Beknopt Nederduitsch taalkundig woordenboek, Volume 4

angels Bedr beteekenis beteekent bezigt BIJB BIJBELV bijv bijw bijzonderlijk boom daad daer DECK deelw deszelfs dezelve dien digt eenig ding Eigenlijk elkander ergens tusschen evenveel gansche gebezigd gebruik geluid gemeene goed gÿj HALMA heb toege heb uitge hetwelk hetzelve HooFT hoogd iemand iets ital klank verschuldigd Klanknabootsend Klanknabootsend woord komt ligchaam lijk maken meerv mensch menstell naamval neders ontleend Onzijd OTTFRID oude oulings Overdr Overdragtelijk paard regt rekel roer rook schaak schapen schel schen schepen schieten schip schoon schoor schoot schuiven slaap slechts slempen spadelingen spelen spits Spreekw stal stamwoord steen steken steng sterk stof stok stoot tanden TATIAN tong trekken trommel trompetbloem tros trouw tuig tuilen tuimelaar turf uitholen uitschudden volgens KIL VOND voortgaan Voorts Vriesland waarmede waarvan water werktuig werkw wijn Zamenst Zamenstell zegt Zeker slag zulk zweed