Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors][ocr errors]

't Zal wel gaan, als 't begint te gaan.

DE NAVORSCHER,

EEN MIDDEL TOT GEDACHTENWISSELING EN LETTERKUNDIG VERKEER TUSSCHEN ALLEN, DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN, OF IETS KUNNEN OPLOssen.

[blocks in formation]

Hoe kunnen de 2eerste regels van dit je gevoegelijkst verstaan worden; hangende en conditioneel, alsof er het partiekeltje e of ¿ży vóór stond? of mag men dat 92 eveneens opvatten alsof er geschreven ware ov? of eindelijk, zijn de aangehaalde verzen, zonder dien omslag, op eene geleidelijke en genoegzaam bevredigende wijze uit te leggen? Ode 8, vs. 7—9.

[blocks in formation]

LAGE.

3. Etruscisch-Phoenicisch kompas in 't Museum te Florence. In verband met onze beschouwing van Sir WILLIAM BETAM's Etruria-Cellica (*), staat ons ééne zaak te vermelden, die ons als allermerkwaardigst getroffen heeft. Er bevindt zich namelijk, in het Museum te Florence, een bronzen Etrusco-Phoenicisch zeekompas van acht punten, met een Medisahoofd in het midden. Daaromheen copt een opschrift, door BETHAM overgezet met de woorden: In den nacht, op eene reis uit of t'huis, in (bij) altijd gelukkig zeilen in helder is de koers van gaan bekend. De vier hoofdstreken loopen spits toe, de tusschenwindstreken zijn stomper; doch het Medusahoofd, op zulk eene plaats, maakt onze bevreemding gaande. Niets, in geheel de heidensche mythologie, brengt ons meer in de war, dan dit beminnelijke monster, met haar slangenhair en vleugels, en vlammige straalkroon. Welligt zou, bij naauwkeurige be

keur, met het oog op het gedrag der knapen
volgens den 7den en 9den regel? of zoude men
soms, de echtheid van het woord betwijfelen-weer,
de, eene gepaster uitdrukking weten?

Fragment van Saffo.

Κατθανοῖσα δὲ κείσεαι

't Grootste gedeelte der gewis voortreffelijke, ofschoon uiterst scherpe en bijtende Ode, waarvan dit fragment een gedeelte heeft uitgemaakt, is verloren gegaan: bovendien heeft dat kleine overschot nog niet eens in zijne oorspronkelijke volkomenheid tot ons mogen komen. Immers de 2de en 3de regel schijnen eenige kritische hulp te behoeven, om met juistheid weer te geven wat de dichteres bedoelde. Ook de woorden apavi in den 5den, ten minste πέδαυρον en ἐκπεποταμέναν in den 7en en 8en versregel zullen wel verandering beDI. VIII.

(*) Etruria-Celtica: Etruscan Literature and Antiquities investigated; in which the Language of that ancient and illustrious People is compared and identified with the Iberno-Celtic, and both shown to be Phoenician. R. D. S., F. A. S., etc. etc., author of various historical By Sir WILLIAM BETHAM, Ulster King at Arms. V. P. and archaeological works. 2 vols. 8°. Dublin, P. D. HARDY and Sons: London, R. GROOMBRIDGE; BOONES.

1

schouwing, dit overblijfsel met zijnen zeestarvorm, tot oplossing der verborgene geheimenissen kunnen bijdragen."

Zoo schrijft de Literary Gazette for 1842, p. 911. Ons bevreemdt een kompas, in zulk een' tijd. Wij weten wel, dat wij hier aan geene magneetnaald mogen denken, maar toch..... een kompas! Is dit voorwerp werkelijk datgene, waar men het voor houdt? Is het echt? Waar vindt men het beter beschreven, uitgelegd en afgebeeld? Wij hebben het werk van BETHAM niet.

En is het Medusahoofd ook de zonnegod, met stralenglans? Dit komt, onzes oordeels, bij windstreken beter te pas.

J. H. VAN LENNEP.

4. Comes Palatinus Caesarinus. Deze titel werd door den Duitschen Keizer FERDINAND in 1627 te Praag, aan een' Doctor in de Regten, ten eeuwigen dage, voor hem en zijne nakomelingen verleend. -Was dit een adellijke titel of niet?

5. Senior Scholarcha en administrateur van de kerk van den jongen St. Pieter, te Straatsburg, omstreeks 1640.

Kan iemand eenige inlichtingen omtrent deze betrekking mededeelen?

6. Van lazuur met een arm. Van lazuur met eene wolk uit de linkerzijde van het schild komende. Uit deze wolk steekt een geharnaste regterarm, een doodsbeen in de gesloten vuist houdende. Uitgenomen het schild, zijn de kleuren of metalen der overige figuren niet te bepalen. Boven het schild start een helm, en daarboven, als heljiceken de arm met het doodsbeen. Zou iemand eenige inlichtingen kunnen geven aangaande dit pen, en aan welke familie dit behoort?

toernooi, in eene der Noord-Nederlandsche
steden gehouden, en waar de sterkte opgege-
ven, die gewoonlijk de glavien of lansen
de benden, die, of het gevolg, dat de baander-
heeren en ridders te velde bragten hadden?
Majoor K.

9. Terningen en terlingen. In de schutmeesters rekening van SWEDER DE VOECHT, 1480, voorkomende in de Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht, zesde jaargang, vindt men, onder andere, aangeteekend: »Item van 1m ijzeren terningen in haecbuscloten te gieten," enz. en van hondert terningen die men in serpentgenen cloten goet, xxvij pont wegens," enz. Voorts in de bekende ordonnantie op de zeevaart van Keizer KAREL den Vde, 1549, te vinden als bijlage achter het 2de deel van Hollands Rijkdom, door LUZAC, art. IV, wordt de uitrusting van schepen van verschillend charter bepaald, en onder de munitien treft men aan: »Hagelgeschut, Vierwerck, IJseren, Terlingen, Darden, enz." Nu is het blijkbaar dat hier de comma tusschen IJseren en Terlingen te veel is, men vraagt: wat zijn ijzeren terningen of terlingen? Majoor K.

10.- Hendrik van Schuylenburch. Ik bezit een' brief, geteekend HENDRIK VAN SCHUYLENBURCH, 28 Julij 1744, handelende over polderzaken van Zuid-Holland. Hij schijnt Regent van eene der steden aldaar (vermoedelijk van Gorinchem) te zijn geweest. Wie was hij? N. Q. S.

[ocr errors]

11Karel, Erfprins van Denemarken en Nodegene was KAREL, die zich in 1707 noemde: CHARLES par la grace de Dieu Prinwaéréditaire de Danemarc, Norweghe, etc. •Duc de Sleswic-Holstein, de Stormarn et de Ditimischen Conte d'Oldenburg et de Del

7.- Pluggedansjes. De Schout-bij-adenhorst..etc. etc."? Was hij de in 1680 geSTAVORINUS verhaalt in het le deel zijner boren CAROLUS, zoon van CHRISTIAAN V, , KoReize van Zeeland, enz., gedaan in de jaren ning van Denemarken en Noorwegen en broe1774-1778, bl. 111 en 112, het volgende der van Koning FREDERIK IV? Maar vanwaar staaltje, hoe men zich, tijdens zijn verblijf te dan zijn titel van Erfprins, daar aan gezegSamarang, op partijen vrolijk maakte: »Bij den Koning FREDERIK reeds in 1699 een zoon gelegenheid van dit feest, dansten twee Ouwas geboren, die in 1707 nog leefde? — En derlingen van de gemeente van Samarang, na- vanwaar dan KARELS aanspraak op het toenmelijk de Fiscaal en de Luitenant van de Ar- malig Bisdom, thans Vorstendom, Lubeck, tillery, een Pluggedansjen, bekend onder den van welke aanspraak hij den 19den Julij 1707 naam van het Haagsche Officiertjen, om het door bemiddeling van den Koning van Engegezelschap wat te vermaken." land, en van de Staten-Generaal der Nederlanden, afstand deed ten behoeve van zijnen neef (sic) Hertog CHRISTIAAN AUGUST, door hem genoemd Administrateur de Sleswic? Genoemde CHRISTIAAN AUGUST was immers zoon van CHRISTIAAN ALBERT, Hertog van Holstein-Gottorp, welk huis reeds vóór het jaar 1600, het bestuur over het Bisdom Lubeck uitoefende? Immers de jongere zonen van

Men vraagt: wat is een pluggedansjen, en wat was dat "Haagsche Officiertjen", waarover de zedige vlootvoogd eenigzins geërgerd scheen: toch geen quadrille des lanciers?

8.

Majoor K.

Toernooijen en glavien. In welk werk kan ik de beste beschrijving vinden van een

dat huis waren Bisschoppen en Coadjutoren van gezegd zoogenaamd Stift, waarvan Eutin de hoofdplaats is?

Engeland nam op zich om aan Prins KAREL voor dien afstand jaarlijks £ 4000 te betalen en de Vereenigde Nederlanden 4000 Kroonen (Ecus, monnoye de Hollande). Wat hadden de Vereenigde Nederlanden met die zaak te maken? N. Q. S.

12.

Schilders-anachronismen. In Notes and Queries van 7 Februarij 1857, bl. 115, worden eenige schilders-anachronismen opgegeven. Daarbij worden ook een aantal schilders van de Hollandsche school genoemd, die in hunne voorstellingen de tijden niet getrouw zijn gebleven. Zij zijn: DE VOS, HEMSKIRK (!), BREUGH (!). Verder leest men: »Een ander Hollandsch schilder teekende ABRAHAM, op het punt van ISAAC dood te schieten met een kavalerie-pistool, terwijl een engel het zundgat bevochtigt door eene zeer menschelijke daad." — Welk schilderstuk en welke schilder wordt hier bedoeld? En is de voorstelling een ernstig stuk of eene, hoezeer dan ook ongepaste caricatuur?

PHILO-INDICUS.

13. Indië en de Schilderkunst. Het heeft mij steeds verwonderd, dat in Nederlands Indië de liefhebberij voor de schilderkunst zoo weinig ontwikkeld is.

Bij geen enkel particulier vindt men een schilderstuk

van eenige waarde. De eenige verzameling van schilderijen is in de vergaderzaal der Indische Regering op het palcis van Weltevreden. Deze verzameling bevat de portretten van al de Gouverneurs-Generaal van Nederl. Indië, met uitzondering van dat van den Heer Mr. ALBERTUS JACOBUS DUYMAER VAN TWIST. Misschien is dit echter nog te verwachten. Voorts vindt men daar de portretten van eenige Stadhouders en hunne gemalinnen, dat van

Lord MINTO, die van Z. M. WILLEM I, WILLEM II en

WILLEM III, en eenige voorstellingen van zeegevechten. Soms wordt wel de opmerking gemaakt, dat het zonderling is, dat de portretten van Sir THOMAS STAMFORD RAFFLES en van JOHN FENDALL aan de verzameling ontbreken. Deze verzameling bevat vele schoone stukken, die vooral te beter te waarderen zijn, sedert de schilder des Konings, Radin SALEH, ze heeft gerestaureerd. Jammer echter, dat het lokaal, waarin zich de schilderijen bevinden, volstrekt niet daarvoor geschikt is. Het bestaat uit eene zaal en twee kamers. De zaal is lang en van goede evenredige hoogte en breedte, maar het licht valt alleen door de ramen, die vlak over de portretten zijn, zoodat men zeer veel moeite heeft om een gezigtspunt te vinden, vanwaar men de stukken behoorlijk kan onderscheiden. Voorts heeft de zaal volstrekt niets schoons; zij is smakeloos, zelfs gemeen geverfd; er staan stoelen in, die een eenvoudig particulier nict in zijn huis zou dulden, de vensters zijn behangen met wit katoenen gordijnen, afgezet met

rood katoenen draperien, terwijl de portretten hunner Majesteiten half verborgen zijn achter blaauw katoenen gordijnen, afgezet met valsch goud galon!

Ziedaar alles wat men voor de schoone schilderkunst in

Indië over heeft. Het is bedroevend; maar dikwerf heb ik mij afgevraagd, waarom niet jeugdige schilders van talent naar Indië komen, om de onbeschrijfelijke schoone natuur dezer landen, of de eigenaardige toestanden van het volk op het doek weder te geven. Zulke stukken,

met talent volbragt, zouden niet alleen in Indië, maar ook in Europa gretig tegen goede prijzen gekocht worden. Dat men hier geene goede schilderstukken bij particulicren aantreft, is niet toe te schrijven aan minachting van de kunst, maar eenvoudig daaraan, dat zij er niet zijn, met uitzondering van een paar fraaije stukken van Radin SALEH, waarvoor hij ook goede prijzen gemaakt

heeft.

Behalve een stuk van den schilder PAYEN, is mij in Nederland geene schilderij bekend, die op Indische toestanden of natuurtooneelen betrekking heeft. Ik stel er echter belang in te weten, welke stukken van dien aard in Nederland te vinden zijn, en eene opgaaf daarvan in dit geacht Tijdschrift zal mij veel genoegen doen.

PHILO-INDICUS.

In de Geuzen, uitgegeven door BILDERDIJK, 14. Historische schilderij te Leeuwarden. 's Hage, 1826, in het 2de deel, de Ophelderingen, bl. 19, staat: dat VAN HAREN bij geval te

Leeuwarden in een' winkel boven de toonbank eene schilderij gevonden heeft, waarin 's lands gesteldheid van zaken, sedert het begin van de Beroerten tot in het midden van 1572 ver

beeld werd. De schilderij moet van een kunstrijke, poëtische vinding geweest zijn. In een gedeelte van de schilderij moeten zich bevonden hebben aangezigten van Nederlanders en Spanjaarden, luisterende naar het pleidooi, dat VIGLIUS VAN AYTA doet, ter gunste van den Burgemeester VAN STRAALEN, die teregt wordt gesteld. Deze waren waarschijnlijk alle naar het leven genomen of naar familieportretten geschilderd. Bijna alle die

Nederlanders moeten tot de Geuzen behoord hebben. Zou iemand ook kunnen zeggen waar deze schilderij is? T.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

MAURITS opdroeg; en in 1611 vertolkte hij, in
Fransche verzen, de Minnedichten van HOOFT.
Wie was R. -J. DE NÉREE?

18.

J. L. A. I.

heeft HEN

[ocr errors]

laten. Het bewijsstuk, dat hij in zijn geheel opgeeft, luidt aldus:

Namen der persoonen die na vertooninge van behoorlicke kerkelicke attestatien of oock wel na voorgaende gesonde belijdenis hares ge

van den Olijfberch toe gestaen is te verschijnen aen CHRISTI heilige tafel in het ghebruijck van sijn heilich en hoogwaerdich avondtmael, Ao. 1671.

Hendrik Geldorp. Onder het pseu-loofs van de waerde leden des Kerckenraets doniem van GRATIANUS VENERUS, DRIK GELDORP in 1558 uitgegeven: D. RUARDUS TAPPART, Enchusani, haereticae pravitatis primi et postremi per Belgium inquisitoris apotheosis; waarvan in 1600 eene vertaling het licht zag, getiteld: De hemelvaart des eersten ende oversten vervolger der Christenen in Nederlant, RUART TAPPER, enz. Mede is van hem bekend: Van de armen toe onderholden.... JOHANNIS LODOVICI VIVES twee boeken. Uit den Latijn deur HENDRIK GELDORPIUM. Thantwerpen bij WILLEM SILVIUS, 1566, in 8°. Met pri- | vilegie. Wie was HENDRIK GELDORP?

J. L. A. I.

[blocks in formation]

21.-Avondmaalgangers te Antwerpen. De Heer GÉNARD zegt in een Notice sur JACQUES JORDAENS (*), dat deze Antwerpsche schilder in 1671 (dat waarschijnlijk het jaar is van. zijnen overgang van de Roomsche tot de Hervormde kerk) voor de eerste maal, op 78jarigen leeftijd, tot het Avondmaal werd toege

(*) Geplaatst in den Messager des Sciences Hist., voor 1852. De schrijver teekent nog in eene noot aan, dat, sedert het jaar 1659, jaarlijks eene lijst werd opgemaakt van de namen van al de Hervormden van Antwerpen.

-VAN DEN

Volgen nu de namen, waaronder men, behal-
ve dien van JORDA ENS, de volgende aantreft:
VAN BRAKELEN met sijn huisvrouw; -
HEUVEL met sijn moeder;—HOOFT;-Mevrouw
RAM en haer dienstmaecht; — Sinjr. VAN GAN-
GEN; PAULUS VAN PROVIJN, de jonge;
FRANCO VROMANS;

SIMON DE ASSIGNY;

ANNA KOPPENOLLE, enz.
Wie kan meerdere inlichtingen aangaande
personen geven?

deze

Mo.

22. Waisarium. De oudheidkundige RAEPSAET citeert in Oeuvres complètes, t. III. p. 353, de woorden: »Rex PIPINUS in quatuor partes comitis scaritos ad perquirendum Waisarium misit." Hoe vertalen of verklaren onze geleerden dat Waisarium?

BH'.

23.- Weha-dinc. Wat is wel de woordbeteekenis van Weha-dinc in het navolgende citaat van GRAFF, Altd. Sprachschatz: »De pugna duorum quod Weha-dinc vocant." Dat hier het tweegevecht bedoeld wordt is duidelijk; maar wat is de kracht, de beteekenis des woords?

BH'.

24. De schaar. In het werk van Dr. WESTERHOFF, de Kwelderkwestie, zegt Z. Ed. bl. 8, onder de aanteekeningen: "Een mijner vrienden verzekerde mij, dat hij zich herinnerde, vroeger ergens een werk gezien te hebben met platen, op welke verschillende symbolische strafoefeningen werden voorgesteld, en op welke hij ook voorgesteld gevonden had het dragen van eene zeer groote tot aan den grond afhangende schaar, met een draagband om den hals vastgemaakt. Ook had hij in hetzelfde werk een persoon afgebeeld gevonden, welke een afbeeldsel van eene schaar op eene der mouwen gedragen had." Wie kan mij dat werk met afbeeldingen opgeven of aanwijzen?

[blocks in formation]
« VorigeDoorgaan »