Salomo, Volume 2

aard altijd befchouwen beftaan begeerte beginfels beteekenis bezit bijkans boom des levens daden denkbeeld derzelver deszelfs deugd deugdzame dezelve dezer Spreuk dien dikwerf dwaasheid edele eener eenige eerfte EFRAIM Efraimiet eindelijk elkander fchande fchandelijke fchatten fchen fchijnen fchoon fchrander flaan flechts fommige fomtijds foort fpraak fpreken ftaan ftaat ftand ftellen gaarne ganfche gebrek gefteld geheel gelijk geluk gevoelen gewigtige godloozen goed goedhartigheid grooter hart Hebreeuwen Hebreeuwsche heid hetzelve hoedanigheden hunne iemand indien karakter kwaad laatfte laatſte leven liefde lijk ling LOMO maatſchappij maken menfchelijke menfchen menigmaal misfchien moeijelijk nimmer nogtans onderfcheiden ondeugd onheil onze onzer oorfpronkelijke opregten plaatfen pligt regt Regter regtvaardigen rijk rijkdom SALOMO SPREUKEN XII ſtaat tusfchen verachting verdriet verfchillende verftand vermogen vertaling Vertoog vlijt vriend vrucht waarheid wanbedrijven wanneer wezen wezenlijk wien wier wierd wijs wijsheid wijze woord zedelijke zelfs zelve ziel zien ziet zijner zoodanig zulk