Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

DE

OPMERKER

TXFDE DEEL.

MDCCLXXVI—MDCCLXXVII

/ HARVARD UNIVERSITY LIBRARY

Aus Per

DER

VERTOO GEN

VAN HET

VYF DE DE E L

No. 209. Van de brieven, welken de fchryver ont

vangen, doch niet uitgegeeven of beantwoord beeft. Aanmerkingen over de natuur der afgodery in't algemeen, bet dienen van bet gouden kalf, bet knielen van Proteftanten voor't Eerwaardige, en de agting waar in de geeftlyken moeten wezen, betreklyk tot No. 162.

Bl.

210. Over de natuur van het gedicht. De eerfte
boofdstukken van 't boek Genefis bebben veel
gelykenis naar zeer oude liederen.

211. Grootmoedigheid en fterkte van geeft eene en
de zelve zaak.

212. Noodzaaklykheid van de dwaalenden in den
godsdienft met zagtmoedigheid te onderwyzen.
213. Van bet verhevene en geeftige.

214.

In boe verre de eigenschappen van een gebeel
van de eigenschappen der deelen kunnen onder.
fcheiden zyn. Het prediken der zedenkunde
verdedigd en daar de noodzaaklykheid van ge-
toond.

215. Over bet lacchen, bet belachlyke, het spotten
en boerten. Spotterny is niet bet befte middel
om de waarheid uittevinden. Spotten met
den godsdienft bestraft.

216. In de almanakken beboorde men voorschrif
ten voor de gezondheid van den gemeenen
man te vinden. Geen oordeel ligtlyk over der
menschen zaligheid te vellen uit het geen zy
op bun doodbed gezegd hebben. Waare aart
der bekeering. Een ftaaltje van een bedrieg-
lyk boroskoop.

9

17

25

33

41

49

57

No.

65

No. 217. Begrip van de wetten in't algemeen. Wet der natuur en Godlyke wetten. Onderfcheid daar van. Natuurlyke godsdienft. God is de regter der wereld. Volmaakte en onvolmaakte wetten. Kan God daaden ftraffen, die in gevolge van een volstrekt befluit gefchied zyn? Het leerstuk van bet volstrekte besluit gevaarlyk voor veelen. God is verzoenbaar. Lof van 't Christendom. Dwaaling, als dwaaling, nooit ftrafbaar. Wat pligt, zeedlykheid, regt en billykheid, wat verdienen is. 218. Betoog, dat God ook de zeedlyke regeerder, gevolglyk de regter der wereld is; tot een gevolg van No. 217. Hoe zig de geeftlyken omtrent de ongeloovigen behooren te gedraagen. 73 219.Onze vermaaken zyn verknogt met ons behoud en onze volmaaktheid. Wat die bevordert, is met vermaak, wat die hindert, is met fmert vergezeld. Of bet vermaak mooglyk beftaat in een verward gevoel van onze volmaaktheid, de fmert in het gevoel van onze onvolmaaktheid. Uit dat beginfel de onmiddellyke en middellyke vermaaken afgeleid. Wat het zeedlyke vermaak en de zeedlyke fmaak is. 220. . Al het wezenlyke in den menfch komt van God God is geene oorzaak van het kwaad, maar al bet goede, zo wel in de natuur als in de genade, is van God. Nutloosheid der twisten over de

*

werking van den H. Geeft in de bekeering. On.
gegrondheid der Prædeterminatio phyfica.
Verpligting om ons te volmaaken.

221. Het maaken van onderftellingen en zamenstel·
len den menfch natuurlyk. Geen kwaad gebruik
te maaken van de zamenftellen. Ydelbeid onzer
zamenftellen.

81

89

97

222. Hoe wy ons denkbeelden verkrygen. Grond van
ons geloof aan bet getuigenis van anderen. Wat
waarbeid is. Of'er waarheid is. Wat waar
fchynlykheid is. Verpligting om de waarheid
te zoeken.
223. Onverfchilligheid omtrent den godsdienft be-
ftraft, doch niet te verwarren met onverschil
ligbeid omtrent godgeleerde verfibilstukken. 113

105

No

No. 224. Het straffen van afgodery in Israël geen vervolgen om den godsdienst. Hoe wy droom van waarheid en een gek van een wys menfch on derfcheiden.

121

225. Verpligting der mannen tot een kuisch gedrag." 129
£26 Uitspanningen den menfch noodzaaklyk. De

geeft van verftrooying neemt meer en meer on-
der ons de overband, en wordt als een 'blyk
van fatfoen aangezien.

227. Geoorloofdheid van 't kaartspel, en bepaaling

van deszelfs gebruik.

228. Vervolg van No. 227.

229. Geoorloofdheid van het danffen.

230. Bewyzen van's menfchen onsterflykheid uit de

reden, bekragtigd door de openbaaring. Of de
menfch volftrekt rampzalig worden kan.

231. Verpligting om te werken tot welzyn der maat-
fchappy. Anderen gelukkig te maaken ftrekt
tot ons eigen geluk.

232. Van 's menfchen vryheid in't algemeen, en de
borgerlyke vryheid in 't byzonder. Borgerlyke
wetten. Goeddunklyke ftraffen.
233. Wat deugd is. Zy maakt gelukkig, ondeugd
ongelukkig. Belooning der deugd. Straf der
ondeugd. Hoe de ftraffen der zonde wegtence-
men. Door de bekeering, Het berouw. In wat
zin Chriftus de zaligmaaker gezegd wordt.
234. Over het regt der menschen op het leeven en
vleefch der dieren.

225. Vervolg van No. 234.

236. Eenige aanmerkingen op No. 188. en 't gehee

[ocr errors]

137

145

153

161

169

177

185

193

201

209

217

le werk. Over de Spelling der Nederduitfche taal. Die taal niet te veragten. Boertige ver taaling van de woorden Sot en Fat. 237. Waarbeden, die onverstaanbaar zyn en kwaad zouden kunnen veroorzaaken, moeten verzwegen worden. Chriftus voorbeeld hier omtrent. 225 238. Een onkuifch gedrag bederft de inbeelding voor altyd. De vrouwen behoorden mannen van een onkuifch gedrag uit haar gezelschap te verbannen.

233

No.

« VorigeDoorgaan »