Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gescheiden door den zoogenaamden Zoel- of straatweg, loopende van het tolhek in Duivendrecht tot aan de ringsloot van den Bijlmermeer; langs deze ringsloot strekt die straatweg hem tot waterkeering tot nabij den Oostbijlmerpolder; langs dezen bestaat de waterkeering in eene kade, die van genoemde ringsloot af zich uitstrekt tot het Zwet, dat om den Holendrechter Veenpolder loopt. Langs dat Zwet gaat de kade voort tot aan den Klein-Duivendrechtschen polder en langs dezen tot aan de Ouderkerkerlaan, die ten noordwesten den polder begrenst.

De straatweg wordt door het Rijk onderhouden, de kade bij verhoefslaging. De eerste is langs de ringsloot van den Bijlmermeer hoog 0.13 tot 0.20 E. + AP. De Zoelweg is 1.17 tot 1.13 E. AP. Volgens het bestuur is deze ligging van den straatweg hier te laag, zoodat de Westbijlmer- en Laanderpolder bij oostenwind het water uit den Venserpolder over den straatweg heen in den zijnen krijgt.

E.

De hoogte der kade is langs den Oostbijlmerpolder 1.30 tot 1.10 AP.; langs het Zwet 1.15 tot 0.95 E. AP. en langs den Klein-Duivendrechtschen polder 1.20 tot 1.15 E.-AP. De Ouderkerkerlaan eindelijk ligt 1.20 tot 1.15 E. AP.

De schepradmolen des polders staat aan de ringsloot van den Bijlmermeer. Vlugt: 25.10 E. Middellijn van het scheprad: 5.58

E. Breedte der schoepen: 0.46 E.

Onder den straatweg naar Abkoude, waar deze den polder doorsnijdt, ligt een duiker die de watergemeenschap tusschen de beide deelen des polders open houdt. Bij gebrek aan water wordt door den molen ingetapt.

Zomerpeil: 1.85 E. AP.

De polder is groot 333 B. 93 R. 20 E., waarvan 5 B. 35 R. 52 E., bestaande in water, kadijken enz. aan den polder behoorende, geen lasten dragen; de overige gelijkelijk daarin dragen. Gemiddeld bedrag van den omslag in de jaren 1855-1859: ƒ 2.55 p. B. 's jaars. Drie poldermeesters, waarvan een tevens secretaris-penningmeester is, besturen den polder krachtens het octrooi van 19 December 1639. De openvallende plaatsen worden door de overblijvenden aangevuld.

DE HOLENDRECHTER- EN BULLEWIJKER POLDER.

Gemeenten Weesperkarspel en Ouderamstel.

Deze vereenigde polders zijn tegen de Bullewijk, de Holendrecht en het Abkoudermeer beschermd door eene kade, hoog 0.30 E. + AP., die voor gemeene rekening wordt onderhouden. Op dezelfde wijze wordt onderhouden de Zwetkade, die ten oosten, noorden, en noordwesten den polder omgeeft.

Een schepradmolen staande aan de Holendrecht bemaalt den polder. Vlugt: 25.30 E. Middellijn van het scheprad: 4.65 E. Breedte der schoepen: 0.44 E. In de kade langs de Bullewijk ligt een inlaatduiker.

[blocks in formation]

De polder heeft ééne schutsluis, uitkomende aan de Bullewijk. Grootte des polders: 542 B. 42 R. 94 E., waarvan verreweg het grootste gedeelte verveend is, zie later bij de verveeningen (Afd. IV § 4). Gemiddeld bedrag der lasten in de jaren 1855-1859: f 3. p. B. 's jaars.

Het bestuur bestaat uit vijf poldermeesters, die door de ingelanden worden gekozen.

DE OOSTBIJLMERPOLDER.

Gemeente: Weesperkarspel.

Ten noordoosten begrensd door den Weesperweg, die in onderhoud is bij de Commissarissen van het Zandpad, op welken weg de polderkade ligt; ten noordwesten door de ringsloot van den Bijlmermeer, langs welke hij verdedigd wordt door eene kade ter hoogte van 0.30 E. + AP., die door de aangrenzende landeigenaars wordt onderhouden, ieder voor zoover zijn land strekt.

Ten zuidwesten is de polder van den Westbijlmer- en Laanderpolder gescheiden door eene kade en verder begrensd door den Abkouder-straatweg; ten zuidoosten van den Gein- en Gaasperpolder enkel door afdamming van slooten.

Een schepradmolen, staande aan bovengenoemde ringsloot, maalt het overtollige water des polders daarop uit. Vlugt: 25.46 E. Middellijn van het scheprad: 5 E. Breedte der schoepen: 0.50 E. In den Abkouder-straatweg tusschen het Abkouder-tolhek en den Westbijlmerpolder ligt een inlaatduiker.

[merged small][ocr errors]

Grootte des polders: 410 B. 55 R. 50 E., alle belastbaar. Gedurende de jaren 1855-1859 is de jaarlijksche omslag gemiddeld f5.75 p. B. geweest, ten gevolge van buitengewone vertimmeringen aan den molen. Anders is die gewoonlijk aanmerkelijk lager.

Volgens het reglement van 1852 (Prov. Blad no. 120) bestaat het bestuur uit vier poldermeesters, die door stemgeregtigde ingelanden worden gekozen en uit hun midden een voorzitter benoemen.

DE GEIN- EN GAASPERPOLDER.

Gemeenten Weesperkarspel en Ouderamstel.

De waterkeering van dezen polder bestaat in het Weesperzandpad of de Weesperweg met eene kade langs de Gaasp, den weg in het Gein, de Hollandsche en de Stichtsche kade, den Abkouder-straatweg tegen het Abkoudermeer en het Zwet. De scheiding tusschen dezen en den Oostbijlmerpolder loopt langs eene sloot van den Abkouder straatweg af tot aan den Weesperweg, en bestaat alleen in afdamming.

De kade langs de Gaasp, de weg in het Gein en de Abkouderstraatweg zijn hoog 0.16 E. + AP. Genoemde kade en de weg in het Gein worden door de aangrenzende landeigenaren onderhouden, ieder zoover zijn land strekt. De Hollandsche kade behoort aan den polder en wordt voor zijne rekening onderhouden. De Stichtsche kade behoort aan den aangrenzenden Broekzijderpolder.

De polder heeft éénen schepradmolen staande aan den Weesperweg digt bij de Geinbrug. Vlugt: 26.2 E. Middellijn van het scheprad: 5.86 E. Breedte der schoepen: 0.51 E.

Er is één duiker aan het einde van de Water- en de Noordsloot,

om het hooge en lage land van elkander te scheiden, daar er 2 palm verschil bestaat.

Een inlaatduiker, liggende onder den Abkouder-straatweg aan het Zwet, behoort aan den polder. In den weg aan het Gein bevinden zich daarenboven zeven inlaatduikers van bijzondere eigenaren. Zomerpeil: 1.66 E. — AP.

Grootte des polders: 398 B. 61 R. 6 E. belastbaren grond. Gemiddeld bedrag der lasten in de jaren 1855-1859: ƒ 1.50 p. B. 's jaars.

Bij het reglement, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 19 April 1843 n°. 36, is het bestuur des polders opgedragen aan vijf poldermeesters door en uit de ingelanden te benoemen. De oudste in dienst zijnde is voorzitter.

DE RONDEMOLEN-, ROMOLEN OF BORRELANDSCHE POLDER.

Gemeente: Weesperkarspel.

Aan de noord-, oost- en zuidzijde loopt de polderkade langs den Overaatsveldschen polder; aan de westzijde is de Geindijk de waterkeering. Beide Geindijk en polderkade worden door de aangrenzende landeigenaars, ieder voor zoover zijn eigendom strekt, onderhouden. De Geindijk is 0.25 E. + AP.; de polderkade 1 E. AP.

De schepradmolen, die den polder droog houdt, staat aan den Geindijk. Vlugt: 22.50 E. Middellijn van het scheprad: 5.75 E. Breedte der schoepen: 0.35 E.

In den Geindijk liggen vier inlaatduikers.

Zomerpeil: 1.68 E. AP.

Grootte des polders: 212 B. 27 R. 64 E., die alle de volle lasten betalen. Gemiddeld bedrag van den jaarlijkschen omslag in 1855-1859: f 2.40 p. B.

Twee poldermeesters met eenen penningmeester, door de ingelanden benoemd, voeren het bestuur. De inrigting van dat bestuur is geregeld bij een notarieele overeenkomst door de gezamenlijke

ingelanden onderling gesloten op 6 Februarij 1731 en bij willige condemnatie door den Hove van Holland op den 12 Junij 1731 bekrachtigd.

DE OVERAATSVELDSCHE POLDER.

Gemeenten: Weesp, Weesperkarspel en Nigtevecht.

Wordt ten noorden beschermd door het Zandpad of den Weesperweg met eene kade langs het Smal Weesp; ten westen deels door den Geindijk, deels door de binnenkade, die den polder van den Romolenpolder scheidt; en ten zuiden door de Velterslaan en de kade langs de Vecht. Ten noordoosten wordt deze polder van den Binnenaatsveldschen gescheiden door den Aatsveldschen weg, en sluit hij voor een klein gedeelte aan de stad Weesp.

Het Zandpad en de Geindijk hebben eene hoogte van 0.30 E. + AP. De Vechtkade van 0.60 E. + AP. De Aatsveldsche weg ligt 1 E. AP. De Geindijk, Romolenkade, Vechtkade en de Aatsveldsche weg worden onderhouden bij verhoefslaging. Overigens komen de waterkeeringen niet voor rekening van dezen polder of zijne ingelanden.

Aan den Weesperweg, tusschen Weesp en de Geinbrug staat de schepradmolen des polders. Vlugt: 27 E. Middellijn van het scheprad: 5.75 E. Breedte der schoepen: 0.48 E.

Men telt hier achttien inlaatduikers, als: één te Weesp door de Vechtkade, twee aan den Weesperweg en vier door den Geindijk onder Weesperkarspel; tien door den Vechtdijk en één door den Aatsveldschen weg onder Nigtevecht..

Zomerpeil: 1.58 E. — AP.

De polder is in zijn geheel groot 601 B. 89 R. 49 E., waarvan 234 B. 45 R. 76 E. gelegen zijn in de provincie Utrecht, gemeente Nigtevecht, het overige in Noord-Holland.

99 B. 1 R. 30 E. maken den Kleinen- of Geinpolder uit, gelegen in het noordwestelijkste deel des polders, tegen den Geindijk, en veel lager dan de Groote polder, waarom die landen voor de bemaling f 0.10 p. B. meer aan polderlasten betalen dan de overige

« VorigeDoorgaan »