Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Wien ze

ren.

stond een menigte van flijk en vuiligheid om de minste dingen/ die daar maar in leggen 't geen de zelven met'er tijd/ door 't aangroeijen ban noch meer diergelijke stoffen / tot Eilanden maakt.

Gelijk men'er alle dagen nieuwe ontdekt / en dat den staat der zaaken toebchoo- ban Egypten niet meer en veranderd/zedert dat ze door Sultan Selim zelve/ toen hy daar was/ geregeld wierd / en dat deeze nieuwe Eilanden niet opgetekend en zijn in de Boeken des Divang van die tijd / zijn ze ook aan den Grooten Heer niet cynsbaar; maar den Pacha, berpacht ze voor zijn pra fijt/ aan den Hafcief van de Probintie/ in de welke ze leggen/ of aan den geen die 't hem beliefd.

Kolommen

in Egypten opgerecht

om den Nijl

te meeten,

Betekening des woords Mikias.

Men heeft op verscheiden tijden verscheiden Kolommen hier en daar in Egypten opgerecht / om den Nijl in den tijd van zyn wasdom/ te meeten. De eerste wierde te Menuf, of Memphis, door bevel van Joseph, Zoon van den Patriarch Jacob, op-gerecht; maarin gevolg van tijd vervallen zinde/deed er een rijke Koptische Juffrouw/ Deluka genoemd / twee anderen maaken; d'eenet Infine of Thebe, en de ander te Achmim.

Deezen / 300 wel als de eerste / dooz de langheid van tijd berballen zijn de/rechten de Gzielten een ander op in Caffr ifscamma, van welke men seid/ dat'er noch eenige overblijfselen zijn.

Da dat Amru ibn il aff Egypten veroverd had/ deed hp ten zelben einde een ander te Infine oprechten. Deeze bleef in weezen tot de tijd van Abd il aziz ibn Mervan, Malijph ban Egypten, die een nieuwe kolom te Helvan, een plaats/ die hem zonderling wel aanstond/ stellen deed.

De laatste van alle deeze Kolommen is de geen / die in't Eiland Roude staat/ welke noch in zijn geheel is. Zp wierd opgerecht doo? bebel ban Azamed ibn zid il Nittuchi gelijk men zien kan in Makrizi, in Serrur, en andere Arabische History-Schrijvers.

SESDE

HOOFDSTUK.

Beschrijving van de Kolom Mikias, en swaarigheid om de zelve te zien te komen. Oude en hedensdaagsche manier van den Nijl te meeten. Op wat dag zy des zelfs wasdom beginnen uit te roepen, en byzondere gewoonte daar omtrent gebruikelijk. Beschrijving des Puts van Argenus, en op wat manier men het wassen van den Nijl daar by weeten kan; mitsgaders de plegtigheden, die daar toe aengewend worden.

D

E naam van Mikias wil in zijn rechte betekening niet anders zeggen/ als een plaats/ daar men iets meet. Maar wanneer men te Kairo enkel

:

enkel van Mikias spreekt / verstaat men daar alleenlijk bp de Kolom/die in 't Paleis van het Eiland Roude staat/ om het wassen van den Nijl te

meeten.

Wat het Eiland belangd/ men noemd het Roude of Hof, ter oorzaak dat het een plaats van bermaak / en vol van schoone hoven is. 't Legt recht tegen over Oud Kairo, daar 't omtrent een musket-schoot ban daan

ផ្លែ.

zien,

Deeze Golom staat in 't Paleis ban't Eiland Roude, gelijk op hier voo? Swarigheid gezegt hebben; om daar nu te komen / moet men door een groote en zeer om deeze Schoone Mosquee pafferen; waarom het de Kristenen zeer moepelijk balt de Kolomte zelve te zien/vermits de Mahometaanen / inzonderheid in Egypten / hen niet toestaan in hun Mosqueen te komen / geloovende/ dat ze verdoemd en onrein zijn/ en dat ze die dooz hun inkomen ontheiligen.

Piettemin bracht ik en mijn Heis-gezel Thomas Brewne, boor middel Des zelfs ban geld / 300 beel te weeg / dat wp bp de gedachte Kolom / geraakten. beschrijving. Op staat in een afschutsel/ in het welke het water des Nijls door een wijde Riool ontfangen word. De stof is wit marmer-steen / en zijn gedaante achtkantig. Aan alle deeze acht kanten of hoeken is hp verdeeld van boven tot beneden in twee-en-twintig elboogen. De eerste elboog/ ban boben af te rekenen/is gedeeld in vierentwintig deelen of dupmen; de tweede is niet berdeeld; doch de darde is gelijk d' eerste afgetekend / 't geen aldus beurt om beurt tot de elfde elboog toe gaat.

d' Eerste elboog van de tweede kant of hoek is niet verdeeld; maar de tweede al; de darde weder niet / 't geen ook aldus tot de elfde toe berholgt/ welke/ met alle de overigen tot beneden toe/ in achtien duimen verdeeld is. Alle de andere kanten zijn ook zodanig verdeeld / als gezegt is; zulks dat alle d'elboogen/ die aan d'eene kant verdeeld zijn / benevens de geenen hamen / die aan d'ander kant niet geteekend of verdeeld en zijn. Hier by teld men alle dagen het wassen des Nijls.

De Kopten geben boo?/ dat Jan Mekarkes, een doorluchtig Man van Hun Matie/ en Gouverneur van Egypten voor den Geiser Heraklius, dit Paleis met de Kerk/ welke tegenwoordig een Mosquee is / heeft doen bouwen.

Ten tijde dat het tristendom in Egypten bloeide / placht een hunner Pries Oude masters den Nijl te meeten; en dit geschiedde niet/ als te drie uuren na den nier om den middag/ en na de Mis. Den laatsten Priester/die hem mat/ wierd Rad- Nijl te mee

dat genoemd. Deeze/ om dat hy zich had laaten besnijden / kreeg tot

bergelding dit voorecht/ dat niemand/ als zijn manlijke afkomelingen/

den Nijl zoude mogen meeten. Ibn Raddat, die deeze bediening waar nam/ terwijl ik in Egypten was/ isban deeze linie / en Kade of Rechter van ziju

beroep.

ten.

Heden

De Mahometaanen/ hoewel anders geswoozene byanden der Kopten/ houden noch hedendaags eenige manieren of gebruiken/ welke na de gees daagiche nen/ die zp ten tijde / dat hun Puesters den Nijl maten / oeffenden/ge: manier. lijken; want zp meeten den Nijl hedendaags niet/ als op den Desper-tijd/

Dat '

dat's te zeggen / des na-middags ten drie uuren. Die hem meeten/moeten Kadis of Rechters zijn / 't geen by de Mahometaanen een Kerkelijke bediening is/ ook en meeten zp hem niet/ voor dat zp zich gereinigd/en Hun Desper-gebeden gezeid hebben / 't geen met de Mis der Kopren bap wel overeenkomt.

Ibn Raddat, of een ander Kadis, aan de Holom 't geral der duimen/wels ke den Nijl gewaffen is/ gemerkt hebbende / neemt deiemaal water in het hol van zijn handen / en werpt dat na de lucht. Vervolgens zeid hy het Kapittel van Fatha, of 't eerste Kapittel van den Alkoran. Dit gedaan zijnde/ gaat hy weer heen / en brengt de tyding van deezen wasdom aan den Pacha, of Gouverneur van Egypten.

Den 29 Junj/zijnde den dag der Apostelen Petrus en Paulus, beginnen Op wat dag 3p zijn wasdom door de Stad van Kairo uit te roepen. Deezen dag is den 26 van Baony, of Junij der Kopten/ op welke zp den Feest van den Engel Gabriel bieren. Zp noemen ze in de taal van hun Land/ Besciaret innil be Maffr, of den dag van d' uitroeping des Nijls te Kairo.

zy zijn wasdom beginnen uit te roepen.

Byzondere gewoonte

Die deeze wasdom uitroepen / onderhoudeneen gantsch byzondere ges woonte; te weten/ dat zp nooit in't begin recht uitroepen het getal der

der uitroe- duimen / welke den Nijl alle dagen wast/ maar zp bewaaren 'er een zeker

pers,

Put van Ar

genus.

getal ban by zich/ tot dat den tijd na bp is/ dat men den Kalitz moet doozsteeken. By boorbeeld/ 30 de Nijl den eersten dag tien duimen gewassen is/ zullen zp' er den volgenden dag niet meer als zeven of acht uitroepen/ en twee of drie verswijgen; 300 hp op een ander dag twaalf duimen wast/ zullen zp'er niet meer als acht of negen verkondigen. Aldus vervolgen zp tot twintig dagen toe/ wanneer men den dijk/die het water des Nijls in de Giool van Kairo belet te komen / moet doorsteeken; en dan ontdekken zp_alle dagen een gedeelte deezer duimen / welke zp van te voozen versweegen hadden/ en voegen die bp de maat / tot de welke den Nijl in der daad gewassen is; 't geen zp aldus bervolgen tot den dag/ dat zproepen auf alla, of dat de Nijl tot zijn noodzaakelike hoogte gekomen is/ om al het Land ban Egypten te bevochtis gen. Zp doen dit/ na zpzeggen / om het Volk meer vreugde te ver00238ken/ met het zelve een groote menigte ban duimen te verkondigen omtrent den tijd/ dat men hen den doortocht moet openen/ 't geen hen een gelukkig jaar doet hoopen.

Kaakende den Nijl heb ik noch iets aangemerkt / 't geen de nieuwsgierigheid der Geletterden wel waardig is, en daar tot noch toe geen Euro pisch Reiziger een naauwkeurig verhaal van gedaan heeft.

Tot Argenus of Germis, gelijkt het Dolk het met een bedurbene naam noemd/ een Do?p/ dicht by Behneze, Stad in het middelste Egypten gelegen/ is een Klooster van Gopten / benevens een kerk aan de Heilige Maagd toegewijd/ daar een Put is/ welkers water alle jaaren/ op de nacht dat den Drop balt / tot zodanig een hoogte wast/ dat men daar uit oordeelen han/hoe beel elboogenden Nijl dat jaar boven de zestien wassen zal. Om dit nu te weeten/ gaat men aldus te werk.

:

Deg

ten,

Des avonds voor de nacht/ dat den Drop balt/gaat den Kadi met den Hoemen 't oudste des Dorps na deese kerk / bp sich hebbende een katoene koord/met waffen des acht linoopen getekend/ ieber omtrent een duim breed van den ander staan: Nijls daar be/aan welkers einde een stuk loots gehecht is. Deeze koord hangt men in by kan wee 't byzijn van een groote menigte volks op den mond van de Put/zulkg dat het loot het bovenste des waters raakt. Dit gedaan zijnde/ sluiten 3p de mond van de Put wel dicht toe/ en drukken daar selfs hun zegel op/ waar na zp in de Kerk tot den morgen toe wagten/ om te sien/hoe beel het water van deezen Pur die nacht geresen is.

Zoo haast den dag begint door te breeken/ neemen zp hun zegel daar af/ openen de Put/ haalen de koord op / en sien uit het wassen des waters/en uit het getal der knoopen / welke nat geworden zijn/ hoe veel elboogen den Nijl dat jaar boven de zestien klimmen sal/ rekenende voor ieder knoop/ dienat geworden is/ een elboog; zulks dat/wanneer 'er vier knoopen nat geworden zijn/ den Nijl dat jaar twintig elboogen sal wassen/ en aldus gaan zp ook met de overige knoopen te werk.

SEVENDE HOOFDSTUK.

Visschen, die in den Nijl gevonden worden. Beschrijving van de gedaante en eigenschap der Krokodillen. Groote schade, die de zelve te wateren te land doen. Hun oprechte lengte, benevens het getal, en grootte hunner eijeren, en manier van uitbroeden. Oorspronk van den Varal of Egdisch. Wat'er van den Trochilos en Dolphijnen van Plinius te gelooven staat. Hoe lang de Krokodillen zonder eeten konnen leeven. Manier van hun teelen. &c.

E booznaamste Disschen/ welke men in ben Nijl bind/ en daar ik

Den Variole, welke de beste van allen is; men vinder / die drie honderd Visschen, ponden wegen; na deeze zijn de Buni en den Houd, waar van de laatste welke in den zonder schobben/ en niet zeer smakelijk is / ter oorsaak van zijn week-en den worden, Nijl gevonbetheid; de Keschue; den Abelde; de Mischt; de Taaban-me, of Paaling; De Lebis; de Schilan; de Krokodil; de Kersche; de Tirse; de Bure, of Den Harder; de Kel be me, of de Zee-hond; de Bulti, die na de Variole de beste Disch van den Nijlis, en deeze heeft schobben; de Feresme, of't Zee-paard; de Sebuga; de Fokaka, of de Zee-weereld, die 300 rond als

[ocr errors]

een bal word/ wanneer hp zich opblaasb; de Reade, of be Kramp, of Stomp-vis. Alle deeze Disschen/ uitgenomen de Variole, en de Bulti, zijn ban een lelijke smaak/ en geweldig week/ door dat den Nijl een zeer flijk achtige Rivier is.

De Krokodil/in't Arabisch Timzah genoemd/ het wonderlykste en Het aanınerkelijkste dier zijnde/ 't geen men in den Nijl vind/dunkt het mp niet ondienstig/ een byzondere beschijving daar ban te doen; ten welten einde/ om daar te netter en te naauwkeuriger in te gaan/tk mp eerst dienen zal ban de geene/ die Plinius daar ban doet / en vervolgens daar by boegen / 't geen ik zelve daar van aangemerkt heb.

Bib. 8. Cap. Deezen wijzen Natuur-kender zeid; Dat den Krokodileen viervoetig Dier is, 'tgeen groote schade, zowel in 't water, als op 't Land doet; dat hy van alle de Dieren, die op 't Land leeven, de eenigste is, die geen tong en heeft, en die in't eeten het bovenste kaakebeen verroerd; dat hy twee rijen groote tanden heeft, en dat hy gemeenlijk langer als achtien elboogen is; dat hy eijeren voort-brengt van groote gelijk als Ganzen eijeren; dat hy die buiten 't water broeid, en dat hy ze net ter zelve plaatze brengt, daar de Nijl dat jaar komen zal, gelijk of hy een voorgevoelen daar van had; dat hy de eenigste van alle Dieren is, die, na in zijn begin zo klein geweest te zijn, tot een zo ongemeene grootte komt; dat hy, om zich te verdedigen, met klaauwen gewapend is, en dat hy den huid op de rug zo hard heeft, dat'er geen wapen zo.charpis, 't geen daar door kan booren; dat hy den dag op 't land, en de nacht in 't water, doorbrengt, en dat, wanneer hy wel verzadigd is, en dat hy met den muil open, en de tanden noch vol van d'overblijfselen des roofs, welke hy verslonden heeft, op de strand legt te sluimeren, daar een Vogeltje komt, Trochilos genoemd, 't welk zich voed met het geen, dat het daar vind; en hem door het pikken, waar mede het hem kitteld, terwijl 't hem de tanden schoon maakt, in dit postuur in slaap doet vallen. Dat den Ichneumon / die hem van verre waarneernt, daar op in zijn keel kruipt, en vervolgens in zijn buik dringende, hem't ingewand stukken bijt, en sterven doct; dat'er Dolphijnen in den Nijl zijn, welke hy zegt een zeer scharpe graad op den rug te hebben, daar zy den Krokodil, die hen gestadig volgd, medooden, dienende zich ten dien einde van een byzondere loosheid; want veinzende bevreesd voor hem te zijn, verbergen zy zich onder 't water, en zich vlak onder zijn buik stellende, doorbooren zy hem die.

Op eindigd zijn beschrijving met te zeggen/ dat dit beest vervaarlijk is voor de geenen, die het vlugten; maar vreesagtig voor die 't vervolgen; dat het in 't water zijnde, zeer zwak, doch buiten 'tzelve, geweldig scharp van gezicht is; dat het, geduurende de winter, zich in eenig hol verbergd, daar het vier gantsche maanden zonder eeten overbrengt, dat het zeer lang leefd, en dat het zo lang groeid, tot het sterft.

Zie daar/ wat Plinius van de Krokodil zeid. Op zullen dit nu eens onderzoeken/ en daar by boegen/'t geen wy zelve daar van aangemerkt heb ben,

« VorigeDoorgaan »