(2) Zatre, Alzire, Mahomet, het beftaan weigeren? Veel meer kan men deze vragen doen aangaande alle werken die de verbetering der zeden raken. Het menfchelyke hart heeft zo vele dieptens, is een zo wonderlyk zamengestelde doolhof, dat de verborgen' schuilhoeken van het zelve nauwlyks genoeg uitgevorfcht, en elk onzer bezwaarlyk met ene toereikende zorgvuldigheid voor de verleidingen van zyn' eigenen geeft gewaarschuwd worden kunnen. Waarheden daarenboven van het hoogfte gewigt dagelyks op nieuws te herhalen, is derzelver levendigheid in 't verftand te vergroten. Hoe zeer men ook van de noodzakelykheid der deugd tot het geluk overtuigd is, wanneer het denkbeeld van die noodzakelykheid verwaarloosd van wordt verlieft het zyne kragt, het wordt duifter, het vertoont zig zelden aan den geeft; en in die hachlyke ogenblikken der bekoring, wanneer de menfch zo zeer alle de befeffen van eer, deugd, pligt, ter afwering van het dreigende gevaar waarin hy is, van op ene rampzalige wys te vallen, van noden heeft, hebben deze befeffen geen vermogen op zynen geeft, dewyl zy hunne klaarheid, de. wyl zy die levendigheid verloren hebben, welke alleen her geweld der driften opwegen, en hare uitwerking stuiten konde. Dagelyks aan. onzen pligt te gedenken is ons aan onzen pligt te gewennen, en ons de deugd tot ene hebbelykheid te maken. Daar is meer. Ieder menfch heeft zyne byzondere wys van denken, en gevolglyk van de voorwerpen te vertonen. Het getal der zedenkundige fchryvers dan te vergro ten, is de gezigtpunten van onze pligten te vermeerderen, is nieuwe beweegmiddelen ter deugd aan de hand te gewen, is onze driften en beginfelen grondiger te doen kennen, en den menfch hoe langer hoe verder te brengen in de nuttigfte aller wetenfchappen, de kennis van zig. zelven. Nieuwe zedenkundige fchriften in de wereld te brengén is dan geen nutteloos werk. En al was het dat; at konde men zig daaruit gene de minfte verbetering voor de maatschappy beloven, wat zoude ons verbieden den boekhandel, en alles wat daartoe betrekkelyk is, meer of min te bevorderen door het uitgeven van gefchriften, van de welken men wel weet dat zy geen nut voortbrengen, dog de welken egter geen nadeel aan de zeden veroorzaken (3) zullen ? Zelfs in dat geval zoude men een nuttig werk doen. Zie daar de gronden waarop wy agten der wereld enen dienst te doen met het gemeen maken van een nieuw wekelykfch Blad, welks oogmerk wezen zal de deugd be minnelyk, de ondeugd hatelyk te maken, en den menfch door de kennis van zynen pligt tot het betragten van den zelven, en daardoor tot zyn geluk te leiden. Vier jaren lang heeft een fchryver, onder den naam van ONDERZOEKER, op ene wysgerige wys deze oogmerken getragt te bereiken. Niet vergenoegd met oppervlakkige befchouwingen, heeft deze fchryver tot in 't binnenste van 't menfchelyke hart gezogt doortedringen, en ten dien einde de eerfte beweeggronden onzer handelingen en gevoelens nauwkeurig uitgevorfcht. Heden legt hy de pen neder; dog zyne plaats. ftaat vervuld te worden door den Schryver wiens werk by dit Berigt het gemeen wordt aangeboden. De nieuwe Schryver doet zig, onder den naam van OPMERKER, als een jongeren Broeder van den ONDERZOEKER OP, en belooft in de voetstappen van zynen voorganger getrouwelyk te treden. Beide deze werken zullen ene allernauwfte betrekking tot ben; en zy die het eerfte met fmaak eren heb gelezen mogen geruft het twede nemen, verzekerd van zo weinig verfchil in de wyze van denken en fchryven te zullen vin den, dat zy niet zelden in't vermoeden vallen zullen, dat een en de zelve fchryver, onder enen verfchillenden naam, het een en 't ander werk heeft in de wereld gebragt. Alleenlyk zal de Opmerker, de beginfels van den Onderzoe ker voor zig hebbende, zo droge en afgetrokken' Vertogen, als velen in den Onderzoeker meer dan eens verveeld hebben, kunnen agter laten, en meer in staat zyn van alle zyne aanmerkingen te fchikken naar de vatbaarheden en den fmaak van allerlei foorten van lezers. Niettemin zal het werk van den OPMERKER onafhanglyk van dat van den ONDERZOEKER zyn, zo dat men om het eerfte compleet te hebben men juist niet behoeven zal het laatste te nemen. Gelyk de Onderzoeker meeft oorfpronglyke flukken, fchoon nu en dan ene overzetting 'er tusfchen gemengd werd, gegeven heeft, zo zal zyn opvolger ook meelt zynen lezer op ftukken van eigene vinding onthalen, hoewel by gene zwarigheid maken zal van ook nu en dan, wan neer meer hy iets fraais by buitenlandfche fcliryvers ontinoet, het zelve overgezet plaats in zyn werk te geven. Voor 't overige zal hy tragten zo veel verfcheidenheids in zyne Vertogen te brengen als 't hem mogelyk wezen zal, en vooral zal hy zyne pogingen aanwenden om fteeds het aangename met het nuttige te paren. L Hoe ver dit werk, zal uitlopen is ons onmogelyk te zeggen; alleen kunnen wy met zekerheid den Lezer op een boekdeel doen, ftaat maken, indien de Hemel den Schryver zo lang in leven en gezondheid fpaart. Hun allen die iets fraais of nuttigs het gemeen hebben medetedelen ftaat het vry hunne ftukjes, aan de hieronder genoemde Boekverkopers te zenden. Het oordeel van den Schryver alleen zal beflisfen of die verdienen geplaatft te worden. Dog hiervan kan een ieder verzekerd zyn, dat hy, in geval de Schryver zyne ftukjes gene plaats in 't werk oordeelt te kunnen geven, de zelven altyd by de Boekverkopers te rug zal kunnen bekomen. Byzonder lyk beveelt zig de Schryver in de gunft van allen die een regt digterlyk vuur bezitten. Kleine stukjes, te gering om afzonderlyk gedrukt te worden, zullen altyd, mits de vereifchte hoedanigheden hebbende, met erkentenis ontvangen worden. Deze Vertogen zullen alle Maandagen van heden over agt dagen, zynden den 26. October af, worden uitgegeven, en voor den gewonen prys van een en een halve fuiver by de volgende Boekverkopers te krygen zyn.' Te Amfterdam by de Wed. G. de Groot en Zoon, van der De mensch is een wezen dat by navolging 2. De meeste menschen verlangen naar het voe- ren van een' grootfchen ftaat. Het leven eens 3. De Ouden geloofden aan 't beftaan van Be- fchermengelen. Om fortuin te maken heeft 5. Verlegenheid waarin de Schryver zig bevond, toen by zyn 2de Vertoog moeft Schryven. Wat 'er tot een goed fpectatorfchryver No. No. 7. Over de onbestendigheid van't Humeur, en de voordelen die 'er uit zouden voortvloeijen, Bl. 49 8. Het benemen van de vryheid om over zaken van godsdienst te redeneren en te fchryven, 9. Waar het van daan kome, dat vele menschen de dieren voor blote konftwerktuigen houden. 10. De gierigheid wordt te regt van een ieder verfoeid; een verkwistende schraper wordt 13. Een man die ene coquette vrouw heeft is ten boogften te beklagen. De Coquetterie was ten tyde van Salomon niet bekend. Waarom wy No |