Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

Het krachtsbesef van den humanist en het zondebesef van den hervormde hebben saam bestreden het onmannelijke en zoetelijke van Rome's vormdienst'), van het kindeke en de maagd" "). Beiden heeft, hetzij het gevoel van waarde als mensch, hetzij het besef door God uitverkoren te zijn, het zelfbewustzijn wakker geroepen. De strijd voor geloof en vrijheid heeft beider moed, soms tot overmoed "), doen klimmen. Beiden hebben zij in het zoeken naar den weg der waarheid van wereldlijke of geestelijke dingen de Kerk" als gids afgedankt en gesteund op zelfstandig onderzoek. Beiden hebben zij de overdreven mystiek geschuwd) en verkozen liever te varen op de baren der wereldzeeën om nieuwe landen te ontdekken, dan peinzend te drijven op de mystieke binnen wateren der besloten ziel.

"

In de kunst der Renaissance blijkt haar anti-nationaal karakter uit haar afkeer van de middeleeuwsche kunst en symboliek, waarvoor de Romeinsche, aan de Grieken ontleende, mythologie in de plaats komt.

De Renaissance was daarin meer ultramontaan dan de middel. eeuwen, doordat zij het nationale, hetwelk zelfstandig, het uitheemsche aan zich assimileerend, was blijven voortbestaan, losliet. Dit euvel werkte tot op onze dagen na in de taalstudie, die sinds de Tweespraeck der Nederduitsche Letterkunst" ") een latijnsche grammatica werd met Nederlandsche voorbeelden "). Zelfs in het beoefenen der Latijnsche taal werd, met het Ciceroniaansche taaleigen als maatstaf,

[ocr errors]

1) Het is opmerkelijk dat, terwijl in Duitschland Luther en zijne vrienden vele liederen der oude kerk behielden of wijzigden, onder onze Schriftuurlijke Liedekens geen enkel te vinden is, uit de Roomsche Kerk afkomstig, zelfs niet in gewijzigden vorm (Wieder, bl. 64) 2) Zie b.v. deel I, blz. 339. 3) Toch leefde bij den geus sterk het besef, van Gods almachtig bestuur; de Geuzen-echo eindigt met deze woorden:

[blocks in formation]

4) Nicolaes Peters, de prediker van 1520, teekent dit verschil juist, door, naar aanleiding van het kloosterleven, van Jezus te getuigen: „Noch hi en wil niet, dat die mensche altoos in synder stilbeyt ende ruste blive, maer dat hi frisch daerwt te velde come, gelijc hi synder bruyt. Cant. II seyt: ic ben een blomken des velts ende een leliken der valleyen, recht of hy segghen wilde: die mi wil vinden, die en mach niet altoos in sine ruste stille sitten in synder devocien, noch hi en mach altoos in de armen Gods syns liefs niet rusten, mer die mi wil plucken, die moet te velde comen, om sinen naesten te dienen ende te gerieven, daar hem menigen stryt ontmoedt" (bij Dr. F. C. Wieder, de Schriftuurlijke Liedekens, 's Gravenhage, Nijhoff, 1900, bl. 50). 5) In 1584 uitgegeven door de Amsterdamsche Kamer de Egelantier". 6) Ook het Latijnsche letterschrift danken we aan de Renaissance.

het persoonlijke in den stijl onderdrukt. De Renaissance bestreed het dogma in de kerk, waar het hoort, en bracht het dogma in de kunst, waar het niet hoort. Hierdoor staat zij, niettegenstaande de zuiverheid van vorm en nieuwen rijkdom van vormen, achter bij de naïveteit der middeleeuwsche kunst, wier grondtrek, bij alle onbeholpenheid, waarheid, d. i. echtheid, is.

De wetenschap (evenals het onderwijs nu los van de kerk) '), vooral de natuur wetenschap, heeft veel aan de Renaissance te danken. Ook het weergeven van perspectief in de natuurtafereelen begint tijdens de Renaissance, eerst in de schilderkunst, bij van Mander *) in de dichtkunst. Maar toch: de bewondering voor het verhevene wordt eerst later geboren, niet door de wufte schoonheidszucht der Renaissancisten, maar onder den invloed der verheven oud-testamentische poëzie.

Aan de Renaissance danken wij de hoogere opvatting van schoonheid, gevoel voor schakeering en overgang, de evenredigheid der deelen ), den klassieken afgezien; de preciesheid en nauwkeurigheid der Romeinsche verskunst, den volleren klankrijkdom der Italianen, het herdersdicht der Alexandrijnen, de kunstbrief uit den keizertijd, het sonnet) van Petrarca; aan de Reformatie meer zielkundige verdieping, die de geschiedschrijving boven de kroniekmatige vermelding van feiten gaat verheffen, en de poëzie heeft behoed voor een uitwissching harer grenzen met de muziek, waarheen de klinkklank der rederijkers den weg wees, en waarin de Renaissance haar niet had gestuit.

De rederijkers hebben Renaissance en Reformatie bevorderd; de eerste door hare ideeën toe te passen, de laatste door hare beginselen te bepleiten in refereinen en sinnespelen.

"

De Kamers van Rhetorycke" ontstonden in het begin der 15e eeuw, in navolging van Frankrijk, uit geestelijke broederschappen die ge

1) Reeds in het begin der 16e eeuw schreef een rederijker, in 't besef dat de wetenschap niet langer de slavin der kerk was, dat die leeken thooft sijn vanden gheleerden." 2) Zie hierachter van hem „Der Morghen Stondt". 3),Mate is goet 't allen spele" zeiden, maar beoefenden de middeleeuwen niet, vooral niet in de kunst. 4) Het knap, nauwsluitend keurslijf, inplaats van de los flodderende gewaden der refereinen.

zamenlijk hun godsdienstplichten wilden volbrengen en voor elkaars begrafenis zorgen. Dikwijls behulpzaam bij het vertoonen van kerkelijke drama's en processieën, werden ze later ook door de overheid vaak als "ghesellen van den spele" bezoldigd voor de leiding bij de feesten, het organiseeren van optochten en het opvoeren van tooneelstukken.

De inrichting der kamers verschilde niet veel van die der gilden: ze hadden een Prins of Keizer, hoofdlieden en dekens, een faktor, vaandrig, nar en bode. In landjuweelen", algemeene wedstrijden, dongen zij om het juweel", den uitgeloofden prijs voor de beste refereinen of opvoering van tooneelstukken.

Refereinen zijn gedichten bestaande uit coupletten van een aantal maatlooze, rijmende versregels, van welke de laatste, de stock" of ,stockregel", de hoofdgedachte bevattend, aan het eind van elk couplet terugkeert. Het gemis aan maat en muziek in de refereinen trachtten. de rederijkers (Rhetrosijnen, Rhetorikers) te vergoeden door aanvangs-, midden-, ketting- en eindrijm. Balladen verschilden daarin van de refereinen, dat de stock in elk couplet niet volkomen dezelfde behoefde te zijn. Een rondeel (oorspr. rondedans) bestond uit 8 versregels; de twee eerste keerden aan het slot terug, de eerste ook in den vierden regel. De glose bestond uit 5 coupletten van 4 regels; die van het eerste couplet werden achtereenvolgens in den eersten regel der 4 laatste herhaald. De retrograde was (gelukkig) een vers dat evengoed van achteren naar voren kon gelezen worden. De verzen der Rederijkers zijn behalve aan de reeksen rijmen, waarvan ze rinkinken, de bewijzen van hunne vaardigheid, ook kenbaar aan de vele vreemde, vooral fransche, woorden, de getuigen van hun geleerdheid. Door de algemeene beoefening der kunst ontstonden vele kunstmatige, alleen van meer of minder vaardigheid getuigende producten, aan alle ware poëzie gespeend, welke ten onrechte een gemeen vonnis tegen alle rederijkswerk als een const van veel-seggen ende niet van wel-seggen", hebben uitgelokt. Ook toen waren waren er poëten en poëtasters, al hadden de laatsten toen meer moed, meer lof en, door de voorschriften te volgen, spoediger handigheid en routine.

Vooral door het tooneel hebben de Rederijkers de Hervorming

bevorderd. De gelijkenis van den Verloren zoon ') predikte de rechtvaardiging niet door goede werken, maar door het geloof.

De spelen van zinne of moraliteiten die, in onderscheiding van het kerkelijke mysteriespel en het geestelijke mirakelspel, stichtelijk kunnen genoemd worden, zooals de Spieghel der Salicheit van Elckerlijc (1501), die leert hoe dat elckerlyc mensche wert ghedaecht gode rekeninghe te doen van sinen wercken," waren als aangewezen voor de dragers en verbreiders der nieuwe leer.

[ocr errors]

De zinnespelen op het landjuweel te Gent in 1539 gaven op de opgegeven vraag: " welc den mensche stervende meesten troost es", voor het meerendeel antwoorden in reformatorischen geest. Niet de goede werken, de genade alleen, door het geloof:

Waer zallic met namen een trooster zoucken?

My dyncke, dat ic gheheel verlaten zy.

Ic ben simpel), my en helpen gheen clooster boucken
Noch libraryen 3) en commen te baten my.

Ic aenmercke 't leven van mynen state vry
Ende vinde my grondeloos vul) van mesdaden;
Der diepte myns zonden en vindic mate by 5),

Dus roupic) totter diepte gods ghenaden.

Het heftigste en grofste tooneelstuk tegen Rome is Van den bekeerden Coopman 7), die tevergeefs voor zijn bekeering baat zoekt bij een Katholiek geestelijke, doch, door de apostelen Lucas en Paulus tot bekeering gebracht en voor Christus' rechterstoel vrijgepleit wordt, terwijl een bisschop, een monnik en een prins door Satan worden weggesleurd. De apostelen gaven den zieke eerst een braakmiddel om de valsche geneesmiddelen van den pastoor weg te werken.

„Her ut, stijf spout ut, willet ut douwen!" zegt Paulus. „Wat spout hy?" "Niets dan aflaten en beevaarten," antwoordt Lucas. Er volgt nog meer, terwijl de apostelen niet hun mond, wel hun neus dicht houden.

Eigen aan de zinnespelen zijn de allegorie en het komisch tusschen

1) Vertaling van een Latijnsch School-drama uit de eerste helft der 16e eeuw. 2) ongeleerd. 3) boekerijen. 4) vol. 3) ik vind geen maat voor de diepte van mijne zonden. 6) roep ik. 7) een vertaling (1583) naar het Duitsch van een Latijnsch stuk Mercator, gedicht door Thomas Kirchmayer.

[ocr errors]

spel der „zinnekens", duveltjes '). In een spel van Pyramus en Thisbe) is Pyramus Christus; Thisbe de beminde bruidt der Cantycken" ), of ook 's menschen natuere"; de moerbeiboom „des cruysen bout"; de leeuwin de Booze. „Declaratije, moralijsatije is mijn recreatije" zegt een der spelers niet ten onrechte. Nadat de gelieven een minnelijk onderhoud gehad hebben, gaan twee zinnekens op platte en ruwe manier hun woorden en gebaren nabootsen "). Lach en traan, ernst en luim volgden elkaar op als vasten en vastenavond, mis en kermis. Op het landjuweel te Rotterdam in 1561 voerde de Amsterdamsche Kamer twee sinnekens op: „Eyghen Wille" en Wangeloof", die klagen dat het volk van hen afvalt en liever luistert naar „Vercondigher des Woorts" en „Goede Onderwijsinghe":

[ocr errors]

„Neen, neen, die koe is op, 't is al vant vercken!
Wat dit volck segt, heel wel in haer oren klinkt."
„Ja neef, 't is al gheen gout dat daer blinckt!
Ghy syt al te haest vervaert ende ghestilt.
Die ghestadighe jagher vangt dat wilt,

En ook valt die boom ten eersten slach selden.

Dus wilde ick wel, dat wy ons sonder verdrach 3) stelden
Tot houwen "); misselijck of 7) wyse ter neer smeten.
Bey, sacht, aen eynckel lapkens leert die hondt leer eten,
Altemet moeten wij haer eens noden op onse sop,
Want 't is beter een half ey dan een leghe dop;
Wij mosten ons niet laten heel verbluffen."

- Tis verloren ghecout, ick beghin te suffen.

n

Die heydens haer ) al met verlanghen aenhanghen,
Twoort sy met blyschap sonder pranghen ") ontfangen.
Dus moghen wy ons spillen wel in die sack steken
En gheven die kaets."

Ontbeyt, wilt 10) met ghemack spreken!

Denckt, dat nieuwe bessemen vaghen schoon."

[ocr errors]
[ocr errors]

Tis tout perdu! Ick sing myn ouwe thoon:

Beter een voghel int net dan tien in de lucht;

1) of verpersoonlijkte hartstochten. 2) vgl. deel I bl. 105. 3) het Hooglied. 4) Dit spel was van de kamer „In Liefde Bloeiende". 3) uitstel. 6) omhouwen. 7) misschien dat. 8) de hervormden de predikers. 9) dwang. 10) wacht, wil.

« VorigeDoorgaan »