Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

TENBOGAERT zijne eerste regtsgeleerde opleiC2. ding genoot?

27. - Nicolaus de Frisia. In KIRCHHOFF, die Handschriftenhändler des Mittelalters, Leipz. 1853, vond ik op bl. 137 melding gealias maakt van eenen NICOLAUS DE FRISIA,

de Bolsvardia. Blijkens het daar aangehaalde slot van een handschrift, was hij in 1427 student te Oxford: »Explicit conflatus FRANCISCI DE MARONIS finitus per manus NICOLAI DE BODELSWERDIA, anno Domini 1427, in vigilia S. Barbarae Virginis, tum temporis Oxoniae Studentis." Ook komt hij voor in een handschrift van SUETONIUS, waar aan het einde staat: »NICOLAUS DE FRISIA, alias de swardia, librarius transscripsit."

30.- Bijdragen voor de belegerden te Maastricht 1679. » Alzoo bij den goetwilligen ende alle goede patrioten nijet behoort nagelaten te worden alle mogelicke wegen ende middelen, een ijegelick in syn regard nae syn gesteltenisse ofte gelegentheijt te soucken, aen te wenden ende in t' werck te stellen, die eenigtsins zoowel tot wederstant, afbreuk ende crenckinge van die vijanden des gemenen vaderlants ende welvaert als insonderheijt totte ontset Immers dat aengemerckt de groote lofwaerdige vroomider belegerde stadt van Maestricht zoude mogen dienen : cheijt, stantvasticheijt ende getrouwicheijt bij den burgeren soldaten ende anderen binnen Maestricht in de belegeringe verscheijden stormen ende jegens t' ongehoorde gewelt der gemene vijanden soo ridderlick betoont ende bewesen, men deselve nijet alleenlick en behoort te verlacten, mair oick als andere lidtmaten des vaderlants ende medestanders in

de gemene sake voor Godt ende de werelt gehouden ende verbonden is te doen, ende metter daet te bewijsen alle moBol-gelicke hulp ende bijstant tot gewis ontset ende verlossinge, soe ist dat wij ondergescreven, omme ons onzer conscientie ende plicht in desen te quijten, uijt onsen vrijen en goeden wille belooft ende verbonden hebben, beloven ende verbinden bij desen totte betalinge van de ruijteren, ende knechten, die men tot wederstant van t' gewelt der voors. vijanden hulpe ende verlossinge der voors. van Maestricht sal gebruicke, te contribuere voor eenen tijt van twee maenden alle maent sooveel als elck van ons met sijn gewoonlicke

Wie weet meer van dien NICOLAUS DE BOLSWARDIA? ὑπερβόρειος.

28. Naturen-bloeme ten behoeve van Floris V. De Heer W. J. HOFDIJK zegt in zijn werk over de Nederl. Letterkunde, bl. 60: >>Ook bewerkte hij (JACOB VAN MAERLANT) op aanzoek van den Zeeuwschen ridder NICOLAES VAN CATS, ten behoeve van Hollands Graaf FLORIS de Vijfde, het Liber rerum van THOMAS CANTIPRATANUS, onder den naam van Bestiaris of Naturen-bloeme enz." Ook wij gelooven dat met HOFDIJK; maar vragen desniettemin, waar is het bewijs, waarop ZEd. zoo stellig zeggen kan, dat dit ten behoeve van Hollands Graaf FLORIS V geschiedde? Draagt het werk zelf daartoe eenig gegrond bewijs bij?

29.

DAMNUM.

signature ofte hantscrift ondergeschreven heeft, te betaelen
in handen van alsulcken penninckmr. als binnen elcke stede
ofte plaetse van Hollandt, dair deser zaicke geordonneert
sal worden onder eedt ende cautie van dairaff behoorlick te
verantwoorden, sonder eenig salaris dairvan te genijeten,
mits, dat in dese goetwillige contributie oick regardt zal ge-
nomen worden op degenen, die dairtoe versocht zijn, sonder
redenen ofte billicke onschult hen dairinne onwillig sullen
maken, om in andere contributie den goetwilligen dairtegen
te recompenseren ende haire goetwilligheijt te laeten genije-
ten.- Gedaen in den Haege den XXIIII ende andere da-
gen des maents Junij anno XVe negen ende tzeventig.'
Deze bovenstaande acte vond ik in het Archief der stad

[ocr errors]

IJsselstein. Ze doet mij vragen, of hieromtrent iets naders
bekend is, en of in meer steden dergelijke overeenkomsten
zijn aangegaan?
H. R. D. B.

31.- Mopshonden. Wat is de oorzaak dat het echte ras der mopshonden verdwenen is, en, zoo er nog een enkele mogt bestaan, weet iemand dien aan te wijzen? H. v. C.

32. Opene zee aan de Noordpool door een' Nederlander ontdekt. Er bestaat eene Geschiedenis van het Koninklijk Genootschap van Lon

- Inquisitie in de XIIIde eeuw. »De oorlog tegen de ongeloovigen (de kruistogten) wekte den geest van onverdraagzaamheid op," zegt ROYAARDS, en hij voegt er bij: »Wat beproefd was tegen de Mahomedanen zocht de kerk vervolgens ook tegen de ongeloovigen in eigen' boezem, tegen de ketters, die ongeloovigen aan de kerk! uit te oefenen. Hieruit ontstond aan het einde van dit tijdperk de inquisitie, die zich vervolgens krach-den, tig openbaarde. Wat zij vermogt, toonde reeds in de XIIIde eeuw een KOENRAAD VAN MARBURG ook hier te lande enz." (Zie ROYAARDS, Geschiedenis van het Christendom in Nederland, dl. I. bl. 241.)

Weet iemand mij ook van dien KOENRAAD VAN MARBURG of van de Inquisitie in de XIIIde eeuw in Nederland nader te berigten? De vrager meent, dat er in die eeuw in Utrecht ketterbranden heeft plaats gehad. Waar kan men daarover nader inlichting vinden?

DAMNUM.

[Over KOENRAAD VAN MARBURG zie men GIESELER, Kirchengesch., Th. II. Abth. II. p. 583-585, en de schrijvers daar aangehaald.]

tot de Verbetering van natuurlijke kennis, door Dr. BIRCH, in vier deelen, 4°. 1756. Daarin komt, onder andere, het volgende

voor:

»Vraag [aan den Heer GREY, die in Groenland was geweest]. ""Hoe digt is het bekend, dat iemand bij de Noordpool gekomen is?"" Antwoord: » "Hij zeide mij eens, op de kust van Groenland, een' Hollander ontmoet te hebben, die zwoer, dat hij op een' halven graad van de Noordpool geweest was, en hem zijn journaal gewezen had: iets, dat ook door zijn' stuurman getuigd werd: waar zij geen ijs noch land, maar allemaal water gezien hadden." Er wordt pittig bijgevoegd: "dit schijnt ongeloofelijk." Zoo meldt mij de Literary Gazette for 1836, p. 146.

-

Kan men ook nagaan, wie die Nederlander | rij is VENUS (LUCIFER) het koper, aan welk geweest is?

[blocks in formation]

34.

[ocr errors]

Loer, iemand een loer draaijen. Van ping en den val des menschen. Dit verband waar dat spreekwoord?

[ocr errors]

PR.

35. Baccalaureus, Fr. bachelier, Eng. bachelor, naam aan hem gegeven, die in de eene of andere faculteit aan eene hoogeschool gepromoveerd is. Vanwaar komt die naam?

PR.

36. Rouw dragen. Bij verschillende volken wordt dit door verschillende kleuren aangeduid. In Polen is die kleur rood of violet, bij de Arabieren blaauw, bij de Romeinen en, ook in vroegere eeuwen, bij de Franschen wit, tegenwoordig bij de meeste volken van Europa zwart. Wat moeten die kleuren beteekenen, en zijn er ook nog andere als teekenen van rouw in gebruik? PR.

37.-Van Zompeel te Oversween(Overveen?). Volgens den Marquis DE ST. SIMON (des Jacinthes etc.) een kweeker van Hyacinthen in de 18de eeuw. Is er iets naders van hem bekend, en waar waren zijne tuinen gelegen?

[blocks in formation]

39.

[ocr errors]

LAGE.

De groene liverij des duivels. In het vijfde bedrijf van den Lucifer, zegt de aartsengel URIEL, berigt gevende van den slag:

» Hij (LUCIFER) ... steeg te wagen, Omringd van zijn staffiers en groene liverijen." Wat mag de reden zijn, waarom de dichter aan de afvallige engelen de groene kleur toekent? Ik heb hier van mij zelven niets dan een paar gissingen. De eene is, dat het groen de kleur der slang is, en dus der onopregtheid; de andere, dat VONDEL, of dien hij navolgt, het oog gehad heeft op die geheimzinnige beeldspraak, waardoor ieder der hemellichten aan een metaal geëigend is, wat vooral in de taal der Alchymisten plaats vond: waarin de zon het goud, de maan het zilver, SATURNUS het lood, MARS het staal enz. beteekent. In deze

metaal de groene kleur eigen is (*).

Weet iemand mij iets mede te deelen, waardoor of deze gissingen vervallen, òf de eene of de andere tot zekerheid wordt?

40.

JOH. RUD. STEINMETZ.

Vondels Lucifer. VONDEL en MILTON beiden stellen een verband tusschen den afval van een deel der engelen, en de schep

is echter niet hetzelfde bij beide dichters. Wel zijn het bij beiden de gevallen engelen, die den mensch verleiden, maar bij VONDEL was ADAM reeds geschapen toen de engelen opstonden, en was het de afgunst over de aangekondigde verheffing van diens zonen, die tot de weerspannigheid der hemellingen aanleiding gaf. Bij MILTON zijn de engelen reeds verslagen door den Messias, wanneer deze de aarde en den mensch schept, en was het de wraakzucht dier ter hel gedoemde magten, die hun ADAMS ongehoorzaamheid deed bewerken. Het schijnt ondanks dit verschil, waaruit de onafhankelijkheid der beide dichters van elkander blijkt, dat hier een welligt middeleeuwsch voorbeeld ten grondslag ligt, dat beiden bekend was. Kent ook iemand zoodanig een Latijnsch, misschien Italiaansch stuk, dat, van deze stoffe handelend, eenigen naam heeft gehad? Moet men hier denken aan de schriften der Kerkvaderen, zoo vraag ik, welk Kerkvader het kan zijn?

JOH. RUD. STEINMETZ.

41. Zilveren schulpschaal. Onder mijne berusting is eene gedreven zilveren schulpschaal. Binnen in de holte der schaal is het wapen der stad Leyden, in den rand der schaal 8

vakken, waarvan er 5 de verschillende werkzaamheden eener lakenfabrijk voorstellen, de andere vakken schijnen op handel en nijverheid betrekking te hebben. Er staat op de schaal naam noch jaartal vermeld, doch zij moet een geschenk zijn der stad Leyden. Kan iemand mij ook mededeelen, wanneer, aan wien en waarvoor deze schaal is uitgereikt? Zij is keurig bewerkt en in doorsnede ruim 40 centm. groot. Misschien zoude dit in de | Thesauriers-Rekeningen van Leyden te vinden zijn. K. v. S. No. 2.

42. Geboorteplaats van Elisabeth van Nassau. Uit de resolutien der stad Middelburg blijkt, dat aldaar op den 15den Mei 1577 ge

In de Duitsche Sagen verschijnt de duivel gewoonlijk in het groen, soms in het zwart, of in het rood gedoscht, zoo als in GÖTHE'S FAUST, MEPHISTOPHELES, wanneer dit stuk wordt vertoond; het staat mij thans niet voor den geest, of de dichter dit eischt. De Sagen en VONDEL hebben gewis dezelfde reden om het groen te verkiezen.

[blocks in formation]

J. BOUMAN.

44. Genootschap: tendimus ad idem. Wie kan mij daarover eenige inlichtingen verschaffen? 't Moet te Utrecht bestaan hebben. In 1778 was 't althans nog in wezen. Wat beoogde 't? Wie waren de oprigters? Wie later er leden van? Wanneer is 't opgeheven, ontbonden, te niet gegaan, verdwenen? Welke werken gaf 't uit? 23 April.

45. — Naamsoorsprong van Meppel. Wie kan mij de afleiding van den naam van 't "Drentsche Rotterdam" bezorgen (zoo als Meppel reeds in 1789 genoemd werd)? ec

[ocr errors][merged small][merged small]

47. De Zwanebroederschap te 's Herto-(II. genbosch. Wie kan mij zeggen, zoo 't oirbaar is, wat doel die broederschap beoogt, wat zij uitwerkt, wat haar hoofdstatuten zijn?

23 April.

48. A. W. Costerus. Gaarne wenschte ik te weten, of de schrijver veler (?) stichtelijke boeken van dien naam, dezelfde is als ALBERTUS WILHELMUS COSTERUS, die als Predikant 't laatst te Zuidhorn (in Gron.) stond en in 1790 overleed. Mogt mijne gissing juist zijn, dan zal men mij verpligten, wanneer men mij niet alleen de titels der werken opgeeft, wier auteur hij was, maar ook eenige bijzonderheden uit zijne levensgeschiedenis.

E. B.

49. Geschied- en Staatk. Onderzoek over den tijd, wanneer Philips II-ophield Heer der Vereenigde Nederlanden te zijn. Arnhem, 1781. 8°. Dit zonder naam des schrijvers verschenen werk, wordt Bibl. Tewaterana, p. 301, No. 1894, aan G. VAN HASSELT; Bibl. Kemper. p. 343, No. 2809, aan Mr. H. TOLLIUS en op den Catal. van de Bibl. der Maatsch. van Nederl. Letterk. te Leyden, II. bl. 54, aan Mr. C. G. HULTMAN toegekend. Wie is de schrijver?

50.— Onze koopvaardijvloot. 1o. Waaraan zoude het toe te schrijven zijn, dat tegenwoordig zoo veel Nederlandsche koopvaardijschepen verloren gaan, terwijl vijftien jaren vroeger die koopvaardijvloot beroemd was, om de weinige scheepsverliezen niet alleen, maar ook om het weinige, of meer nog onbeschadigd uitleveren der vrachtgoederen? 2o. Moeten deze ongelukken worden toegeschreven aan een minder doelmatig (minder zwaar) tuig?

3o. Moeten deze ongelukken worden geweten aan zwakker bemanning?

4o. Of zijn deze oorzaken te vinden in het uitsparen van eenen geneesheer?

50. Zoude het niet wenschelijk zijn dat na volbragte akademische studiën en bekomen doctoralen graad elk gegradueerde minstens twee reizen naar Java als scheepsgeneesheer gedaan had, voor dat hem vergund werd zich in ons land te vestigen? De scheepsgeneesheer toch dient kundig zijn, want hij staat geheel op zich zelf.

Bij de menigte ongelukken bij onze koopvaardijvloot, is het mij voorgekom en deze vragen te mogen rigten tot kundige denkers. in den lande.

D. SCHELTEMA.

TOELICHTINGEN EN TEREGTWIJZINGEN OP VROEGERE ANTWOORDEN,

Engelsche tooneelspelers in de Nederlanden bl. 27; vgl. III. bl. 17, Bijbl. 1853, bl. xl en liv). Tot aanvulling van hetgeen over dit onderwerp in vorige nommers van dit tijdschrift voorkomt, diene nog het volgende:

"Betaelt aen ROBERT BRONY, Engelsman ende zyne medehulpers, tsamen vyftien guldens, over gelycke somme hem toegevoucht voor t verthoonen ende speelen van verscheyden comedien ende historien, mitsgaders t doen van verscheyden sprongen, by hem zoo voor Burgermeestren als voor de gemeente deser tie van dato vii Oct. 1590. stede verthoont, blijckende by de Ordonnanxv gl."

Thes. Rek. van Leyden, Ao. 1590, bl. 463.

.. ELSEVIER.

[Belangrijke bijdragen tot dit onderwerp, vindt men bij Mr. L. PH. C. VAN DEN BERGH, 's Gravenhaagsche Bijzonderheden, dl. I. bl. 20-23.]

Zoo doof als een kwartel (II. bl. 343; vgl. III. bl. 336). Een kwartel onderscheidt zich niet door doofheid; evenmin als een garnaal zich onderscheidt door gebrek aan geheugen, (spreekwijze: Hij heeft een geheugen als een garnaal). Beide uitdrukkingen zijn spotternijen; een spotter zoekt dikwijls de personen, die hij bespot, belagchelijk te maken, door hen in eenig verband te brengen met zonderlinge beelden. Men zegt ook nog, zoo dom als een ezel, eene eend, eene gans. Een spotter vergelijkt alzoo een mensch bij een dier; en hij noemt een bepaald dier om de uitdrukking te versterken en tegelijk, door het oproepen voor den geest van een zonderling beeld, den lach op te wekken.

NOTA.

[Wij vinden de verklaring van NOTA niet zeer gelukkig. Was het waar, wat hij meent, dat men in zulke spreekwij zen eenen mensch belagchelijk zoekt te maken, door hem in verband te brengen met een dier, onverschillig welk, dan zou men hier een ander, meer bekend dier gekozen hebben. Maar het is zoo niet: er bestaat altijd eene bepaalde reden waarom men in die spreekwijzen dit of dat dier en geen ander noemt. Men zegt zoo dom als een ezel, een os, eene eend, eene gans, omdat die dieren inderdaad dom zijn, en in hij heeft eene memorie als eene garnaal, wordt niet het geheugen van den persoon met het geheugen van den garnaal vergeleken, maar de grootte van iemands geheugen gelijk gesteld aan de grootte van eene garnaal.]

Middelen tegen slangengif. De Guaco (III. bl. 98, Vr. XLVII, vgl. IV. bl. 82; Bijbl. 1855, bl. xxxviii). Ook op de vergadering der Engelsche Medico-Botanical Society van Woensdag 25 Mei 1836, werd de Guaco als een krachtig werkend middel tegen den slangenbeet aangeprezen; terwijl, in de localen der Royal Geographical Society, eene afbeelding van deze woekerplant, door den Heer WALDECK (waarschijnlijk den bezoeker van het aloude Palenque), te zien was. Lit. Gaz. for 1836, p. 344.

Op de bijeenkomst der Botanical Society van den 6den November 1840, werd een stuk voorgedragen, de Mikaina Guaco betreffende, hetwelk in de vergadering van den 20sten November uitgelezen werd. De schrijver, HARVEY geheeten, had lang onder de jagers van Zuid-Amerika gewoond en, in zijn eigen persoon, de kracht der Mikaina Guaco bewezen, ter voorkoming van watervrees. Men had hem, door een' schuimend-dollen hond in den duim gebeten, eten op etenstijd en daartusschen veertig dagen lang, volop, aftreksel van guaco doen drinken, en de beet had geene slechte gevolgen gehad. De waardij der guaco, in dat opzigt, is den inboorlingen wel bekend: gelijk tevens hare tegengifrijke eigenschappen en krachten tegen giftig kruipend gedierte. De echte jagers mengen haar vaak door 't hondenvoedsel, en daarom is dolheid onder de inheemsche honden eene zeldzaamheid. Lit. Gaz. for 1840, p. 753, 770.

J. H. VAN LENNEP.

Maria Heyns (III. bl. 160, Vr. 173; vgl. IV. bl. 140). LEGENDO ET SCRIBENDO en V. D. N. twijfelen aan hare verwantschap met anderen van dien naam. Het verdient opmerking, dat haar Bloemhof met verzen en prenten uit de Emblemata van ZACHARIAS HEYNS is versierd. J. L. A. I.

Tancredo de Rohan (IV. bl. 32, Vr. 31; vgl. bl. 333; Bijbl. 1855, bl. lvi, cxxxiv). In dit Tijdschrift is reeds meermalen sprake geweest van TANCREDO DE ROHAN en van zijn avontuurlijk leven. In eene onlangs uitgekomen Fransche roman van zeer gering belang, in elk opzigt, wordt het navolgende grafschrift medegedeeld. Het werd te Genève opgerigt, maar bestaat daar niet meer.

TANCREDUS,

ROHANI DUCIS FILIUS,
HIC SITUS EST,
QUI PATERNAE VIRTUTIS
ET TANTI NOMINIS

VERUS HAERES,

PRO PARISIENSIBUS OBSESSIS,
ANNO 1649, AETATIS SUAE 19,
FORTITER DIMICANS,

GLOBO FLUMBEO TRANSVERBERATUS

CECIDIT,

GENTIS SUAE FATO POTIUS QUAM SUO, OSTENSIS TERRIS TANTUM.

POSUIT.

MARGARITA BETHUNIA,

ROHANI DUCISSA,

VIDUA DOLOROSA, MATER INCONSOLABILIS, AETERNUM AETERNI LUCTUS SUI MONUMENTUM, QUOD MANES CINERESQUE DIU TESTETUR AMATOS.

Kleuren van de Nederlandsche vlag (IV. bl, 69, Vr. XXXVI; vgl. Bijbl. 1855, bl. li en lii). BILDERDIJKS gevoelen over den oorsprong en de kleuren der Nederlandsche vlag, leze men in zijne Aanteekeningen op oSSIANS FIN

GAL.

Ook vindt men bij VAN MEETEREN geboekt, dat de vloot, in 1599 tegen Spanje onder het bevel van den Admiraal PIETER VAN DER DOES toegerust, in drie smaldeelen was verdeeld, waarvan het eerste eene oranje, het tweede eene witte en het derde eene blaauwe vlag voerde. J. L. A. I. [Vergelijk hiermede de belangrijke aanteekeningen over dit onderwerp, door DELPRAT in het laatstuitgekomene stuk van NIJHOFFS Bijdragen.]

Pseudo-Lofredenen (V. bl. 200, Vr.CXXV; vgl. bl. 266, 342; VI. bl. 21, 45, 314; VII. bl. 172). Apologia seu laus Podagrae, BILIBALDO PIRCKHEIMERO auctare, te vinden in BILI. BALDI PIRCKHEIMERI Opera, ed. GOLDASTO. Francf. 1610, fol., p. 204-211. Vergel. NAV.

V. bl. 266.

J. C. D.

P. Paludanus (V. bl. 248, Vr. CLIII; vgl. VI. bl. 27, 82, 142; VII. bl. 142). T. 1. a. p. (VII. bl. 142) staat, dat GYSBERT UITERLIER

gezegd VAN DORP, gehuwd was met SAYS of
SAYET VAN SPIERINGSHOEK. Deze geslacht-
naam wordt verscheidenlijk gespeld, doch ge-
woonlijk SAYT of SAEYT. Men vergelijke o. a.
de geslachtlijst van BOUCKHORST en VAN DORP
bij GOUTHOEVEN en V. LEEUWEN. Genoemde
vrouw van GYSBERT VAN DORP heette AGNES,
was eene dochter van DIRK SAEYT van Spie-
ringshoek, en voerde van sabel met drie rozen
van zilver.
Mo.

P. T. L. Thronus Cupidinis (V. bl. 280, Vr.
CLXXVII; vgl. VI. bl. 207, 278, 315). Het
antwoord te vinden VI. bl. 207, moet geacht
worden onjuist te zijn; reeds is dit gedeelte.
lijk aangetoond (VI. bl. 278); maar er is meer,
dat verdient tegengesproken te worden, of-
schoon dit tot heden door den Heer B. N.
niet gedaan is, niettegenstaande de juistheid
zijner vroeger geleverde omschrijving van
het bundeltje (zie NAV. V. bl. 280) wordt be-
twist. Die omschrijving echter, mag blijkens
het reeds vermelde exemplaar der 2de uitgave
allezins juist genoemd worden; alléén het
door hem opgegeven getal van 34 plaatjes is
daarin slechts 32 stuks, maar derhalve nog
verder af van het getal van 48 stuks, terwijl
niet een van dezen den naam of het merk van
den maker bevat, maar bij elk derzelve, be-
halve de Hollandsche en Fransche versjes,
ook een Latijnsch versje is gevoegd.

Le Comte LOUIS DE MONGOMMERY, aan wien
het bundeltje is opgedragen, was denkelijk
een zoon van GABRIEL, door wien HENDRIK
de II van Frankrijk in een steekspel werd ge-
wond en aan de gevolgen daarvan overleed;
zij behoorden tot de Protestanten, doch van
welk Dusse hij Heer was, is mij nog niet ge-
bleken.
V. D. N.

Het slot Moyland bij Calcar (V. bl. 344, Vr.
381; vgl. VI. bl. 157, 283, 339; VII. bl. 78 en
236). Het slot Moyland behoort thans aan Jhr.
STEENGRACHT VAN DUIVEN VOORDE, Heer van
Till en Moyland, aan wien het in erfenis toe-
bedeeld werd uit de nalatenschap van zijn'
vader Jhr. STEENGRACHT VAN OOSTCAPELLE,
Directeur van het museum van schilderijen te
's Gravenhage, overleden in December 1846.
B. J. A. M.

Het slot Moyland bij Calcar. Hoe FREDERIK
de Groote in 1740 op het kasteel Moyland door
den bronmedicus SCHUTTE van Kleef met een'
latijnschen »lofgalm" verheerlijkt werd, kan
de Heer STEINMETZ, die naar bijzonderheden
rakende dat kasteel vraagt, vinden in Histor.
Beschrijving der doorlucht. daden, enz. van
FREDERIK de Groote, I. bl. 160 e. v. De »lof-
galm" is te lang van adem, om hem hier in te
lasschen.

DI. VIII.

23 April.

Het sluiten van den vrede te Munster in 1648,
in schilderij gebragt door Gerard Terburg (VI
bl. 137, Vr. 214; vgl. bl. 325; VII. bl. 147).
De portretten van alle de vredehandelaars
worden mede gevonden in AITSEMA'S Verhaal
van de vredehandeling, Amst. 1653, 4o.
J. L. A. I.

Werken van F. Ridderus (VI. bl. 235, Vr.
368; vgl. VII. bl. 45, 173 en 335). Bl. 173
sprak ik van de Huis-Catechisatie, 8ste druk
te Amsterdam, bij de Wed. GYSBERT DE GROOT
in 1700 uitgegeven. Nu kocht ik dezer dagen
eene andere uitgave van dit werk en wel den
4den druk: Gedrukt Anno 1669, bij MICHIEL
DE GROOT. In één jaar dus vier drukken!

In beide uitgaven is dezelfde opdragt, en
in de uitgave van 1700 beginnen dadelijk de
oefeningen, doch in die van 1669 zijn verzen
van SIMONIDES, ISAACUS LE MAIRE, JOH. VAN
NOOYE, CAROLUS URSINUS en anderen vóór de
oefeningen geplaatst. Achter de oefeningen
volgen in beide evenveel gezangen van S. SI-
MONIDES.

-

De Historische Hollander (zie bl. 46), is op-
gedragen aan een Jezuït te Antwerpen P. COR-
NELIUS HAZART, als antwoord, omdat deze
geschreven had tegen RIDDERUS Historische
Kerkspiegel. - De Hist. Hollander is in 1674
(niet 1673 als bl. 46 staat) uitgegeven te Rott.,
de Hist. Engelschman ook in 1674 te Rotterd.,
de Hist. Franschman ook in 1674 te Rotterd.,
de Hist. Spanjaart te Amsterdam in 1675, de
Hist. Kerkspiegel in 1673 te Rotterdam.

In het voorberigt van den Hist. Spanjaart,
vond ik ook genoemd als een werk van hem:
Het Bethesda der Ellendigen.
T.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]
« VorigeDoorgaan »