Dop Beiha, daar op van daan getrokken waren. Terstond deeden wy ons aan de andere zijde van den Nijl na Benefuef aberzetten/ daar op de nachten op den never onder Tenten overbrachten/met eenige Turken/daar wp baiendschap mee gemaakt hadden / tot dat wy den 26. des zelve maands 2 weer te scheepna Kairottokken/ daar we des anderen daags 's middaags aaniwaamen. Toen wp nu weer hier gekomen waren/maakte men gereedschap tot een Algemeene V yerdag, ter oorzaak dat den Grooten Deer een overwinning op de Poolen bevogten had. Deeze blijdschap duurde vijf achter-bol gende dagen / zonder dat men iemand binnen de gantsche Stad in al die tyd eenig werk zag doen. Vreugdet Is in Kairo de gewoonte/dat een ieder in diergelijke Feesten het buiten vyeren der steban zijn huis/of winkel/ met schoone tapijten en Pavilioenen vercierd/ Turken. en dat hy des nachts een menigte van Lampen aansteekt/ welke ge meenlijk gezet worden op houte Instrumenten/ waar van'er sommige met zeven/ andere met acht hoeken/ en andere op de manier van starren/ na dat een ieder daar vernuftig in is/ gemaakt zijn. Deeze houte Instrus menten hangen aan touwen / die dwars over de straaten gespannen zijn/ 't geen zeer aangenaam te zien is. De straten/ die des nachtsop alle ande re tijden geslooten zijn/ staan dan open; en de Kristenen kunnen / geduus rende diergelijke feesten / des nachts baper door de Stad gaan / als anders op den klaaren middag; bermits men in deze duistere helderheid niet onderscheiden kan/ ban wat holeur den Tulbandis/ dien zy draagen/en of de zelve gestreept of gantsch wit is. Behalven deeze lampen en tapijten/doen de Beps noch op een schoone o? der onder aan de hoeken van hun Paleizen een menigte van kostelijke wa pens ophangen/ gelijk Storm-hoeden/Harnassen / Malp-rokken/Musketten / Dabels / en andere diergelijke Oorlogs-Instrumenten. Den Franschen Conful/ die de Turken in geenen deele wijken wilde/ beed een Derhemelt van het een einde tot het ander over de straat maken/om de Zon ic beletten. Daar benebens liet hy aan den ingang van zijn huis cen Stel lagle oprechten/ die met schoone tapijten en hussens voorzien wierd / om de Lulden van Staat/ die hem zouden komen bezoeken / daar op teout= fangen. Rondom deeze Stellagie hing hp het afbeeldsel des tonings/zeer hontig in hoper gefneeden / dat van de Koningin / van den Dolpljijn/en ban de voornaamste Heeren des Rijks/welke afbeeldsels door een menigte ban fakkels verlicht wierden/ om de Turken zich over het vernuft der Europeërs / die de wetenschap hebben van deluiden na't leven af te beelden/ te doen verwonderen. En in waarheid/ men hon aan hun gelaat wel be penren/ dat zy daar een groot behaagen in schepten; maar een ding docht hen wat vreemd te weezen/ dat was / dat zp aan deeze persoonen geen baarden zaagen/ waarom zp ons vroegen/ of 't altemaal noch hinderen waren; 't geen zn echter ook niet wel gelooven honden; want zy zagen wel/ dat der cuffchen den Dolphijn en de anderen een groot onderscheid was Preze Feesten geeven cen groot bermaak; maar ze homen De geenen/ bie ze gehouden zijn te bperen / een groot geld te kosten/ en inzonderheid de Consuls; welhe/behalven dePabelloenen en tapijten/ en de andere sieraden/ Die zp genoodzaakt zijn te huuren/noch voor een gewoonte hebben / aan alle de geenen Die hun toestel komen bezigtigen / Koffi en Tabak te geeben; en 300 't lieden van staar zijn / moeten zu hen ook Bonfituuren boozetten; inboegen dat/ hoe weinigeen Consul ook doen mag/ het hem ten minsten Dzie of bier honderd Ayksdaalders komt te kosten. Om deeze Dieraaden en Pavilioenen te bezigtigen/ loopt het volk/ 300 lang als deeze Feesten duuren / bandes morgens vroeg tot des nachts ie twee of drie uuren langs De straat/ zulks dat men de wegen op de boomaamste plaatsen naauwelijks gebruiken kan. Op den eerste van Movember gingen op met een Chiaour / die een goed Kasteel van biend ban ons was/'t Kaftcel van Kairo bezigtigen. 't Ferst/dat wp daar Kairo. zagen/ was de Koninglijke Zaal, daar den Pacha den Divan of Raad Houd. In't midden van deeze Zaal wees men ons een dik touw/ welkers een eind dubbeld aan een der balken van de zolder vast was/ aan 't welk men de Rasciefs/ die de schatting/ van hun Provincie/ wanneer het jaar verscheenen is/ niet kunnen betaalen/ volgens de manier des Lands/met Kafciefs, di de armen op derug ophangt/terwijl hen ondertusschen eenige slagen met hun schateen geefsel van rouweries/ aan welkers einden kleine loode klootjes zijn/ting niere op de naakte huid/ in den vollen Diban/ toegeteld worden. Vervolgens klommen we op de platten der Brood-ovens/ ban waar men de plaats ziet Kara, of de Kalbas-plaats genoemd / om dat het volk van den Pacha zich daar te paarde in het schieten met den boog na een groote Balbas/ die aan de top van een zeer hooge boom hangt/oeffend. Strafdet kunnen brengen. Vorders gingen wp in de Kamers/ daar het bus-poeder gemaakt word/ Kamera welke twee zeer groote Zaalen zijn/ recht over de koninglijke Zaal van daar het den Divan / gebouwd met sterke gewelfselsen Muuren. In ieder heeft kruid in ge. men twaalf Mortiers van Latoen/staande in een kring/welke ieder omtrent maakt word. anderhalf voet in de hoogte/ en hun pzere stampers/ hebben/ die om de stof welke in de Mortieren is/ klein te maalen/ hun beweeging krijgen booz middel van een lange stok/ die aan een balk/ in het midden van de zaal staande met het eene eind bastis/ welke een paard doet omdraapen. Dicht daar by heeft men noch twee of drie andere kaamers/ daar men een meewigte van kleine Mortieren ziet/ in de welken het vozder fijn ge maakt word. Ertelijke dagendaar na was ik tegenwoordig by een Koptisch Duwes lijk/ waar ban ik met een byzondere nieuwsgierigheid deze volgende plech tigheden aanmerkte. Na het Midder-nachts-Gebed / of gelijk op zeggen zouden/ Plechtig: na de Metten / brachten de Ouders en Drienden des Bupdegoms Koptische xerst den Bruidegom/ en daar na de Bruid / ban het huis/ daar de Baui- Huwelijken, loft gehouden zoude worden / na de Kerk / wondende door een menigte van Falikels en was-kaarsen gelicht; terwyl 'er eenige Lofsangen in de Koptische taal gezongen wierden; waar onder sommigen met kleine hou heden der * te hamertjes tegen kleine ebbenhoute bordetjes sloegen/'t geen by hen in de plaats van Musik gehouden word. In de Gerk gekomen zijnde/ brachten zu den Bruidegom in het binnenste Hoon/ daar ben Dienst ge meenlijk gezongen worden de Bruid in 't vertrek der vrouwen. Vier op begonden de piesters en het Dolk eenige Gebeben/ met Lofzangen door mengd/te leezen/welke / geweldig lang duurden; waar na den geen/ die de Plechtigheid des Huwelyks verrichte/ na den Bruidegom toetrad/en dzie of vier gebeden las/ maakende op het einde van ieder gebed het reken des Bruis over hem. Dit gedaan zinde deed hp hem/ met het aangezicht na den Weilhel gekeerd/ ter aarde zitten/ houdende een zilver Kruis over einde achter zin hoofd/ en vervolgde alzoo zijn gebeden. Terwijl dit in het binnenste hoor gefchiede / Deed den Hoffer/ hebbende een bank buiten de deur van het buitenste Mooz gezet / de Bruid met een ban haar Maagen daar op neder zitten; en de Puesters in het binnenste hoog geëindigd hebbende de Knoop-gebeden, gelijkt zp die noemen / bekleedde den geen/ die de plechtigheid berrichte/ ben Bruidegom met een Nibe/ omgorde hem de lendenen met een riem/ en zettede / hem een schoon wit ferbet op 't hoofd. Wanneer hy hem nu aldus by de Bruid gebracht en nees bens haar neder had doen zitten / bedekte up hen alle beide met dit zelbe fer bet/en deed ze de hoofden by malkander boegen; daar na besireek hp den Bruidegom 't voorhoofd/en't buitenst van de hand/ met olp ban olijben; en vervolgens ook de Bruid; waar na by hen malkander de hand deed geeben/leezende te gelijk overluid de vermaaning/ welke de plichten behelsd/ Die zu den ander onderling schuldig zijn. Aldus eindigde de plegtigheid des Huwelijks / welke zp de Krooning der Getrouwden noemen / met een groot gevolg van gebeden/ die met verscheidene Ceremonien doormengd waren; waar na zy het lof zongen/ en vervolgens den Misbegonden/ waar in den Bruidegom en Bruid Communiceerden. Den Dienst geëindigd zijn de/ keerden zp met alle den sleep ban hun Maagen en Drienden weer na Duis. 1663. DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Maniere, op welcke de Kopten, in de Kerk van Mari Monkure, zich ter gedagtenisse van den Doop onses Zaligmaakers, in den Water-bak dompelen, en plegtigheden, die daar omtrent gebruikelijk zijn. den nacht van den 16 January des jaars 1663/ op welke de topban dzie Koningen bieren/gingen wp : i 1 na Oud Kairo, in De |