Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

bat Sultan Selim Egypten beraberd heeft. Sp regeeren het land/ be schermen't/ en bezitten alle de bedieningen ban Staat.

De Grieken/die daar tegenwoordig zhn / en die belijdenis van de Bielt Grieken. fche Religie doen/zijn verwaarts geloht door de groote koop-handel/die Per in Egypten omgaat. Wat de oude Grieken belangd/ welke zich/toen Alexander de Groot Egypten veroverd had/ daarter neerzetteden/die zijn baar niet meer/of 300 men 'er noch hier en daer een vind/die hebben zich on Der de Kopten vermengd/en hun naam verloren. En/ vermits de Gziekt sche Heizers/ die het Galcedonische Concilie volgden/verheugd waren hun partpin Egypten te sterken tegen de topten/dood-branden van dit Con cilie / en om dat de Grieken/ die uit Grieken-land gekomen waren/her bolgden/ hebben de teisers van Konstantinopolen Del gegeben om zich daer te vestigen/ en zedert die tijd is't/ dat de Gzielt olen hen beschermd/ en mids sche Geligie in Egypten geoeffend is geworden.

De Jooden zijnder van alle tijden geweest / en 3p zijn daar noch in een Jooden, groote menigte/ en in een zeer groot aanzien/ inzonderheid te Kairo, en in de Zee-steden; maar anders en vind men'er geen; en indien de toophandel hen somtijds verplicht daar te blijven / verbergen en vermommen 3p zich; want 300 haast de Boeren hen ontdekken/ mushandelen zy zeop een vreemde maniere.

't Getal der Kopten in Egypten is tegenwoordig zeer klein/ in vergelije Getal der king ban't geen / dat 'er wel cer was; want in ban Amru ibn il Aff, die het land op de Grieken veroverde/zes honderd Egypten. plaats dat'er ten tide Kopten in duizend van dit volk waren/ welke hem schatting betaalden zijn'er nu/ volgens 't geen/ dat hun Patriarch zelve my daar van gezeid heeft/ nau lijcks tien/ of ten alderhoogsten / biyftien duizend..

د

Fen der oorzaaken van deeze vermindering is / ten tijde der Romeinen, Oorzaak geweest hun volftandigheid in de Kristelijke Godsdienst/ welke de ver van hunver. woedheid der Heidenfche Gouverneurs sodanig tegen hun verhit heeft/dat mindering. zp'er duizenden te gelyk van omgebracht hebben. hun History-schijvers/ welke verzekeren/dat/den Landboogd van den Getupgen daer af zijn Reifer Diocletianus op een ters-nacht vier en twintig duizend deed oms brengen / welke begraben zijn op het gebergte van Achnum in Egypten. En op een andermaal deed'er/ 't zu den zelven Landbo០gd/ of een ander/300 beel bermoorden/ dat men ze niet tellen honde/ maar men bebond / dat 24 Fiddans, of Gemeten lands/met de lichamen deezer Martelaren bedekt waren.

Hoog

Een andere 0025aak ban hun berwoesting/ten tijde der Kristene Keizers, is geweest hun hardnekkighest in de diwaling ban Dioskorus, een hummer Patriarchen/ vaakende een eenige natuur/ eene wil / en ren perfoon in Jesus Kristus; welke hen by na de zelve ongelukken ver 3p ban te voozen onder de Heidensche Keizers/ter oorzaak van de twiste 2 ongelukken veroorzaakt heeft / ຄາຣີ lijke Godsdienst/ geleeden hadden; want de Grieksche Reizers hen wil lende dwingen de dura dwalingen van Dioskorus te verlaaten/ en te volgen he geloof in het Halcedonische Concilie vast gesteld/ en hen altijd even hal-..... sterrig

[ocr errors]

Juftiniaan

doet twee

fterrig en onbuigfaam ziende / hebben zp door het staal tot het einde van hun boorneemen zoeken te geraaken / gelijk onder anderen den Heizer Justiniaan, honderd volgens het verhaal van Makrizi, in zijn Hiftoric der Patriarchen, die om duizend Deezereden alleen op een Zondag twee honderd duizend topten in AlexanKopten om drie heeft doen ombréngen / zonder te spreeken van de wreedheden der an het geloof Dere Heizers / diena hem geheerscht hebben. Zulks dat die diergelijke ombrengen, elenden overleefden / ziende het gevaar/ 't geen er stak in dit gevoelen te belijden/en in de Steden te verschijnen / in de woestijnen vertrokken/daar 3p zich uit wanhoop in Gloosters wierpen/ en het geestelijck kleed aannamen/alwaar zp het overige hunner dagen doorbrachten / zonder op het huwelyck/ of op het vermeerderen van hun Volk / te denken.

op een dag

Oude Godsdienst der Kopten,

che

Godsdienst

Daar na hebben de Mahometaansche Prinsen en honingen/ die sedert de Kristene Keizers de Meesters van Egypten geweest zijn/ ziende/dat zp dikwils tegen hun bestiering begonden te muiten / hen niet meer gespaard. Zp brachten de voornaamsten om hals/ verkochten de Vrouwen en hinderen der anderen booz Slaaben/ en de swaksten wierden gedwongen Mas Hometaansch te worden; inboegen dat/ dit Volt 300 veel rampen gelee den hebbende / men zich niet behoefd te verwonderen / indien het tegens woordig tot een 300 klein getal gebracht is.

Dan ouds waren zp Afgoden-dienaars / en ieder voorname Stad had Haar byzondere Godheid aan de welke zp een godsdienstige eer bewers.

Abuzir, 't geen het oude Bufiris is/ aanbad een Half. Alexandrie, dat Het oude Rakote is / aanbad een steene Serapin. Achmim, 't welk het oude Panos is / aanbad Apollo, Bana een Hond Basta, 't geen het oude Bubaftisis/ cen steene Leeuw. Eida aanbad Serapin. Ischemunein, dat het oude Hermopolisis/ aanbad het beeltenis van een steenen Mensch. Ifvan, ban de topten Sovan genoemd/ aanbad den boom Lebaka. Kous de Maan en de Sterren. Mindadi den Dijgeboom ban Pharao. Memphis een half. Atrib, 't geen het oude Atribists/ aanbad bangelijken een steenen half. Semennut, dat het oude Sebennis is / aanbad een half van Brong. Sá een steenen Darken. Tuba het Water/ en al dat daar in gebonden word. Dit heb ist getrokken uit een oud Arabisch Manuscript/ 't geen ik in het klooster S. Antony bond.

Hedens- Maar sedert de komst onzes Deere / hebben zp zich ban d' aldereersten tot Het Kristene Geloof/boo? de prediking van Markus hun Apostel en Evander Kopten. ten. gelist/ bekeerd. Zp hebben zich rechtzinnig gehouden tot de tijd van Dioskorus hun Patriarch/ welke gevallen zijnde in de dwaaling/ dat 'er in Jefus Kriftus niet meer als een natuur / een weezen/ een wil/encen werking/ was/en deeze dwaaling/met haar Autheur/gelijk Hettersch/ gewaakt geworden zijnde in her Halcedonische Concilie/ wierden ook de geenen/die De zelve volgden/gelijk Getters van de Roomsche Werk gehouden; en daar omis't/ dat zp in de voorgaande eeuwen door de Kristene Heizers vervolgd zijn geworden.

De Egyptenaars hebben ook verscheidene maalen van taal veranderd. Verscheide. De eerste en natuurlijcke taal des Lands was de Hoptische/ die in ge bruikt

८.

bruik geweest is/300 lang als de Koptische Honingen Meesters ban Egyp-ne taalen ten waren. Maar na dat Alexander de Groot hen onder 't jok had ge van Egyp bracht/ waren zu gehouden de taal van hun Overwinnaar te leeren/teen. weten/ de Gzielische/welke de gemeene taal ban Egypten meer als negen Honderd jaren lang / en tot dat de Arabiers/ de Griechen verjaagd hebbende/ de Arabische inboerden/ welke men noch door den bank in Egypten spreekt/ geweest is.

DARDE

HOOFDSTUK.

Beschrijving van Said of Hoog-Egypten; des zelfs langte en breedte, grenzen, Hoofd-stad; benevens haar oude en hedensdaagsche Bestiering. Bediening, getal, en verdeeling der Kaciefs van gantsch Egypten,

S

Aid betekend in 't Arabisch een plaats/ of een Land/ 't geen hooger Betekening en berhebener is/ als een ander; waarom het bovenste Egypten, boo-des woords

ger en verhevener zijnde / als het onderste/deeze naam draagt. De Ara: Said.
biers noemen 'took noch Vogh ilard, of het aangezicht des Lands, zijnde
ten opzichte van Kairo Zuidwaarts gelegen/werwaarts de Hogias, of
Mahometaansche Priesters, altijd hun aangezicht wenden/wanneer zu de
anderen tot bidden beginnen te roepen / om dat Mecha Zuidwaarts legt
ban alle de Provintien des Ottomannische Aijks.

Giafer ibn Daleb Arabisch History-Schrijver zegt / dat het twaalf dag- Haar langs reizen in de lengte heeft/ volgens de dag-reizen / welche men in Egypten te en breed met de Remels doet; doch in de breedte heeft het maar vier uuren wegs/te. wel te verstaen/ het Land / dat bebouwd word; want 300 men baar in wilde begrijpen de zandige bergen/ die aan de Oostkant leggen / en de gees nen/ die in 't Westen zijn / hoelang het is/ zou 't noch veel breeder wees

zen.

ד

[ocr errors]

Ten Zuiden eindigdt aan de Stad Isvan, die in de tasciflik van Ibrim Grenzen, is; ten Oosten strekt het tot aan de Roode Zee; en ten Westen tot aande Probintie ban Vah ingeslooten.

Haar Hoofd-Stad was ban ouds Hu, daar hier na breeder ban gefp200- Hoofdken zal worden; maat tegenwoordig is het Girge, daar den Sangiak- Stad.

Bep/ die het bestier daar van heeft zijn residentie houd.

In boozige tijden waren't Arabische Prinsen/ in die taal genoemd Oma- Haar oude ra Said, of Prinsen van Said, die het bestierden. Zp woonden toenmaalg bestiering. tot Hu, 't geen het oude Diospolis is/ gebpnaamd het opperste of booge/

1.

252

[ocr errors]

Haar he

een bag-reizens van Girgé afgelegen / en aan de zelve kant den Nijl op waarts; maar Girgé in gevolg van tijd grooter geworden/ en Hu verbal len zijnde / vervoerden de Prinsen van Said hun Zetel tot Girge, 't geen ban die tijt af tot op den huidigen dag altijd de Hoofd-Stad daar van ges weest is.

't Is nu omtrent veertig jaaren/of daar omtrent / dat de Turken deedendaagse ze Arabische Prinsen verjaagden/en in hun plaats stelden Dangiakk-Beps/ bestiering. welke natuurlijke Turken waren/ wozdende den eersten daar van Soliman

Giamballat genоето.

't Is zeker / dat de Provintie van Said van een zeer groote uitstrekking is/ en dat/300 ze t' eenemaal bewoond wierd / en 300 wel bebouwd was als het Leeg-Egypten, haar Bey den Pacha ban Karo de uitmuntendheid zoude konnen betwisten / gelyk zu menigmaal hebben willen onderneemen zich zyn heerschappy / en zijn gehoorsaamheid/ te onttrekken, maar ber mits het Land / 't geen men daar bebouwd / zeer eng is/ behalven dat Haar Steden en Dorpen geweldig verwoest zijn/ heeft hun onderneeming nooit willen lukken.

Manier van Ondertusschen is de bestieringt eenemaal die van den Pacha ban Kairo haar bestie- gelijk; want hy heeft van gelijken / 300 wel als den Pacha/ een Chiaouxring. Bachi, of Kapitein der Chiaoux, een Tolk, een lanitzar Aga, en de ande re Agas der Krijgs-Orders/ in't Turksch Boulouks genoemd / die uit de Porlogs-benden ban Kairo genomen zijn/en hun betaaling uit de inkoms sten van des zelfs Divan hebben; ook heeft hy zijn Divan Katebi of Kancelery; en huis in der daad Pacha of thoning; maar hp heeft den naam/ noch de hoedanigheid/daer niet af / gelijk hy ze ook nooit gehad heeft.

Wat een

Kafcief is.

Han getal

en verdee

't Woord van Kascief zeer dikwils in deeze Reis-befchijving herhaald wandende / heb ik 't noodzaakelijk geloofd / eer wp met deeze algemeene beschrijving van Egypten voort-baaren/ iets te zeggen van des zelfs ០០ spronk/van't getalder tasciefs/ en van hun bediening; en door dit mid del zal men de verdeeling van Egypten in Probintien of kleine Gouvernementen zien.

Het woord van Kascief komt ban't Arabisch woord likschif, 't geen zeg gen wil iets ontdekken, vermits van ouds hun bediening was de Provintie / daer zp Kasciefs waren/ te bezichtigen / en de Arabiers / de Hoovers/ Dieven / en alle luiden van een kwaad leben/ die de gemeene rust verstoo ben/ op te speuren/ en te straffen/ doch naderhand rijk en magtig gewo den zijnde/ hebben zp de Provintien/ daar zu Kafciefs waren/verpacht/ zonder nochtans deeze naam in een ander te veranderen; zulkgs dat de Kafciefs hedendaags Gouverneurs der Probintien 3tjn.

Jugantsch Egypten zijn zes-en-bartig Kafcicfs; waar van'er vier-entwintig in Hoog, zes in Middel-, en ook zes in Leeg-Egypten zijn. Alle de Kafciefs ban Leeg-/ en ook eenigen van Middel-Egypten, wo០nen gemeenlijk in hun residentie-steden niet langer als acht of negen maanDen/ te weten/van de maand Januarij tot de maand Augustus/wanneer de Pijl begint over te stroomen/ en trekken dan na Kairo, 't geen zp ges woon geweest zijn altijd te boen/ berwachtende tot het water des Pyls weer gevallen zp/ op dat hun paarden op hun wederkomst vorragie mogen binden.

ling.

woon

Terwijl de Gouverneurs te Kairo zijn / is't zeer gevaarlijk; want de Arabiers en Roovers dan nergens voor te breezen hebbende/ ter 0023aalt dat'er niemand is / die hen op de hielen zit/ loopen het gantsche land d០០?/ en berooben alle de geene / die zp op de wegen binden/'t geen de reden is/ Dat men omtrent die tijd zeer zelven te land reist.

VIERDE HOOFDSTUK.

Verdeeling des jaars by de Kopten, en andere Egyptenaaren. Kracht der Zuide Winden. Kwade Ziektens by de Zomer. Regen-tijd in Egypten, Dikke en vogtige Misten; benevens de groote menigte van Dauw, die gemeenlijk daar te Lande valt. Voornaamste Winden, en der zelver werkingen. Aard en gedaante der Egyptenaren, mitsgaders hun uitstekendste gebreken, en ongeregeldheden.

[ocr errors]

topten in gantsch geen achting by de Mahometaanen zijn/zijn zp echter by hen in groot aanzien ho02 300 beel De tjd-rekes De Mahoning belangd; vermits de Mahometaanen in alle hun doen/'t 3p byzon metaanen dere/ of algemeene zaaken/ zich niet ban hun eigene tyd-rekening/maar volgen den van die der topten/gelijk van de beste en de bekwaamste / dienen/ zulks der Kopten. dat zp zelfs alle hun Staats-zaaken volgens den Almanak der topten/

en niet volgen de hunne / regelen.

De getijden des jaars verdeelen de topten aldus.

Almanak

Ep rekenen de Herfst, in't Arabisch il Charif genoemd / ban den 15 Verdeelinbeg maands Tot of September, tot den 15 ban den maand Küahak, of se December.

De Winter, in't Arabisch il Scitte, begind van de andere helft hunnes maands December, en eindigt den 15 ban Baramhat of Maart.

De Lente, welke zpil Auvil Rebie noemen/begint van de andere helft ban Maart, en eindigd den 15 van Baoni of Junij.

ge des jaars by de Kop

ten, en an

dere Egyp

tenaren,

De Zomer begind van de andere helft van Junij, en eindigd den 15 ban Tot of September. Albus rekenen zp net drie maanden voor ieder getijd. Zp beginnen hun jaar den achtsten des Maands September/volgens ja Begin des

« VorigeDoorgaan »