Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

de oplettenheit der Mannen waardig te maken, maar veel eer eene spyt en bitterheit voedden, en deden blyken, tegens de waare schoonheden, die zy als oorzaken aanmerkten, van de mindere oplettenheeden welke de Mannen, voor haar misdeelde, kwamen te betoonen: -- al 't welke by eenige Jufferen, die ongehuwt, en reets tot ryper Jaaren gekomen waren, begrepen zynde, is in overweging genomen, en onderzogt, waar in eigentlyk dat Natuurlyk Schoon, 't geen zoo inneemend is, bestaan mogte, en na gedaane lectuure van veele verliefde Verzen, en Geschriften, beflooten dat het beftaan moefte in het Coloriet, of de frisfche kouleur, en dat die, de jonge tronien, de meeste bevalligheit komt by te zetten; waar op verder is begreepen, dat, indien men, over zulks, een Middel konde uitvinden, om aan alle Wezens één en dezelve kouleur te geven, alle die uitzonderingen, en daar uit volgende fpyten en bitterheden, zouden kunnen voorgekomen worden, en ieder Juffer in ftaat geftelt, om haare verdere aantrekkelykheden, na vermogen te doen gelden, zoo met haar Verftand en Geeft te doen uitblinken, als ten minsten, om met meerder bezadigheit van gemoet, daar in te kunnen werkzaam wezen:

en dewyl meede gebleeken was, dat het Roozeroot en Lelie Wit, in alle gedichten wel het meeft geroemt is, wierd goedge

vonden, en vaftgefteld, cene mode in te
voeren, om alle tronien met rood en wit te
befchilderen; - 't geen door de benoodig-
de greetelyk is aangenomen. - Voor zoo
verre nu eenige Natuurlyk Schoone, 't zy uit
medelyden, liefderyke toegeeflykheit, of
om andere redenen, ten behoeve van de on-
gelukkige onder de Sexe, van dien tyd af
wel hebben willen overgaan, om haare aan-
geboore Bevalligheden te verbergen, en
met veel moeite, al wat haar mogelyk ware,
toe te brengen, om haare gemelde gebrek-
kige Zufteren, zoo na doenelyk gelyk te wor-
den, ZOO IS 'T, dat, of fchoon zulks aan
hare zyde, als een groot bewys van mensch-
lievenheit is aan te merken, niettemin, aan
de zyde der mannen, grootelyks daar by ver-
looren word; en, gemerkt de afstand van den
tyd, waar in die mode is opgedrongen, en ver-
der,om dat fommige zeggen, dat, de Jufferen,
in 't algemeen, zoo de fchoone als de on-
bevallige; zulks enkelyk komen te doen, om
de Mannen te behagen, en dat anderen weder
ftellen, dat het befchilderen der tronien
tans word aangemerkt als een onderfcheidend
vereischte in de Sexen, even gelyk de on-
derfcheiding in kleeding, zoo hebben veele
braave Mannen, als nogh volhardende in de
denkbeelden welke hunne Voorvaderen van
't Wezentlyke Bevallige altoos gehad heb-
ben, in zulke abuizen willen voorzien: en
de Natuurlyk Schoonen van deeze tyd wel wil-
len berighten.
Dat het befchilderen

[ocr errors]
[ocr errors][merged small]

1

"

[ocr errors]

"

"

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

der tronien met Root en Wit de Jufferfchap misftaat, en eerder walchelyk en afzichtig maakt, dan dat het eenige be koorlykheit zoude byzetten: en in 't byzonder, dat het Root alleen, veroudert, door dien het de frisfche waas, van alle jeugdige foort van Colorieten, bedekt, en verbergt, even als een Maskes: dat het Seruis, eene wel befneede tronie, even 700 afzichtig maakt, als gepleifterd doek dat gekreukeld is, en alzoo weinig zwier van jeudigheit byzet, als valfch hair, of een ftel tanden, verzeld van wasfche balletjes om de wangen uit te zetten.- En dus, dat zy Mannen zich op❜t meeft aankanten, en verklaren, tegens alle, en allerlei Konftgreepen, die in gebruik zyn, of in ge» bragt mogten worden, om de Natuurlyke Bevalligheden van de Hoofden, of Lichaamsgeftalten der Natuurlyke Schoone te verbergen, of wech te neemen: gemerkt al zulke kwade practyken ten uiterften mishagende zyn, en alleen dienen kunnen, om de oplettenheit, en vuurige neiging van de Mannen te rebuteeren, en ,, te verwyderen, enz.

"

[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

"

دو

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

"

MYN Voorneemen is, om, in eenige volgende vertoogen, eenige grondleffen en leerregelen, voor's menfchen goed gedragh uit veele van de geleerdfte en befchaaffte Schryvers van alle tyden, by een te rapen;

ik hoop daar meede de gelegenheit te geven, dat men, met dezelven wel te be

tragh

:

traghten, alle gebrek in de natuur zal kunnen verbetere ieder niet regelmatige fchoonheit bevalligh, en, alle bevallige fchoonheden, oneindig bedagtzamer, zal kunnen maken..

Een tweede Brief van Britannicus is my ter hand gekomen, maar dezelve reede, welke ons belet heeft om den eerften aan 't gemeen meede te deelen, heeft ontrent deezen wederom plaats; maar wy hebben echter zoo groote agting voor het onder werp, en voor zyne aller juifte en rechtmatigfte behandeling 'er van, dat wy het hachlyke zullen loopen, van de weinige, die 'er zich door geraakt mogten gevoelen, en denken 'er te hard in behandelt te zyn, té mishagen om een meenigte anderen, welken er genoegen in zullen neemen, te verpligten, met dezelven in ons naafte deel te plaatzen: mits, dat Britannicus ons toefta, dat wy de Voorzegging, en de drie laatfte regelen van zyne vyfde Onderdeling, 'er aflaten, en de beduid letteren der eigen namen, in onbetekenende veranderen.

Hy zal zoo dra dit gedrukt is; lichtelyk begrypen, waarom, wy genootzaakt zyn dit te doen; en den voorflagh ten goede houdende, ons vereere met zyne nadere gedagten dien aangaande.

Wy hebben een Brief, getekent Dorinde, een anderen getekent H. L., en een derde van Claribella: de twee eerfte zullen geplaatft worden, in ons naaste stukje ; maar de derde, wat te ver uitgebreid zynde om

dien teffens te plaatzen, moet tot het volgende ftukje uitgefteld worden, wanneer de Dame te gemoet zien magh, dat het geval in zoo verre als ons werkje 'er toe bekwaam is, zal gemeen gemaakt worden; met al de Aanmerkingen, die ons na cene rype overweging van de stof, zullen kunnen by vallen.

Indien onze gevoelens (gelyk ik wel denk dat gebeuren zal) eeniger mate mogten komen te verschillen van die onzer fchoone Schryffter, zoo vleyen wy ons, dat zy het zal verfchoonen, om der opregtheit en onpartydigheits wille, welke wy vast gesteld hebben, in den gantfchen loop onzer Befchouwingen, onveranderlyk in agt te ne

men.

De Verzen van Simonides komen niet in allen deelen overeen met de palen die wy ons zelven gefteld hebben, mogelyk zullen ze aan andere Schryvers van Maandwerkjes beter te paffe komen. - En derhalven, of de Poëet geen ander afschrift 'er van mogte hebben, als dat 'er ons van is ter hand gekomen, zullen wy het, by de Uitgevers van dit ons Maandwerkje, verzegeld laten leggen, alwaar hy't, enkel by fchriftelyke opgaaf van de Latynfche fpreuk die aan 'thooft ftaat, zonder de minfte verandering of verminking, kan te rug bekomen.

EINDE VAN HET TWEEDE Deel.

« VorigeDoorgaan »