Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

43.)

Praeceptum Denariale, of Brief van vrylating van een Slavin, eigenhoorig
aan de Kerk te Elst, ten verzoeke van Bisschop Egilbold, door Koning
ZWENTIBOLD, volgends de Salische Wet, verrigt.

In den jaare 900.

In nomine (a) fanctae & individuae Trinitatis. ZWENTIBOLCUS (b) divina praeveniente clementia Rex. Cum fidelium no

(a) in nomine.] Dewyl aan deezen Brief zo wel in onze Handfchriften, als in de Uitgaven, de jaar - en dag - teekening ontbreekt, heeft zulks eene onzekerheid by my veroorzaakt, tot welk jaar men denzelven behoort te brengen. Dewyl Koning ZWENTIBOLD, vol. gends het eenpaarig getuigenis der Ouden, in den jaare 900 in een veldflag gefneuveld is, en wel op den 13. Augusti, of, gelyk REGINO Chron. Lib. II. p. 98. verhaalt, Idibus Augufti anni DCCCC., waar mede overeenstemt de ANNALISTA SAXO by ECCARD, Corp. Hift. med. aevi Tom. I. p. 234., hier in gevolgd door HEDA p. 67. en anderen, als mede door de Schryvers van L'Art deverifier les Dates p. 630., is het zeker genoeg, dat dezelve voor dien tyd moet gegeeven zyn. Doch wanneer nu, blyft onzeker. Het is wel zo, dat deeze Brief ten verzoeke van Bisschop Egilboldus, of gelyk BUCHELIUS heeft uitgegeeven, van Eylboldus, ('t geen egter, gelyk de Heer KLUIT Hift. Crit. Com. Holl. Tom. I. P. I. p. 24. te regt opmerkt, het zelfde is) gegeeven is; doch zulks vermeerdert de zwaarigheid; deels om dat verscheidene oude Schryvers, gelyk de ANONYMUS EGMONDANUS in Chron. ad An. 900. p. 24., de ANNALISTA SAXO, en anderen, deezen Egilbold, of Eylbold, niet als Bisschop fchynen gekend te hebben, maar Radbod als onmiddelyken opvolger van Bisschop Odilbald stellen, gelyk BUCHELIUS reeds opmerkte in Not. ad BEKAM p. 32. Het geen ook oorzaak is, waarom de Heer V. J. BLONDEEL gemeend heeft, deezen Egilbold uit de lyst der Utrechtsche Bisschoppen te mogen uitschrappen. Men zie deszelfs Befchryving der Stad UTRECHT, bl. 240-245. Deels ook, om dat, indien men in opmerking neemt den sterfdag van Bisfchop Otdilbald, het in den eersten opflag onmogelyk schynt, datzWENTIBOLD, ten verzoeke van deszelfs Opvolger, deezen Brief zou kunnen gegeeven hebben; want ZWENTIBOLD dan voor Odilbald zou moeten gesteld worden geftorven te zyn. Om deeze zwaarigheden

uit den weg te ruimen, zal het voornamelyk hier op aankomen, of waarlyk Egilbold den Bisfchoplyken zetel eenigen tyd bekleed heeft; endan, of de tyd, dien men hem moet toekennen, strookt met de sterfdagen van Koning Zwentibold, en Bisschop Odilbald. Wat het eerste betreft, dit is zeker, en daar in komen alle oude Schryvers, die van Bisschop Egilbold gewagen, overeen, dat men aan denzelven geen langer Regeering dan van ses, negen, of ten hoogsten tien maanden kan toeschryven, welk verschil gemaklyk te vereffenen is, dewyl tusschen den dood van Odilbald, en de verkiezing en aanstelling van deezen Bisschop, twee of drie maanden kunnen verloopen zyn. De kortheid nu van regeering, gedurende welke Egilbold niets aanmerkelyks heeft kunnen uitrigten, is ongetwyfeld oorzaak geweest, dat zommige Chronykschryvers geen gewag van denzelven maken, maar Bisschop RADBODUS als den onmiddelyken opvolger van Odilbald stellen. Welk stilzwygen egter, myns bedunkens, van dat aanbelang niet kan gerekend worden, om daarom alleen deezen Egilbold niet voor Bisschop te erkennen, daar het te gendeel van elders blykt. Ik zal my thands niet beroepen op HEDA p. 69. als te jong zynde; veel mindernog op latere Schryvers, welke Egilbold als Bisschop erkennen; doch het getuigenis van BEKA is by my van meer gewigt, welke pag. 31. uitdrukkelyk getuigt, dat, na doode van Odilbald, deeze Egilbold, als Dertiende Bisschop van Utrecht, den zetel beklommen heef 'er byvoegende, qui tamen Pontificium parvo tempore gubernavit; gelyk hy, van deszelfs dood spre

[ocr errors]
[ocr errors]

دو

ftrorum petitiones ad effectum perducere cum-
mus, omnino animos eorum erga noftram uti-
litatem reddimus promptiores.
Ideo noverit
omnium

kende, ook zegt, Egilboldus Epifcopus, Trajectensem Ecclefiam faltem ad decem menfes régens, VII. Calendas Octobris in Domino feliciter obdormivit; welk verhaal de Schryver van 't Magnum Chronicon Belgicum pag. 71. Edit. PISTORII, woordelyk overgenomen heeft, offchoon HEDA in zyn affchrift fchynt gelezen te hebben fex menfes, hoedanig een tyd van zes maanden JOANNES A LEYDIS Chron Belg. L. VI. C. 17. p. 100. ook getuigt, dat deszelfs Regeering maar zougeduurd hebben. Het verhaal nu van deeze opgenoemde Schryvers kan nog nader bevestigd worden door een oude, onuitgegeevene, en op perkament geschrevene Lyst, of Catalogus Episcoporum Trajectenfium, onder my berustende, en eindigende met Bisfchop Davidvan Burgondien, waar in dit navolgende voorkomt.

[ocr errors]

ODILBALDUS 12. ann. 34. Obiit anno Domini 900. 4. ydus Decembris.

[ocr errors]

EGILBALDUS 13. menf. 9. Obiit anno Domini 901.

27. Kal. Octobris.

tur.

RADBODUS 14. Ann. 17." &c.

[ocr errors]

By deeze bewyzen voege men eindelyk het verhaal
van den ouden Schryver van het Leeven van Bisschop
RADBODUS by SURIUS in Actis Sanctorum 29. Novemb.
pag. 652. alwaar hy Cap. 4. dus spreekt;,, Inter
EGILBERTUS" (ongetwyfeld dezelfde, als EGILBOL-
DUS:) Ultrajectensis Ecclefiae Praeful vitam cum
" morte commutat. Tractatur de substituendo idoneo
pastore, miraque Cleri & populi confenfione, non fi-
ne nutu Dei, RADBODUS omnium digniffimus cenfe-
Idem est Arnulphi, qui tum regni moderabatur
habenas, itemque principum de co judicium. Itaque
Cleri, Regis, principum, populi ftudio & voluntate
vir Sanctus, primo quidem hujus rei ignarus, po-
stea vero diu reluctans, Episcopus creatur." Wan-
neer men nu by alle deeze getuigenisfen nog in opmer-
king neemt het onwraakbaar bewys, het geen uit dee-
ze onze Charter, welke alle kenmerken van egtheid
draagt, getrokken kan, en moet, worden ter betooging,
dat werkelyk deeze Eylbold, Egilbold, of Egilbert,
den Utrechtschen zetel eenigen, schoon korten, tyd be-
klommen heeft, zie ik geene redenen, om denzelven
uit de lyst der Bisschoppen uitteschrappen, maar dat
werkelyk deeze Brief op zyn verzoek gegeeven zy door
ZWENTIBOLD, en wel voor den 13. Augufti des jaars 900,
zynde den dag, waarop gemelde Koning sneuvelde.-
Maar hoe het dan te stellen met den fterfdag van Bis-
schop ODILBALD? welke in de aangehaalde Lyst, gelyk
ook by HEDA p. 63., BEKA P. 31. en anderen, gezegt
wordt overleden te zyn anno domini 900. 4. 1dus De-
cembris, of den 10. Decemb., en dus ongeveer vier
maanden later, dan de dood van Koning Zwentibold is
voorgevallen, terwyl in het CHRONICON EGMONDA-
NUM, en by anderen, zonder melding van den eigenly-
ken dag en maand, deszelfs dood insgelyks gebragt
wordt tot het jaar 900. Doch dit jaartal schynt my toe
zynen oorfprong verfchuldigd te zyn aan den tyd, waar
op de ledigstaande stoel weder vervuld is geworden, 't
geen die fchryvers, welke den juisten dag en maand in
hun verhaal wilden invoegen, niet genoeg fchynen op-
gemerkt te hebben, en daarom in dien misflag vervallen
te zyn, om op dat jaar, waarin men zynen navolger eerst
benoemd vindt, ook zynen dood te stellen, met dat ge-
volg, dat men dus den dood van zynen opvolger Egil-
bold moest brengen in het volgende jaar 901, op den
25. September.
Om kort te zyn, geloof ik,
dat men den dood van Odilbald moet stellen voorgeval-
len te zyn op den 10 December des vorigen jaars 899.
M 2
Dit

[ocr errors]
[ocr errors][merged small]

4

[ocr errors][merged small]

48

CHARTERBOEK DES HERTOGDOMS GELRE,

omnium Sanctae Dei (c) Ecclefiae fidelium ejus acquiescentes, datis poftea (g) in muta-
futurorum fcilicet & praefentium noftrorum uni- tionem, ut Lex Salica docet, duobus man-
versitas, quoniam (d) quidem fidelis nofter,
nomine (e) EGILBOLDUS, Episcopus, aures
pietatis noftrae adiit, humiliter depofcens, ut
unam e familiae jure (f) Ecclefiae S. Mar-
tini in ELSTE, Odburg videlicet, liberam ac
ingenuam fecissemus. Nos quoque petitioni

[blocks in formation]

brengt den dood van Odilbald op het jaar DCCCXCIX.
De ANNALISTA SAXO p. 234., stelt insgelyks deszelfs
dood voorgevallen te zyn in den jaare 899. Het zelf-
de doet ook JOANN. A LEYDIS Chron. Lib. VI. C. 16.
p. 99., schryvende,,, Anno domini octingentefimono.
nagefimo nono, quarto Idus Decembris, obiit in
Chrifto Sanctus Pater & dominus ODILBALDUS,

دو

دو

دو

Antiftes Trajectensis, postquam Episcopio praefuis„fet annis triginta tribus." Het gezag van welke Schryvers wy denken genoegzaam te zyn, te meer om dat de waarheid van dit verhaal ontegenzeggelyk uit deezen onzen Brief van zelfs moet volgen, welke ten verzoeke van Egilbold niet kon gegeeven zyn, indien deszelfs voorganger Odilbald eerst op den 10 December des jaars 900, en dus ongeveer 4 Maanden na doode van Zwentibold, gestorven ware. Het staat dan vast, dat Odilbald in het laatst van 899. overleden is, en dat dus Egilbold in 't begin van 900. hem opgevolgd, doch na zes, of ten hoogsten, negen of tien maanden die waardigheid bekleed te hebben, op den 25 Septemb. des zelfden jaars 900. gestorven zy, wanneer hem Radbodus, na eenigentyd van beraad, of, gelyk zyn Leevensbeschryver spreekt, diu reluctans, en dus waarschynlyk eerst in 901. als Bisschop is opgevolgd. Uit dit alles nu moet volgen, dat deeze onze Brief niet met den Heer Fr. V. MIERIS omtrent het jaar 898, maar ongetwyfeld tot 900, of het laatste regeeringsjaar van Koning Zwentibold moet gebragt worden, gelyk ook myn waarde Amptgenoot CHRIST. SAXE van die gedagten is, Monogramm. Hist. Batavae pag. 19.

(b) Zwentibolcus.] Dus heeft het MS. Codex Traditionum. In de uitgaven, als mede in het Liber Caten. staat Zuentiboldus. Over welke verschillende manier van schryven zie, het geen MABILLON aanteekende de Re Dipl. Lib. V. pag. 414.

(c) Sanctae Dei Ecclefiae.] Dus in de MSS. BuCHELIUS heeft, te onregt, Sanctae Trajectinae Ecclefiae gegeeven. Even eens spreekt Koning ZWENTIBOLD in een anderen Vrygeevingsbrief van eenige Eigenhoorigen van den jaare 898, by JOAN. MANTELIUS Histor. Losfenf. L. II. pag. 32. Noverit omnium Sanctae Dei Ecclefiae fidelium futurorum fcilicet & praefentium induftria.

(d) quoniam quidem.] In de beide MSS. qm.qui dem, het welk by verkorting van schryven altyd be. teekent, quoniam quidem, niet quandoquidem, gelyk de Uitgaven hebben. PAPIAS in Not. Liter. pag. 1661. QM. Quoniam. In de oude Notae Juridicae, onder de overige Grammatici Latini van PUTSCHIUS p. 1679. staat kwalyk gedrukt, On. Quoniam, voor Qm. Quoniam. Ik denke egter, dat men alhier verder lezen moet, quidam voor quidem. Dus staat ook in den reeds aangehaalden Vrylatingsbrief van 898, welke genoegzaam woordlyk met den onzen overeenkomt, quoniam quidam fidelis nofter, venerabilis Comes, scilicet Angilramnus, enz.

(e) Egilboldus.] Dus hebben uitdrukkelyk onze beide Handschriften. By BUCHELIUS, en uit hem by MIERIS, leest men Eylboldus.

[ocr errors]

(f) e familine jure.] In de Uitgaven, e familia juris. SCRIVERIUS teekende op den kant van zyn Exemplaar aan, Forte, Famulitii." Het geen egter onnoodig is. Dus leest men in een ander oud Formulier agter de Formulae van MarcuLFUS Num. 8. p. 122. quem fervilis conditio hactenus addictum tenuit inter hujus Ecclefiae familiam. Meer voorbeelden hier van kan men vinden by DU CANGE Gloff. Tom. III. p. 332.

cipiis praefatae Ecclefiae prius; & poftea secundum Legem Francorum denarium ejus excutientes, & fic eam fervitutis vinculo liberavimus, & ingenuitatis ei confirmationem tribuimus. Nos quoque eminentiae noftrae apices ei fieri, atque confcribi jussimus, per quos

nota

duobus man

geeven, datis poftea in commutationem, ut Lex Salica
docet, duobus mancipiis praefatae Ecclefiae propriis;
Et poftea enz. Ik denke, dat men lezen en aanvullen
moet, datis pro ea in commutationem
cipiis praefatae Ecclefiae prius; & poftea fecundum
Legem Francorum denarium [de manu] ipfius excutien-
tes, & fic eam fervitutis vinculo liberavimus. Het
was namelyk de gewoonte, dat, wilde men iemand, die
dienstbaar, of eigenhoorig, aaneen Kerk, of Godshuis
was, vrylaten, in deszelfs plaats eerst, of voor af, prius,
twee, of drie andere Slaven weder als eigenhoorige, aan
de kerk, overgegeeven wierden. Dit geschied zynde,
dan wierd naderhand, poftea, een stuk geld, gemeenlyk
een Denarius, ook wel een ander Muntstuk, uit de
hand van den vrygelatenen door den Koning uitgeflaa-
gen, ten teeken, dat de vrylater geen recht meer op
zynen Slaaf behield. Om derhalven den zin van deeze
plaats volkomen te maken, hebben wy gemeend, de
woorden de manu hier tusschen in te moeten zetten,
welke door nalatigheid der uitschryveren te onrecht uit-
gelaten schynen te zyn. Ter bevestiging van dit zullen
wy een en ander voorbeeld van een diergelyke vryla-
ting hier by voegen. In de Formulae Alfaticae van
ECCARD, Num. IV. p. 235. vindt men dit navolgen-
de; Notum fit omnibus Sanctae Dei Ecclefiae fideli-
bus, - qualiter fideles noftri illi & illi tradide-
runt duo mancipia fua propria ad Monafterium novum
& concambiaverunt inde
Puellarum in Brixia
liberum dimitteremus.
quemdam Servum N. ut
Nos vero manu propria nostra excutientes de manu fu-
pradicti N. denarium - - Secundum Legem Salicam
eum liberum dimifimus, & ab omni jugo fervitutis ab-
folvimus. Van 'sgelyken in een Brief van den jaare 887.
by MARTENE Thes. Anecdot. Tom. I. p. 51. leest men;
Omnium fidelium noftrorum - - noverit folertia, quo-
niam quidam fidelis noster Odo comes, feu Abba Coeno-
bii - Beati Martini, adiit culmen imperialis noftrae
dignitatis, pandens, quomodo jam pridem quidam Le-
vita, Aldegarius nomine, una cum Canonicis praelibatis
(Lees, praelibati) Sancti Martini, ex eorum propria
familia - quemdam famulum, Leuthardum nomine,
commutaverat, & in recompenfatione ejusdem mancipit
ex fuis propriis tria - partibus S. Martini, fuo-
rumque Canonicorum, perpetualiter habenda pro fervitute
ejusdem dederat. Supra qua re clementiam noftrae di-
gnitatis petiit, ut imperiali more praeceptum noftrae
dignitatis fieri juberemus, per quod decernere dignare-
mur, ut ab hodierna die, & deinceps, jam praenomi-
natus Leuthardus ab omni vinculo fervitutis liber habe-
atur. Cujus petitionem rationabilem profpicientes,
imperiali dignitate nostra decrevimus, ut more praede-
cefforum Imperatorum ac Regum noftrorum, videlicet
a manu ipfius Leuthardi denarius excutiatur, quate-
nus - notum omnibus habeatur; enz.
dien het geen Eigenhoorige van eenige Kerk, maar van
den Vrylater zelven was, behoefde wel niet eene zodanige
ruiling, of concambium, van andere slaven tegens den
vrygelatenen te geschieden, doch de plegtigheid van het
uitwerpen van een stuk gelds uit de hand van den vry-
gelatenen bleef dezelfde. Dus getuigt Koning LODE-
wyk in zynen vrylatingsbrief van den jare 906, te vin-
den by GOLDASTUS, Conft. Imp. Tom. III. p. 300.
en MARQ. HERGOTT, Gencal. Dipl. Augustae Gentis
Habsburgicae Vol. II. part. 1. p.65. Noverint omnes
fideles nostri quia nos - quendam proprium
fervum nostrum - --in praefentia fidelium noftrorum
per excussionem denarii de manu illius juxta Legem Sa-
licam - dimifimus, & ab omni jugo fervitutis ab-
folvimus. Dus ook in een anderen Brief, uitgegeeven
by MABILLON de R. D. Lib. VI. p. 556. Servum
juris nostri manu propria a manu ejus excutientes dena-
rium fecundum Legem Salicam libertum fecimus. —
Dit zy genoeg tot staving van onze gedagten, ten op-

In

(g) in mutationem. enz.] De lezing onzer beide Handschriften heb ik gevolgd. BUCHELIUS heeft gezigte van de egte lezing van deezen onzen Brief; doch

tevens

notamus (h), atque firmiffime praecipimus, Capellani recognovi. Actum Niumaga (0)
ut praefata (i) Odburg ingenua fit, & fub in- regali Palatio in Dei nomine feliciter. Amen.
genuitatis nomine fecura atque illaesa omni tem-
pore firmiter permaneat ita, quafi ab ingenuis
parentibus (k) creata vel nata. Et ut noftrae
confirmationis authoritas inviolabilem obtineat
firmitatem, annuli noftri impressione fubter (1)
fignari jussimus. Signum (m) Dni ZWEN-
TIBOLCHI Regis. Walterus Notarius ad vi-
cem (n) Fretholdi, Archiepiscopi fummique

tevens blykt hier uit niet onduidelyk, dat insgelyk de
lezing van den anderen vrylatingsbrief van Koning ZWEN-
TIBOLD, zo als by MANTELIUS ter aangehaalde plaats
gevonden wordt, bedorven is door de onkunde des uit-
schryvers, welke in zyn afschrift gevonden hebbende
denarium de
ip9., dat is by manier van verkor-

manu

ting ipfius, excuffimus, daar uit zal gemaakt hebben, de manu epi. excuffimus, en dus uitgegeeven de manu Epifcopi excuffimus; welke lezing ten eenemaal strydt tegens het toenmalige gebruik. - Andere voorbeel den van diergelyke vrylatingen worden aangehaalt by JOACH. POTGIESSER de Statu Servorum pag. 135. Zodanige vrygelatene nu noemde men gewoonlyk liberti denariales, of denariati gelyk de Vrylaatingsbrief zelve, die hun daar van gegeeven wierd, genaamd wierd Praeceptum denariale, gelyk men ten overvloede bewezen kan vinden by BIGNONIUS in Not. ad MARCULFI Formulas pag. 283. en anderen.

(h) notamus.] Dus hebben onze beide MSS. Opden kant van 't Exemplaar van SCRIVERIUS staat dus ook. Doch in de uitgaven leest men, mandamus.

(i) praefata Odburg.] Het MS. Lib. Cat. heeft praefata Elburg; in myn MS. Cod. Trad. leest men, Elburgh memorata; offchoon te voren dezelve MSS. de naam van Odburg behouden. Op den kant van het Exemplaar van SCRIVERIUS staat op beide plaatzen van deezen Brief de naam van Elburg. Dewyl beide beken

Uit myn Perkamente MS. Codex Tradi-
tionum Trajectenfium, Fol. 23. Gecol-
lationeerd met het Perkamente M.S, Li-
ber Catenatus van 't Kapittel van oud-
MUNSTER, Fol. 76. Ook uitgegeeven
by BUCHELIUS in Notis ad HEDAM P.70.
V. LOON Aloude Reg. van Holl. III. D.
bl. 318. en MIERIS Chart. I. D. bl. 29. In
het Nederduitsch overgezet by OUDEN-
HOVEN, Oude Holl. Landen, bl. 35.

de naamen van Vrouwen zyn, durve ik niet bepalen,
welke te verkiezen zy. Dat Elburg een bekende naam
is, wordt aangetoond door den Heer C. A. VAN WACHEN-
DORFF, in de Proeve van Oudheid- Taal- en Dicht -
Kunde door het Genootschap D. A. O. M. I. D. bl. 185.
In de uitgaven leest men, praememorata Odburg.

(k) creata vel nata ] Dus hebben onze beide MSS.,
alsmede het Exemplaar van SCRIVERIUS. In de uitga-
ven leest men alleenlyk, quafi ab ingenuis parenti
bus nata effet. Onze lezing komt overeen met den meer-
maals aangehaalden tweeden Vrylatingsbrief van ZWEN-
TIBOLD, alwaar men ook heeft, quafi ab ingenuis pa-
rentibus fuiffent procreata vel nata.

(1) fubter.] In de uitgaven, fubtus.

(m) Dni.] Dit woord ontbreekt in de uitgaven. Dat men door het zelve, dus verkorte, woord verstaan moet Domni, en niet Domini, blykt uit het geen wy hier voren aanteekenden op Num. 42. bl. 44.

(n) Fretholdi.] Dus heeft het Liber Cat. In ons ander MS. Fretboldi. Op den kant van 't Exemplaar van SCRIV. staat Fritboldi. Dezelve teekende 'er by aan;,, Forte Ratboldi." Dat men waarschynlyk lezen moet, Waltgerus - ad vicem Ratbodi, kan afgenomen worden uit het geen wy op de voorgaande Charter dienaangaande reeds opmerkten.

(0) Niumaga.] De uitgaven lezen, Nuimaga in Domini nomine feliciter.

1

I

44.)

Koenraad, Koning van Duitschland, bevestigt, op het verzoek, onder an-
deren, van Waltger, Graaf van Teisterband, de Giften, door zyne Voor-
zaten aan de Kerk van Utrecht gegeeven.

Den 9 July 914.

In nomine (a) fanctae & individuae Trinitatis. CONRADUS divina auxiliante clementia Rex: cum petitionibus facerdotum juftis & rationabilibus divini cultus amore favemus, remunerationem hujus rei a Christi gratia expectamus. Quocirca notum fieri volumus omnibus fanctae Dei Ecclefiae fidelibus tam praefentibus quam futuris, Radbodonem (b) venerabilem Episcopum veteris Trajecti Eccle

(a) in nomine.] Twee redenen hebben ons bewogen, om deezen Brief in onze Verzameling ook te plaatzen. Voor eerst, om dat wanneer alhier uitdrukke lyk de Giften der voorgaande Vorsten, quibus Ecclefia Trajectensis nobiliter ampliata, atque ditata, verder bevestigd worden, onder dezelve ook zekerlyk gerekend moet worden de Giftbrief van Koning zWENTIBOLD, hier voren door ons geplaatst onder Num. 42. bl. 43., by welken dewyl de Kerk van Utrecht het zelfde recht te Deventer en THIEL verkregen heeft, 't geen zy te voren reeds binnen Duurstede hadde, kan dezelve daar door met regt gezegd worden nobiliter ampliata, of aanmerkelyk vermeerderd te zyn, en wordt dus die vorige Brief, welke wegens Thiel zyne betrekking tot onze Verzameling had, nad, in deezen niet duister nader bevestigd. Doch ten tweeden voornamelyk heb ik gemeend denzelven niet te mogen overflaan, om dat hy gegeeven is onder anderen ook

fiae, quae est constructa in honore S. Martini
Confesforis, aliorumque Sanctorum, fuggeffisse
Majeftati noftrae per quosdam nobis familiares,
ut conftituta Regum, qui nos praecesferunt,
quibus praefata Ecclefia nobiliter ampliata at-
que ditata, fcripta (c) renovari juberemus,
idemque scriptum (cc) nominis nostri figno,
noftraeque (d) Imaginis figillo, cum manus
noftrae fcriptione (e) firmaremus. Cujus peti-
tioni,

door toedoen, en ten verzoeke, van Graaf WALTGERUS,
welken men doorgaands houdt geweest te zyn Graaf van
het oude TEISTERBAND, en dus van een gedeelte van
ons hedendaagsch GELDERLAND. Men kan over den
zelven nazien, 't geen de Heer KLUIT heeft aangetee-
kend in Not. ad CHRON. EGMONDANUM, Hist. Crit.
Comit. Holl. Tom. I. P. I. pag. 25.

(b) Radbodonem.] In drie onzer Handschriften
leest men Radbonem. By Jo. A LEYD. Rathbodum.
(c) fcripta.] Het MS. van SCRIVERIUS heeft fcripto.
(cc) idemque fcriptum.] eademque fcripta by jó. A

LEYD.

(d) noftraeque.] In de MSS. van de Utrechtsche Bibliotheek, en van den Heer A. B. als mede by jo. A LEYDIS, noftroque imaginis figillo.

(e) fcriptione.] In de beide gemelde Handschriften, als mede in het Exemplaar van SCRIVERIUS, en Jo. A LEYD. gelyk ook in het Lib. Caten. staat infcriptione. N

[blocks in formation]

HEDA Hift. p. 73. Ook by JOAN.

tioni, quam per Udonem confanguineum no- Cancellarius ad vicem Pigrini (1) Archicapftrum, WALTGERUMque Comitem (f), nobis pellani recognovi. Data VII. Idus Julii, anobtulerat, libenter aurem accommodantes, no incarnationis DCCCCXIIII. Indictione fecunRegali authoritate ftatuimus, firmiterque jube- da, Anno vero (k) regni CONRADI gloriofiflimi mus, ut ab hac die, & deinceps, ficut in cae- Regis tertio. Actum apud wILLINABURGH in teris immunitatibus antecesfores noftri Reges Dei nomine feliciter, Amen. videlicet vel Impp. Ecclefiis Dei concesferunt, ita & nos in omnibus rebus immunitatis praedictae S. Dei Ecclefiae concedimus, & jure perpetuo delegamus. Hanc itaque authoritatem, ut noftris, noftrorumque fuccesforum temporibus inviolabilem obtineat firmitatem, manu propria fubtus firmavimus (g), & figilli noftri impressione juffimus roborari. D. CONRADI (h) fereniflimi Regis.

[ocr errors]

Signum
Salomon

(f) Waltgerumque Comitem.] In fommigen onzer MSS. Waldgerumque C. Jo. A LEYD, Ewaltgerumque. Op den kant van zyn Exemplaar heeft SCRIVERIUS aangeteekend:,, Hic frater haud dubie Theodorici, primi Hollandiae Comitis. Estque haec temporum ratio ftabiliendae conjecturae noftrae, quam de utriusque horum aetate in Chronicis noftris notavimus.' (g) fubtus firmavimus.] In het Lib. Cat. vindt men fubter firmavimus. In twee onzer Handfchriften, fubtus firmavi. Offchoon wel het flot van andere Charters van deezen Koning doorgaands altoos is, anuli noftri, en niet, gelyk hier, figilli noftri, impreffione juimus roborari, en men in Charters van deezen tyd zeldzaam, of byna nooit, het woord Sigillum vindt gebruikt, maar meest al Annulus, gelyk MABILLON de R. D. Lib. II. C. 10. p. 108. aantoont, is zulks egter niet buiten voorbeeld, gelyk de Schryver van 't Chron. Gottwic. L. II. p. 128., ook met aanhaling van deeze onze Charter, betoogt. In twee andere Charters van Koning KOENRAAD, uitgegeeven by HERGOTT Geneal. Gent. Habsb. Tom. II. P. I. p. 66. en 67. vindt men insgelyks 't woord Sigillum, en niet Annulus, gebruikt.

(h) D. Conradi.] In fommige MSS., Domini; in anderen, Dni. Doch in het Liber Cat. uitdrukkelyk,

[ocr errors]

A LEYDIS Chron. Belg. Lib. VII. C. 10. p. 104. en v. MIERIS Charterb. I. D. bl. 29. Gecollationeerd met de MSS. Van BUCHELIUS, SCRIVERIUS, der Utrechtfche Bibliotheck, en van den Heer A. B., als mede met het perkamente MS. Liber Catenatus van 't Kapittel van OUDMUNSTER, Fol. 68.

Domni; het geen de egte lezing is. Zie hier voren op
Num. 42. bl. 44.

(i) Pigrini.] In de eerfte uitgaaf van HEDA leest men, Nigrimi. De meefte Handfchriften hebben Pigrimi. By JOAN. A LEYD. Peregrini. Ik denke dat men lezen moet Piligrimi. Ten minsten Piligrimus, of Piligrinus, wordt hy genoemd in andere Charters, te vinden by ECCARD Rer. Franc. Orient. Tom. II. p. 819. 824. 829. 853. 834. 838. 843. 860. 898. 899. 900. en 901. MARQ. HERGOTT Geneal. Dipl. Gentis Habsburg. Vol. II. P. I. pag. 66. TOLNERUS Cod. Dipl. Palat. p. 12. MARTENE Thef. Anecd. Tom. I. pag. 62. (alwaar men, voor Salon Notarius, moet lezen Salomon Notarius) en by anderen. In een Charter van den zelfden Koning by PEZIUS Thef. Anecd. novi. Vol. I. P. III. pag. 47. wordt hy genoemd Episcopus. Dat hy geweest is Aartsbisschop van Saltzburg kan men aangetoond_vin den by den Doorlugtigen Schryver van het Chron. Gottwic. Lib. 11. p. 130.

(k) Anno vero regni.] Het woord vero ontbreekt by HEDA en MIERIS. Wy hebben 't zelve uit het Lib. Cat. als mede uit het MS. van SCRIV. hier ingevoegd. In alle andere Charters van denzelfden Koning, vindt men het insgelyks.

45.)

IT

De Abdye van Suefteren, by vonnis der Ryksvorften, onder welke Dirk I. Graaf van Holland, en WALGER, Graaf van Teifterband, toegewezen aan den Abt van Prumen, bevestigd door Koning KAREL den Eenvoudigen.

Den 19. Januarii 916.

in nomine fanctae & individuae Trinitatis. fervitiis, & haec eo promerente, firmiffime KAROLUS divina propitiante clementia rex. Si utilitates fanctae Dei ecclefiae, commoda & jufta, procuramus, ea nobis in aeterna beatitudine retribuenda confidimus. Qua de re omnibus fanctae Dei ecclefiae fidelibus notum effe cupimus, quia quidam fidelium noftrorum nomine Richarius, abbas monafterii quod vocatur Prumia, obtulit quoddam praeceptum Arnulfi quondam fereniffimi regis, in quo continebatur, qualiter abbatiam, quae vocatur Sueftra, cuidam Prumienfis poteftatis presbytero eximiarum artium nomine Siginando, gratificis

(a) praeceptum.] Gegeeven in den jaare 895. Men kan dien Brief van Koning ZWENTIBOLD vinden uitgegeeven by FOPPENS Supplem. ad Opera Diplom. MIRAEI Tom. III. p. 290. en HONTHEIM Hift. Trevir.

condonavit, & qualiter, eodem poftulante Siginando, hoc ipfum monafterium ad Prumiam fua regali auctoritate tradidit: quod ita non folum perfecit, fed etiam praefcripto auctoritatis fuae praecepto firmavit: fed & aliud detulit praeceptum (a), qualiter fucceffor regni & filius ejusdem Arnulfi Zuentipoldus paternae auctoritatis praecepto fuum fuperaddere ftuduit, ut firmiori auctoritate fubnixa utraque inviolabili firmitate conftarent praecepta, hanc abbatiam ad Prumiam coenobium firmantia; fed inter haec dum faepefatus Siginandus precario more

eam

Dipl. Tom. I. p. 233.
Eene nadere bevesti
ging van den jaare 948. van deezen onzen Brief kan men
vinden by den zelven HONTHEIM, d. I. p. 283.

1

eorum, quorum collatione priori traditione col-
lata funt, praefato Prumiae monafterio per hanc
noftrae auctoritatis notitiam tradimus atque
transfundimus, ea videlicet ratione, ut dein-
ceps omni tempore praelibatam abbatiam fecure
cum omnibus ad se pertinentibus rectores fae-
pefati Prumiae monafterii habeant, teneant at-

eamdem excolendam fuscepit, potentiorum in-
jufto violentoque conamine ei ablata eft. Unde
poft multas & pene innumeras reclamationes
fine [effectu] nos cupientes eamdem definire
rationem, habito generali placito apud Hari-
stallium in conventu totius regni, tam epi-
fcoporum, quam comitum & procerum, ac
judicum diversarum poteftatum, omniumque que poffideant, & quicquid ad utilitatem jam

dicti loci fratrumque inibi habitantium facere
dispofuerit, liberam in omnibus habeat faculta-
tem, nemine inquietante. Et ut haec no-

conventu nobilium, cunctorum fidelium no-
ftrorum, quorum nomina haec funt, Rotga-
rius archiepiscopus, Herimannus archiepisco-
pus, Dado episcopus, Stephanus episcopus, strme auctoritatis notitia inviolabilem & incon-

Widricus comes palatii, Richuinus comes, Gislebertus, Malfridus, Beringarius comes, Theodericus comes, Reinherus comes, Erlebodus comes, Rodolfus comes, Otto comes, Cunrardus comes, WALCHERUS comes (b), Sigardus comes, Letardus (c) comes, Fulbertus, Waltherius, Hagano, Eurwinus, Equinus, Witlegius, Hadeboldus, Widricus, Gerbernus, Odilbertus, Wlmarus, arbertus, Euricydus, Rotboldus, Lubertus, Wichingus, Amalricus, generali judicio decretum & determinatum eft, faepefatam abbatiam majus jufte & legaliter juri monafterii Prumienfis & ejusdem loci rectori ac fratribus ibidem Deo fervientibus competere, quam ulli alii hominum. Quorum judicio nos gratantiffime assenfum praebentes, hoc noftrae auctoritatis notitiam fieri juffimus, per quam omnibus tam praesentibus, quam futuris sanctae Dei ecclefiae fidelibus & noftris notum effe cupimus, nos eamdem abbatiam pro amore Dei, fanctorumque omnium, pro eleemofyna noftri omniumque praedecesforum noftrorum, necnon &

(b) Walcherus Comes.] Naar alle gedagten de toenmalige Graaf van Teisterband, en dezelfde, ten wiens verzoeke de voorgaande Charter ook gegeeven was, zynde geweest een Broeder van den alhier ook genoemden Theodericus, of Dirk I. Graaf van Holland. Wy zullen die beide Broeders, in een volgend Stuk, ookals Getuigen ontmoeten. - Of Reinberus Graaf van 't

cussam in omnibus obtineat (d) firmitatem,
& inviolabilis perpetualiter confiftat, & ab
omnibus verius credatur, diligentiusque con-
fervetur, de anulo palatii noftri eam fubter
juflimus figillari.

Signum KAROLI regis gloriofi.
Domnus rex fieri juffit.

Ratbodus notarius hanc notitiam fcripfit vice
Rutgeri archiepiscopi fummique cancellarii &
fubfcripfit.

Data XIIII. calendas Februarii, indictione IIII. anno xxII. regnante domno rege Karolo, redintegrante XVII. largiore vero hereditate indepta v.

Actum Heristallium palatium in Dei nomine feliciter. Amen.

E. MARTENE, Coll. Ampl. Mon.
Tom. 1. pag. 270; en JO NIC.
AB HONTHEIM, Hist. Trevir.
Dipl. Tom. I. p. 263. Ook by
anderen, aangehaald in de Table
Chronologique van M. DE BRE-
QUIGNY, Tom. I. p. 376.

tegenwoordige ZUTPHEN geweest zy, durve ik voor als
nog niet bepaalen.

(c) Letardus.] By HONTHEIM, Lethardus. De
naamen der overigen verschillen ook by denzelven in
deezer voegen, Walterius Euwinus

marus

-

[ocr errors]

Wul

Euricgdus. Lees verder magis juste.

(d) obtineat.] In de uitgave van HONTH. teneat.

I

46.)

Vredesverdrag, te Bon ingegaan tusschen HENRIK, Koning van Duitschland,
en KAREL den Eenvoudigen, Koning van Vrankryk; onder anderen mede
bevestigd en bezwooren door den Bisschop van Utrecht, den Graaf van
Holland, en WALGER, Graaf van Teisterband.

Den 7. November 921.

[ocr errors]

& individuae Trinita- vero Regni domni & gloriofiffimi Regis Fran-
corum Occidentalium KAROLI XXIX. redintegran-
te xxiv. largiore vero hereditate indepta x. In-

n nomine (a) sanctae tis, divina propitiante clementia, anno Dominicae Incarnationis DCCCCXXVI (b) anno

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]
« VorigeDoorgaan »