Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

54.)

Keizer отто de I. bevestigt de Giften, door Graaf WICHMAN aan de Kerk yan Elten gedaan.

Den 3. Augustus 970.

1

I

individuae Trinitatis. Viti Martyris, in praedicto monte Altinen

In nomine fanctae & Отно divina favente clementia Romanorum Imperator. Notum esse volumus, quod pro animae fuae remedio WICHMANNUS Comes in Domino Fidelis (a) noftrae Imperiali Majeftati fupplicavit (b), per noftri praecepti paginam ad Ecclefiam, in honorem Salvatoris & Sancti Viti Martyris confecratam, in Monte, qui dicitur Altina, constructam, & Sanctimonialibus in eodem loco devote famulantibus, concedere atque donare dignaremur. Cujus petitioni propter divinum amorem affenfum praebemus, ad Ecclefiam Salvatoris & Sancti

(a) Nostrae.] By MATTH. en anderen, noster. (b) Supplicavit.] MATTHAEUS is van gedagten, dat men leezen moet, fupplicavit, quod per nostripraecepti paginam, cet. Men zou ook kunnen leezen, fupplicavit, ut per n. p. p. 1 donare dignaremur; doch ik vreeze, dat door onagtzaamheid van den uit schryver hier meerder uitgelaaten, of overgeslagen is. (c) Wichmannus Comes ipfis donavit.] By MATTHAEUS, en V. MIERIS leest men, Wichmannus ipse donavit.

(d) Heltren cet.] In een Brief van 996, wordt deeze plaats Geltmon, of Helton, genaamd. In een anderen Brief van 1134. Eltena.

is

Ontegenzeggelyk

de Curtis Helten, gelyk ik denke, dat men hier voor Heliren moet leezen, dezelvde plaats, alwaar het Klooster gesticht is, naamlyk Elten. - Fernoe, 't geen in die gemelde Brieven Furnon, en Furvum genaamd wordt, is my onbekend. ALTING Not. Germ. Inf. P. II. p. 54. bepaalt ook niets. - Genoeg zyn bekend de twee volgende, Vorthuysen en Embrick, welke hunne oude naamen al nog behouden. Ham. ma, of, gelyk in de aangehaalde andere Brieven, Hamnio, Hamnes, of Hamme, durve ik niet bepaalen. ALTING p. 80. verstaat 'er door het aan de linker zyde van den Yssel niet ver van Ysfel - oord gelegene Ha mers. Zou ook het oude adelyke Huis Hamerden, volgends den schryver van den tegenw. Staat van Geldert. bl. 410. niet verre van Westervoord gelegen, van dit Hamme, of Hamma, zyne benaaming ontleend hebben? Dit komt eenigzins waarschynlyk voor, om dat de volgende alhier opgenoemde Curtis, Lyemersche, dan niet ver van daar gelegen is geweest, welke ongetwyfeld den naam gegeeven heeft aan dat distrikt, 't geen al nog de Lymersch genaamd wordt. - Rynbaren, in de twee andere Brieven, Rinbarn, en Rynharogenaamd, fchynt, offchoon ALTING p. 149. van andere gedagten is, het zelvde te zyn met Reynaren, of Rinera, gemeld in een Brief van Graaf EBROINUS, hier voren N. 2. bl. 2. door ons geplaatst, of het tegenwoordige Rinderen, in de Duffel tusschen de Stad Cleef en Schenkenschants gelegen,

Redichem, ook

Ridichem, Redinchem, en Radinchem, is ongetwyveld het tegenwoordige Renkom, in 't Rigter ampt van Veluwenzoom niet ver van Wageningen gelegen. Zie ALTING d. 1. p. 146. en den Tegenw. Staat van Gelderl. bl. 515. Voor Ringart denkt ALTING

p. 149. dat men alhier leezen moet Bingart, en verstaat 'er door het niet ver boven Doesburg aan de regter zyde des Yffels gelegene Bingarden. De Abt BESSEL, Chren. Gottwicens. Lib. IV. p. 655. is van dezelfde gedagten. Wy laaten zulks over aan de beslisfing van des kundiger. De twee volgende plaatzen Grefe, en Hofla, durve ik door gebrek van nader bewys ook niet bepaalen. Het oude Heeren - huis Graas, niet verre van Winterswyk in de Heerlykheid

constructam, & Sanctimonialibus, in eodem loco Deo famulantibus, ipfam haereditatem, quam wichmannus (c) Comes ipfis donavit, per paginam noftri praecepti concedimus, atque donamus, id eft Curtem (d) Heltren, & Fernoe, & Vorthuysen, & Embrick, & Hamma, & Lyemerfche, & Rynharen, & Redichem, & Ringart, & Grefe, & Hoffla, & Thumna, Liendle, Leyla, Torves, Thulii, nest nachelt, & quaecunque in his quatuor Comitatibus, fcilicet (e) Hernessa, Fomelga, Mermo, Tuerine, Midage, praedictus Comes Wich

[ocr errors]

Bredevoort gelegen, heeft eenige overeenkomst in de uitspraak met dit ons Grefe, gelyk Hoffla, en het tegenwoordige Hoflaken, of Hoevelaken, op Veluwe, ook wel eenige overeenkomst schynen te hebben; doch deeze zyn bloote gisfingen zonder eenigen grond. Niet hooger schatten wy ook de gisfingen, die hier omtrend gemaakt worden in het Chron. Gottwic. d. 1. als mede by ALTING P. 77. en 90. Over Thumna hebben wy reeds hier voren op bl. 19. onże gedagten medegedeeld, waar mede ook overeenstemmen de opgemelde beide Schryvers - Liendte is ongetwyfeld het tegenwoordige Lienden, of Lynden, tusschen den Rhyn en de Linge, tegen over Reenen, in de NederBetuwe gelegen. Zie ALTING, p. 113. Voor Leyla, leest men by MATTHAEUS, en VAN MIERIS, Leyda. Indien deeze leezing de egte is, zou men kun nen denken, dat hier door verstaan moest worden het zeer oude Kasteel en Heerenhuis, gemeenlyk het Huis ter Lede, of Lee, genaamd, 't welk niet ver van 't ftraks voorgaande Liendle, of Lynden, gelegen is. Zie Tegenw. Staat van GELDERL. bl. 271. En van deeze gedagten is ook ALTING, p. 112. ves is my voor als nog geheel onbekend. ALTING p. 177. schynt het ook niet te kennen. Mogelyk heeft de uitschryver hier een misstelling begaan.

Tor

Thulii, of Thuly, is misschien het tegenwoordige Dorp Tuil, van ouds ook Tule genaamd, en in de Tielerwaard by Waardenburg regt over Bommel gelegen. Of de volgende woorden, nest nachelt, een of twee plaatzen aanduiden, durve ik niet bepaalen. Ik onthoude my dienaangaande van alle gissingen, tot dat een naauwkeuriger Afschrift van deezen Brief ons de waare leezing aan de hand geeve.

११

[ocr errors]

(e) Hernesse, cet.] Dat deeze Brief zeer gebrekkig is afgeschreven, blykt ten duidelyksten ook uit deeze naamen, welke ten eenenmaal bedorven zyn. De twee andere Brieven van de jaaren 996, en 1134, in welken van deeze gifte van Graaf WICHMAN ge handeld wordt, zullen ons den weg moeten baanen tot het bepaalen van de egte leezing. In den Brief van den jaare 996 leest men by PONTANUS Lib. V. p. 73. dit navolgende, Praedia infuper in Frisionibus quicquid Abbatissae in quatuor Comitatibus, videlicet Hunesco, Fualgo, Merme, Mecheta, tributaria munificentia avi noftri recepisset. cet." In den Brief van 1154. lecst men insgelyks by PONTANUS Lib. VI. P. 103. ,, Praedia infuper in Frifonibus quicquid fuperior Abbatissa in quatuor Comitatibus, videlicet ,, Hunesgo, Sudalgo, Merma, Micheta, tributi a munificentia magni Otthonis recepisset, cet." De afschriften, welke PONTANUS van deeze twee Brieven gebruikt heeft, zyn ook gebrekkig en bedorven. Men ziet 'er egter uit, dat men de vier Graafschappen, in onzen Brief alhier gemeld, in Vriesland moet zoeken. FALKE in Adn. ad Trad. Corbejens. p. 452. heeft den Brief

[ocr errors]

k

11

,

,

1

Wichmannus habere videbatur, five a nobis Augusti anno Dominicae incarnationis nonin-
illi datum fuiffet, & omnia, quae praedictis gentesimo septuagefimo, indictione tertia de-
videntur pertinere curtibus, cum Ecclefiis, cima. Anno regni Sereniffimi Regis Ottonis
aedificiis, mancipiis, terrisque cultis incultis, tricefimo quinto, Imperii vero fui nono. A-
agris, campis, pafcuis, pratis, filvis, aquis, ctum in Apulia ad Civitatem, quae dicitur
aquarum decurfibus, molendinis, molendino- Beutz. In nomine Domini noftri Jefu Chrifti,
rumque locis, piscationibus, venationibus, Amen.

quaefitis & exquirendis, viis & inviis, exiti-
bus, & reditibus, mobilibus & immobilibus
rebus, omnibusque pertinentiis & adjacentiis,
quae dici vel nominari poffunt, jure legitime-
que pertinentibus, ut jam praediximus, ad
praefatam Ecclefiam Salvatoris & Sancti Viti
Martyris, in praedicto monte Altinen aedifica-
tam, & Sanctimonialibus in eodem loco Deo
devotiffime famulantibus, quatenus melius illas
delectet omni tempore pro nobis atque stabili-
tate regni noftri mifericordiam Domini attentius
Et ut haec authoritas conceffionis
noftrae atque donationis firmior habeatur, &
per futura tempora a cunctis Fidelibus fanctae
Dei Ecclefiae, noftrisque, praefentibus & fu-
turis, verius credatur, atque diligentius con-
fervetur, manu propria fubfcripta eam firmavi-
mus, & annuli noftri impressione signari jufli-

exorare.

mus.

Signum Domini Otthonis magni & invictis-
fimi Imperatoris Augusti. Lutgerus Cancella-
rius ad vicem Roberti Episcopi Archicapellani
recognovi & fubfcripfi. Datum tertio Nonas

Brief van 996. weder op nieuws uit een beter hand-
schrift uitgegeeven; en by hem leest men te regt,
Praedia infuper in Frifionibus, & quidquid Abbatissa
in quatuor Comitatibus, videlicet Hunesgo, Fivilgo,
Humerche, & Emische, tributi a magnificentia avi
nostri recepiffet. cet. Dit wyst ons den weg, om ook
in deezen onzen Brief, in plaats der bedorvene woorden
Hernessa, Fomelga, Mermo, Tuerine, Midage, te
herstellen, Hunisgo, Fivilgo, Humerche, & Emische.
De oude naamen van die vier Vriesche Graafschappen

Et erat fubfignata. Collationata, & aufcultata eft praefcripta Copia cum fuo primaevo, nec in fcriptura nec figillo vitiato, Originali; & idem de verbo ad verbum concordans reperta per me Johannem Schetler, Fredanum, Sacra Imperiali Auctoritate publicum & juratum, nec non in amplissima Curia Ecclefiaftica Monafterienfi immatriculatum Notarium; quod teftificor hac manus meae propria fcriptura & fubfcriptione. Joan. Schetler Fredanus Notarius praemissa vera effe ex certa fcientia attestatur, ideoque se manu propria subsc.

PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. V. p.
69. A. MATTHAEUS, Anal. Tom. III.
P. 453. DITHMARUS, Cod. Dipl..
Cliv. Num. 34. p. 27. LUNIG, Spi-
cil. Eccles. Tom. III. von Aebtiff. p.
356. FR. V. MIERIS, Charterb. van
HOLL. I. D. bl. 46. en SCHWART-
SENBERG, Charterb. van VRIESL. I.
D. l. 60. In het Nederduitsch ook
overgezet in de Kerk. Oudheden van
't Bisdom van Utrecht, II. D. bl.
456.

zyn nog hedendaags over in Hunsingo, Fyvelingo. Hu-
merksterland, of by verkorting Humsterland, en Eems-
land, alle vier Districten, welke voor een groot gedeel.
te, gelyk bekend is, de tegenwoordige Provincie van
GRONINGEN uitmaaken. Men zie, het geen wy hier
voren op bladz. 33. dienaangaande reeds hebben aan.
geteekend. Verder kan men over dezelve behalven
EMMIUS, ALTING, en anderen, ook nazien den Abt
BESSEL in Chron. Gottwic. p. 640. 594. 638. en 588,
als mede FALKE in Adn. ad Trad. Corbejens p. 441.

I

55.)

Vryheid van Tollen en Weg-gelden door Keizer otto den II. aan de Koop-
lieden van Maagdenburg geschonken, uitgenomen te Mentz, Keulen,
TIEL, en Bardovic.

In den jare 972. Mogelyk in 975.

n nomine sanctae & individuae Trinitatis. poribus conceffit habere, id fcilicet, quod ubique

Отто divina favente clementia Imperator Augustus. Noverit omnium fidelium noftrorum, tam praefentium, quam futurorum, industria, qualiter ob interventum Magdeburgenfis Ecclefiae Archiepiscopi Adalberti, & ob

in nostro non tantum regno, nec non mundo in
Christianis, fed etiam Barbaricis regionibus,
tam eundi quam redeundi licentia fit fine ullius
moleftia, &, ne ab aliquo cogantur vectigalia
perfolvere urbibus aliis, pontibus, aquis, viis

ceterorum noftrorum Fidelium inftinctum, & inviis, nostra regali authoritate penitus in

mercatoribus, in Magdeburgenfi civitate habi-
tantibus, tamipfis, quam pofteris fuis, tale jus
concedimus, quale nofter pius Genitor suis tem-

(a) Tiela.] Een ieder begrypt ligt, waarom wy deezen Brief gemeend hebben in onze Verzameling alhier te moeten plaatzen. Het verdient egter eenige opmerkinge, dat Koning KOENRAAD de II. in den jaare 1024. dit zelvde Privilegie woordelyk aan die van Maagdenburg op nieuws wedergegeeven heeft, doch zodanig, dat aldaar geen gewag van ons TIEL gemaakt, maar 't

terdicimus, his locis exceptis, Moguntia,
Colonia, (a) TIELA, Bardovico; & nec
plura vel majora exigantur vectigalia, quam

[blocks in formation]

:

1

1

more illorum fit persolutum. Et, ut ne aliquis nostrae invidiae causa pontes deftruere, aut aliquod impedimentum in viis facere velit, hoc banno noftro fibi a nobis vetitum sciat. Sed infuper ne alicui irritum hoc videatur, aut hoc, quod fuperius interdictum eft, diffolvere praefumat, eum, quicunque hujus audaciae exiftit, decernimus Camerae noftrae talenta decem auri perfolvere, omni dubietate poftpofita. Et ut hoc noftrae authoritatis praeceptum firmum & ftabile permaneat, hanc chartam confcribi, annulique noftri impressione fignare juffimus;

(b) Anno cet.] In een of ander deezer jaargetallen is een mistelling ingeflopen. Het Vyf en dertigste Re geerings jaar van orro den I. komt over een met het negende van zyn Keizerryk. Zie den voorgaanden Brief, als mede 't geen dienaangaande de Schryver van 't Chron. Gottwic. p. 189. en 191 heeft opgemerkt. Men zou overzulks dan alhier Imperii autem VIIII.moeten leezen. Doch andere zwaarigheden ontmoeten wyhier. Het jaar 972. ftrookt niet met de Indictie, 't welk dan moest zyn indictione decima quinta, en niet tertia. Ook komt het zelve jaar niet over een met het Vyfendertigste zyner Regeering. Dat jaar valt op 970, en niet op 972, gelyk uit den voorgaanden Brief ook ten vollen blykt, om thands geen andere voorbeelden aantehaalen. Om derhalven de tydrekening in deezen brief overeenkomende met de waarheid te hebben, zou men hier leezen moeten; Anno Dom. incarnat. [Dus verkort worden deeze woorden geschreven gevonden in de oorfpronkelyke Charters. Zie Chron. Gottwic. p. 162. en 164. 't geen beteckent, dominicae incarnationis.] DCCCCLXX. Indictione XIII. anno vero regni - XXXV. Imperii autem VIIII. Op die manier is wel alle zwaarig heid wegteruimen; maar een andere zwaarigheid van meerder gewigt doet zig dan op, welke ik niet weet op te lossen, indien men aan Keizer orro den I. deezen Brief, met deszelvs uitgeever WERDENHAGEN, wil toeeigenen. Want en van elders, en uit den voorgaanden Brief blykt, dat in 970. niet WILLIGISUS, maar RUOT PERTUS, ROPERTUS, of ROBERTUS, Aartskancellier des Duitschen Ryks was. Ze'fs in den volgenden Brief van 972. komt deeze Willigisus flegts als Onder. kancellier, of Notaris, voor, en getuigt in die hoedanigheid dien Brief, ad vicem Ruotperti Archicapellani, afgegeeven en geteekend te hebben. Gelyk hy ook in diezelvde hoedanigheid voorkomt in een Brief van 973. by FOPPENS, Supplem ad Op. Dipl. A. MIRAEI, Vol. III. p. 297. Wat meer is; de geleerde Abt BESSEL heeft in Chron. Gottruic. p. 203. met overtuigende bewyzen reeds aangetoond, dat niet eerder, dan in den jaare 975, deeze Willigisus tot de waardigheid van Opper-kancellier in plaats van Ruotpertus verheven is geworden. Dit vast staande, zal men deezen onzen Brief aan otro den I. welke op den 7. Mey 973. overleden is, niet kunnen toecigenen, maar wel aan deszelvs Zoon, Keizer orto den tweeden. Op die manier zal men nog in 't getal der Indictie, nog in 't jaar van zyn Keizerryk

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]

eenige verandering behoeven te maaken. De derde indictie brengt ons van zelvsop het jaar 975. en juist dat zelvde jaar is het VIII. van zyn Keizerryk; want genoeg bekend is, dat отто de II. op Kersdag des jaars 967. volgends de hedendaagsche rekening, of met het begin des jaars 968, (want men met Kersdag toen ter tyd een nieuw jaar begon) te Roinen tot Mede Keizer gekroond is. Men voege hier voor een derde bewys by, dat de naamen van den Onder-en Opper-Kancellier dan zeer wel met de tydskenmerken strooken, uitgenomen dat men dan het jaar van 't Koningryk moet veranderen in XV, voor XXXV. Het zou gemaklyk kunnen gebeurd zyn, dat de uitgeever, zig verbeeldende, dat ortode I. de geever van deezen Brief was, en 't getal van XV. dan niet met de regeerings jaaren kunnende over een brengen, gemeend heeft 't getal van XV. met twee XX. te moeten aanvullen. Dit zy, zo het wil; zeer waarschynlyk ten minsten komt het my voor, dat men deezen Brief moet toeschryven aan ottо den II. en dat, om aangehaalde redenen, de onderteekening aldus zal dienen veranderd te worden; Anno Dominicae incarnationis DCCCCLXXV. Indictione tertia, anno vero regni Domini Ottonis XV. Imperii autem VIII. Waar mede dan alle zwaarigheden uit den weg zyn geruimd. Deeze onze gissing wordt niet alleen zeer waarschynlyk, maar tot een zekeren trap van zekerheid gebragt, indien men hier mede vergelykt de onderteekening van den Brief, waar by orro de II. aan de Kerk van Utrecht de Villa Amuda in Pago Instarlake geschonken heeft, te vinden by HEDA pag. 87.; en FR. V. MIERIS, Charterb. van Holl. 1. D. bl. 48., alwaar men insgelyks leest: FOLCMARUS Cancellarius ad vicem WILLIGISI Archicapellani notavi. Data VIII. Idus Junii, Anno Domini DCCCCLXXV. Indictione III. Anno regni Domini Ottonis XV. Imperii. VIII. In de uitgave van BUCHELIUS, welke V. MIERIS gevolgd heeft, leeft men wel Imperii VII. Doch te onregt. Want in drie oude Perkamente MSS. als het Liber Catenatus van 't Kapittel van OUDMUNSTER Fol. 79. myn Codex Tradition. Traject. Fol. 29. en het Liber Commemorationis de Rebus Traject. Fol. XX. verso; gelyk ook in vier Handschriften, als mede in de eerste uitgave van HEDA, staat uitdrukkelyk, Imperii VIII. Op hoedanige wyze de onderteekening van den volgenden Brief by HEDA p. 88. ook moet verbeterd worden.

56.)

Huwelyks-verdrag, waar by Keizer otro de II. aan zyne Bruid Theophana, onder meer andere goederen, Walcheren in ZEELAND, als mede Tiel en Herwerden in GELDERLAND, tot een Huwelyksgifte afstaat, en in eigendom overgeeft.

Den 14. April 972.

T

n nomine (a) fancte' et indiuidue' trinitatis. aeterno ds que'cunque funt rerum. primordialiОтто diuina fauente clementia Imperator bus immo nascentis mundi in perfecta elegantia Augustus. Creator et institutor omnium ab conditis naturis. hominem fimul qui cunctis a fe

(a) In nomine. cet.] Op deezen Brief, welken wy, als grootelyks betrekking hebbende tot een gedeelte van Ons GELDERLAND, in deeze onze Verzameling niet mog

ten overslaan, behoeven wy geene aanmerkingen te maken. De Hoogleeraar KLUIT, wiens uitgave wy, zo in de spelling als anders, naaukeurig alhier gevolgd heb. ben,

1

Histriam

perpetuo concedimus posfidenda.
italiae prouinciam. cum comitatu piscaria.
Trans alpes. prouincias VVALACRA vuigle. cum
abbatia niuelle. quatuordecim milibus eo perti-
nentibus manfis. Imperatorias quoque curtes
nostras propria maiestate dignas. bochbarda.
THIELA. HERIVVRDE. dullede. nordhuse. eo
quod auiae nostrae domnae MACHTILDIS semper
femperque Augustae. quoad fibi diuinitus vixis-
fe dabatur. fuisse dinoscitur. Ea per hanc no-
stri praecepti paginam. eidem fanctisfimae et
dilectisfimae THEOPHANV sponsae nostrae con-
cedimus. donamus. penitusque largimur. et de
nostro iure et dominio. in eius dominiumiusque
transfundimus et delegamus. vna cum castellis.
casis. feruis et ancillis. terris. campis. vineis.
pratis. filvis. montuosa planitiemque tenentibus.
aquis. aquarumque decurfibus. molendinis. pi-
scationibus. omnibusque rebus ad easdem cur-
tes fiue prouincias. vel abbatiam in integrum
pertinentibus. quatinus iure proprietatis ea o-
mnia habeat. teneat. firmiterque posfideat. fitque
poteftas donandi. vendendi. commutandi. vel
quicquid ex inde iuste decreuerit faciendi o-
mnium hominum contradictione remota.

se creatis preesfet et dominaretur. ad imaginem
et fimilitudinem fuam artifex fumme bonus con-
cedere voluit. Quem folum manere cum nol-
let. vt in multiplicem propaginem perpetuo du-
ratura posteritas. ordini angelico ob fuperbiam
imminuto reparando fufficeret. adiutorium con-
iugale eidem homini costa corpori eius detracta.
fabricatus est. duosque in carne vna deinceps
esfe mirabili prouidentia ordinavit. lege fanctis-
fima patrem et matrem relinquendos. et adhe-
rendum vxori fue' decernens. Ad hoc ipse
utriusque testamenti inftaurator. mediator dei
et hominum dominus IHC XPC in humana
carne adueniens ipfe ex immaculato virginis
vtero tanquam fponfus egressus de thalamo ad
coniungendam fibi fponfam aeclefiam vt often-
deret bonas et fanctas esse nuptias legitima in-
stitutione celebratas. feque auctorem esse ea-
rum. ad eas venire. et primo maieftatis fue' mi-
racula eas le'tificare dum aquam vertit in vinum.
voluit et fanctificare Cdicio denique proprio a
deo factas esse nuptias oftendens. in euangelio
dicit. quod deus coniunxit. homo non feparet.
Apoftolica item fententia. honorabile conubium
et thorus immaculatus. Pluribus quoque fan-
ctorum librorum firmatur teftimoniis vt nuptia-
lis foederis conexio deo auctore fieri debeat.
et ad procreandam fubolem mutua et indissolu-
bili dilectione persistat. Vnde et ego orro fu-
perno numine imperator aug. domino gratissima
fua mihi fuffragante clementia. confultu magni
et fanctisfimi ac ferenisfimi genitoris nostri or-
TONIS piisfimi imperatoris Augusti. deique et
sancte' ecclesie' imperii quoque nostri fidelium
THEOPHANV IOHANNIS Conftantinopolitani im-
peratoris neptim clarisfimam in maxima romulea
vrbe. fancto fummoque aeclefiarum principe be-
ato petro Apoftolo votis nostris fauente. domni-
que IOHANNIS fanctisfimi et vniverfalis Papae
tertii decimi benedictione profequente. in co-
pulam legitimi matrimonii confortiumque im-
perii defpondere. ac fausto et felici aufpicio
Xpo propitiante coniugem decreui assumere.
Nouerit igitur omnium fanctae Dei ecclefiae
noftrorumque fidelium praefentium ac futurorum
induftria. qualiter eidem dilectisfime sponse no-
stre dote legitima. more maiorum noftrorum
quedam tam infra Italicos fines quam et in
transalpinis regnis nostris. habenda et iure

ben, heeft in zyne geleerde aanmerkingen zulks over-
vloedig gedaan, werwaards wy den bescheiden Lezer
verwyzen.

(b) Signum invictissimorum.cet.] De Abt BESSELin

Quod fi quis hoc nostrae dotis praeceptum infringere temptauerit. obnoxium se nostre nouerit maieftati. compofiturus infuper eidemsponse nostre dilectisfime Theophanu. nostrisque heredibus auri optimi libras mille.

Quod vt verius credatur diligentiusque in
tempora futura feruetur. manu propria roborari
et anuli nostri impresfione fubter iusfimus in-
figniri.

Signum (b) invictisfimorum Domni magni
Item fignum Domni perenniter

& pacifici.
Auguftorum.

Vuillufus (c) cancellarius ad vicem Ruot- |
perti archicapellani recognoui. Data xviii. Kal.
Mai. Anno dominicae incarnationis DCCCCLXXII.
Indictione xv. Imperii fanctisfimi genitoris
nostri Ottonis x1. nostri vero v. actum rome ad
fanctos apoftolos feliciter.

A. KLUIT, Hist. Crit. Comit. Holl. Tom.
II. Part. I. p. 33-39. uit jo. CHR.
HARENBERG. Ilist. Diplom. Ganders-
hem. p. 84. Ook by anderen, opge-
teld in de Regesta Chronologico-Diplo-
matica van PETR. GEORGISCH, Toma
I. p. 252.

Chron. Gottwic. p. 178 heeft reeds opgemerkt, dat
deeze onderteekening ten eenemaal fingulier is.
(c) Vuillufus] Willigisus.

!

:

[blocks in formation]

1

57.)

Giftbrief, waar by, door Keizer otro den II., aan het Klooster te Elten, onder anderen, geschonken wordt de Cathentol op den Yffel, en ook mede nader bevestigd wordt de Giftbrief van den jaare 968, door zynen Vader orto den I., aan het zelve Kloofter geschonken; en zulks op verzoek van Graaf WICHMAN. Met een Vidimus van den jaare 1473.

Den 14. December 973.

nomine Domini Amen. Per hoc prae- & praecavenda me Notarium publicum inut hujusmodi literas in publitum cunctis ipfum intuentibus pateat eviden- cam formam juxta earum continentiam, teter & fit notum, quod Anno a nativitate norem & effectum tranffumerem & tranffcriejusdem domini Millefimo Quadringentefimo berem, fibique instrumentum publicum una

Infens publicum transfumpti Instrumen- frafcriptum,

Septuagefimo tertio, Indictione fexta, dievero Quartadecima mensis Aprilis, Pontificatus fanctiffimi in Chrifto patris & domini nostri, domini Sixti, divinaprovidentia Papae quarti Anno fecundo in mei Notarii publici & testium infrafcriptorum, ad hoc vocatorum

cum hujusmodi literarum totalis tenoris infertione ad futuram rei memoriam conficerem, traderem pertinenter & affignarem, debita cum inftantia requifivit. Qua quidem requifitione facta & attenta, Ego Henricus Notarius Publicus & infrafcriptus eas

Specialiter & rogatorum, perfonaliter confti- dem literas ad me recepi & diligenter cum tutae Illuftres & Nobiles Domicellae, Men- dictis infrafcriptis teftibus examinavi & dena van der Steyn Decaniffa, & Elsa de Doen bite auschultatus fui, illas etiam fanas & Thefauraria, Elsa de Thanraed, & Eliza- integras, non vitiatas, non cancellatas, nebeth de Witkensteyn, Canonissae Ecclefiae que in aliqua parte fufpectas, fed omni prorSecularis Sancti Viti Altinenfis, Trajectensis sus vitio & fufpicione ut prima facie appadiocesis, de mane hora Capitulari confueta rebat carentes reperiendo fic & inveniendo,

in loco earum Capitulari folito Capituloque ad infrafcripta peragenda indicto congregatae, atque Capitulum ejusdem Ecclefiae pro tunc, ut afferuerunt, repraefentantes & facientes, ipsa Illuftris Menna Decanissa, habens & tenens in fuis manibus nonnullas literas Imperiales extenfas & apertas, Sigillisque Imperialibus, ut prima facie apparuit, debite figillatas, hicque inferius de verbo ad verbum infertas & annotatas, afferens pro se & dicto Capitulo timorem habere hujusmodi literas imposterum diffortuneo vel ex eventu perdi feuamitti, aut ob earundem antiquitatem & obfcuritatem ad nichil forfitan redigi poffe, unde dictis Capitulo & Ecclefiae dampna quamplurima evenire etiam poffent & valeant. Quocirca eadem Illuftris Menna Decaniffa proprio & difti Capituli nominibus ad hujusmodi pericula evitanda

(a) Imperator.] By PONTANUS staat Romanorum Imperator. Dochin de Affchriften van MARTENA ontbreekt insgelyks dit woord, gelyk ook genoegzaam in alle Charters, welke van orro den II. overigzyn, en by HEDA p. 87. 88. MEIBOMIUS, R. Germ. Script. Tom. I. p. 727. MARTENE, Thes. Anecd. Tom. I. p. 93. 95. en Coll. Mon. Ampl. Tom. I. p. 325, 329. 332. BERN. PEZIUS, Thes. Anecd. Vol. I. Part. III. p. 56-61. HONTHEIM, Hift. Dipl. Trevir. Vol. I. p. 309.

312. V. MIERIS, Charterb. I. D. VI. 48. 49. HERGOTT, Geneal. Dipl. Habsburg. Vol. II. p. 86, 87. MURATORIUS, Part. I. delle Antichità Estensi ed Italiane p. 198. MIRAEUS Oper. Dipl. Tom. I. p. 49. 50. 344. en Tom. III p. 296. UGHELLUS, Ital. Sacr. Tom. IV. p. 973. en Tom. V. p. 46. als mede by anderen, voorkomen. Doch, offchoon hy zig genoegzaam al

[ocr errors]

idcirco ad praefatae illuftris Domicellae Mennae Decaniffae & difti Capituli inftantiam easdem literas de verbo ad verbum, nil addito vel diminuto, aut fubtracto quod fenfum quovis modo mutare poffet vel intellectum auctoritate Notariatus, qua in hac parte fungor, transsumpsi, ac in omnibus & per omnia transfcripfi, in hoc praefens transfumpti publicum inftrumentum exinde conficiendo. Quas quidem etiam literas, hicinferius ut praemittitur, inferui & annotavi. Quarum quidem literarum Imperialium fupermentionatarum tenor de verbo ad verbum fequitur & eft talis.

In nomine fanctae & individuae Trinitatis. Отто divina favente clementia Imperator (a) Augustus. Si locis aut (b) Deo dicatis noftrae Impe

toos blootelyk noemt Imperator Augustus, zou ik egter het woord Romanorum hier niet durven uitdoen, indien het in de andere beide Affchriften ook gevonden wierde, om reden, dat men een en ander, hoewel zeer weinige Charters vindt, waar in hy zig insgelyks noemt Romanorum Imperator Augustus. De Schryver van't Chron. Gottwic. p. 196. brengt hier van een eenig voorbeeld by uit een Charter van 984. by UGHELLUS Ital. Sacr. Tom. III. p. 217. Doch dien zelvden Titel vindt men nog in twee andere Brieven van 983. by UGHELLUS d. 1. Tom. V. p. 400. en 746; als mede in een derde van den jaare 984. by denzelven Tom. III. p. 218.

(b) Aut Deo dicatis.] By PONTANUS, fi locis Deo dicatis. In 't eene Afschrift van MARTENA staat Super locis Deo dicatis. In 't andere, Semper locis & Deo dicatis.

1

« VorigeDoorgaan »