Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

neemen 0

digheit roemt, en luid roept van zyne dank baarheit, dogh door trotsheit, eigen liefde en baatzucht, tot dien belachlyke waan is opgeblazen, dat zy meinen nooit verplight te kunnen worden, en dat al wat men voor hen doed, hen verfchuld is, en over betaald word, door het gunft bewys van het aan te Goedheden aan de zulke bewezen, uit enkel medelyden, over den benarden staat en naaren toeftand, daar zy in geraakt waren, zeggen zy, waare staatkundige ftrecken, van den goeddoender; by had 'er zyne reedenen voor, en wift wel waarom hy dus vrindschap wilde maken, men kon hem ook plaifier doen: en die vrindschap en dat plaifier doen, word dan wel zoo gewaardeert, en zoo breed uitgemeten, dat, het nooit moet komen te gebeuren, dat de Perfoon, aan wien zy de hoogfte verpligtingen hebben, met zyne oogen, handen, of uitdrukkelyke woorden, betoont met hen van gedagten te verschillen: of zy durven wel dreigen van dien te zullen laaten loo-. pen, en hem niet meer te bezoeken, - en, waarlyk, zy zyn dikmaals niet beter als hun woort: een klugtige wys van erkennen;

[ocr errors]

maar niettemin, een zekere dienst voor den geenen die hun onverftand en dwaaze trotsheit, uit enkele goedaardigheit en meêgaantheit, en om hun te leiden, te raden, en ten nutte te wezen, dikmaals veel te lang aan de hand gegaan zyn; en dus weder dikmaals eensflags van geduurzame ongeneugten en laftigheeden verloft worden; maar 't is belachlyk, en teffens vermakelyk genoeg,

om

om op te merken, hoe dezulken, daar ze dogh in haar Ziel weten verplight te zyn, en gehouden te wezen, onaangezien al haare kromme fprongen, om hunne goeddoenders te moeten vieren, en ze niet te kunnen ontbeeren, dat ze, zegh ik, die zelf, eer het zoo ver komt, wel zouden willen doen begrypen, dat de zaken in den omgekeerden ftand zyn; en eindelyk zich verbeelden, die wel zeer fraaikens haar ongenoegen getoont, en hen vry wat vernedert te hebben, met 'er zich zoo groots van af te scheiden.

Zoo een Perfoon, van die wyze van denken, eenige gunft aan iemant komt te bewyzen, gelyk hy uit trotsheit, zoo hy 'er anders de magt toe heeft, gereedelyk doed, zal hy niet alleen den geenen die ze ontfangt, maar ook alle die 'er eenige betrekking toe hebben, zynen slaven voor eeuwig denken te wezen.de zulken moeten voortaan nogh wil, nogh keus, nogh schikking in hunne zaaken hebben: alles moet gedaan en verrigt worden, volgens het overmagtig oordeel van den mynheer, en zoo die eens vind, dat men anders voorneemens was, [ik laat ftaan gedaan hebbe] als hy begreepen had dat gefchieden moeft, dan is 't zeker, dat hy, van dezulken, niet vrindelyker spreekt, als trotze menfchen gewoon zyn te doen, van laage onwaardige, ondankbaare, zoo niet van Godt een eervergeten menschen.

[ocr errors]

Zulk een zot moet men zich altoos voor wagten, men is 'er altoos in gevaar meede,zoo wel met hem te believen, als met hem te bele. digen; egter dewyl de zulken zolden verber

gen

gen wat ze denken, zoo zynze nogh de gevaarlykfte niet, men kan ze gemakkelyk met een uiterlyk ja, en mynheer heeft gelyk, voorthelpen,- egter moet men'er van zeggen, dat de geene die 'er oplettenheit voor hebben, en hun verpligten, een groote voorraad van goedaardigheit in hunne Zielen bezitten moeten; en, dat de geenen die 'er zich van willen laten verplighten, zulke laage Zielen moeten wezen, dat ze vervolgens geen medelyden verdienen, wanneer hen de flegte behandelingen gebeuren, die zy voordagtelyk te gemoet geloopen waren.

Nogh is 'er een derde zoort, min flegt en bedrieglyk als de eerfte, min ondeugend en verdraaid als de tweede, en, egter, nogh meer als genoeg waardig om misagt te wor den: deeze zyn zeer dankbaar, zoo lang als gy niet ophoud met hen te verpligten; zy genaken u met meer uiterlyke onderwerping als gy begeert; zelf tot verveelens toe, moet men hunne betuigingen hooren, en zich zien verheffen tot boven de ftarren, als men zich met hen in gezelfchap bevind; zy meeten uwe gunftbewyzen uit, als gelukken hen gebeurt, en daar zy moedig op zyn: - maar komen ze eens om iets te vraagen dat u niet gelegen komt te geven, zetten zy al dat voorgaande ter zyden, trekken al die fraaie dingen die ze van u gezegt hadden in, geven gebeurde zaken een ongunftigen uitlegh, en gaan dikmaals zoo ver van u te befchimpen, en lasterlyk de grootste bespottelykheden aan te wryven.

Deeze foort is zoo gemakkelyk niet te

ken

kennen, daar diend tyd toe, eer men 'er zich voor komt te wagten: maar eens ontdekt zynde, moeft men ze in vollen dagh ten toon ftellen, om te beletten, dat anderen 'er niet even eens door bedroogen wierden. Geen eenen waren Zelfsling kan ooit een waare Dankbaare of opregte ziel bezitten; want of fchoon de zelfsliefde ons neigt, om iemant die ons bemint, voor een tyd weder te beminnen, zal zulk een, niettemin, zoo dra 'er maar de minfte gelegenheit tot groozer voordeel voorkomt, zyn genegenheit zeer geredelyk verplaatzen.

. Wat de Dankbaarheit van een Minnaar voor zyne Meeftreffe aangaat, of omgekeert, daar ontrent heb ik reets, in myne aanmerkingen over den Brief van Amintor, getoont, dat zulk een ding 'er in de wezentlykheit niet is: de daden tuffchen verliefden, bestiert wordende door een overmogende hartstoght, gefchied de keus niet uit erkentenis, fchoon ze plaats zou fchynen te hebben; of, zoo 'er de hartstoght niet is, zoo is de daad maar eene toeftemming, gegrond op andere redenen, om te huwen, met iemant die men niet bemint: en nooit kan dat

dankbaarheit wezen, of men het fchoon zoo noemt; zich voor zyn leven te verbinden met iemant, dien men daaglyks ongelukkiger maken moet, door denzelven telkens nieuwe, bewyzen te geven van den weerzin die men er tegen heeft, is dat dankbaarheit ?

Neen, zulk een gedragh, is, op zyn best genoomen, een baatzughtig eigen belangs en 't is nooit uit genegenheit of erkentenis

dat

dat mans- of vrouwsperfoonen, hunne genegendheden zoo bitteren geweld aandoen.

:

AMELIA, de zeer ryke Amelia, trouwde, na een langduurig vryen, met Melanius, een Heer van gering Vermogen: maar waarom deed ze het? die het weet, zal zeggen, enkel en alleen om gevoegzaam agter de Bruiloftskleederen, en den naam van Vrouw, de uitwerkzelen van haar wangedrag, met Politis, haar Muzicqmeester, te verbergen vraag het haar, en zy zal zeggen, dat zy haar Perfoon en Vermogen aan Melanius gefchonken heeft, enkel en alleen, in erkentenis, van zyne standvastigheit. Maar dien zoo begunstigden man, moet het eens in zyn gedagten neemen, om zich te beklagen over haare onverschilligheit, of de misagting die hy om haar geld moet uitstaan of in eenigerhande manieren, laten giffen, dat hy minder onderwerping, eerbied, en oplettenheit voor haar heeft, als eer hy verwaardigd wierd haar man wat zeg ik,

te wezen: wie zou hem dat raden durven ? als men indenkt voor welk een flegten Kerel de geheele wereld hem zoude aanzien, - een bloed die geen geld had! zulk een ryken vrouw! zoo te behandelen: wel! welk een ondankbaarheit zou dat niet wezen!

Zoo wy in de geheimen van de getrouwde onder de menfchen zien konden, vrees ik, dat 'er veel te veel huwelyken zouden gevonden worden, in welken, zoo onder mannen als vrouwen, de Dankbaarheit, niet meer als een Masques geweeft was, om er min

prys

« VorigeDoorgaan »