar uit gezien kan worden, hoe zeer het in 't vermogen van een fraaije Juffer is, om 't barbaarfche, in 't beleefde, en 't beschaafde, te doen veranderen; en de verborgene zaden van ftudie en geleertheit te doen voortkomen, uit de allergrootste plompheit. EEN LANDHEER van myne kennis had een Zoon, van zoo lompen, ruuwen, en onhandelbaren aart, dat al 't geen tot zyne opvoeding wierd te kofte gelegt, en waar aan niets gespaart wierd, te vergeeffch was. Het eenige waar in hy eenige vordering maakte was het Latyn: danszen, muzicq, en alle andere befchaavende Wetenschappen en Oeffeningen, had hy een weerzin tegen. Alle geregelde gefprekken en gezelfchappen ontvlugtte hy, en fprak fchier nooit als wanneer hy zich met plompaarts en werkluiden bevond; het planten van heggen, 't delven van flooten, en diergelyken arbeid by te woonen, en 'er de hand aan te leenen, was zyn vermaak. In 't kort, by was 't volmaakfte afbeeldzel van Drydens Cymon, en ik kan hem zoo goed niet befchryven als die het gedaan heeft. Een Een Boerfch gelaat, een ftem met bolle toonen; Een dom gezicht, dat nooit den Hemel zagb Een brein, dat nooit, door ftraffen, of verfcboonen, Ontdommeld wierd: den dag want, of fchoon met Het lichaam ryft, 't Verftand blyft altoos flapen: Dus ftuwt by voort, gelyk een bolle kiel Maar daald de zon, of word bet etens tyd, Hy keert te rugb, en rept te meer zyn beenen, Om dat 't gebrek, bem na zyn ftal geleid. : Hoe zeer dit zyn Ouderen en verdere Familie bedroefde, is lichtelyk na te gaan! alle middelen wierden aangewend om hem een menfchelyke houding te doen krygen, en iets na zyne geboorte en afkomft te doen gelyken, maar vrugteloos hy bleef dezelve klykluit: en was zoo onveranderlyk dom, dat hoe meer men hem tragtte aan te moedigen om van dat boerfche af te zien, hoe meer hy [als de bygeloovige] fterker aan dat lompe en onbefchaafde als gehegt fcheen: als de Heeren uit de Buurschap hem |