HANDELINGEN VAN HET GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, ONDER DE ZINSPREUK SERVANDIS CIVIBUS. TWEEDE DEEL. 1623 f VRAAG, VOORGESTELD DOOR HET GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, ONDER DE ZINSPREUK SERVANDIS CIVIBUS: Welke middelen zyn, in kwaadaartige te zamenvloeiende Pokjes, de bekwaamfte en veiligste, om de Kwyling zo te regelen, dat zy niet te hevig woede, noch te traag in haaren voortgang zy; om dezelve, wanneer zy omtrent den elfden dag eensklaps ophoudt, op nieuw te verwekken; of indien zulks onmooglyk bevonden wordt, om de gevaaren, die uit zulk een toeval ontstaan, af te wenden? DOOR BEZO E T, Med. Doctor, Lid van de Keizerlyke Akademie der onder de zinfpreuk: EST QUADAM PRODIRE TENUS, SI NON DATUR ULTRA! Aan den Schryver van het welke de Gouden Gedenkpenning is toegeweezen. |