Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[graphic]

THOMAS ALVA EDISON.

Een der merkwaardigste mannen onzer dagen, en eene karakteristieke verschijning, die het leven der Amerikanen kenschetst, is de uitvinder van beroep, Thomas Alva Edison, wiens portret dit opstel vergezelt. Voor Edison is het uitvinden werkelijk een soort van ambacht. Hij heeft een uitvindingbureau zooals anderen een administratiekantoor, en er gaat bijna geen week voorbij, in welke Edison niets uitvindt. Werkelijk zijn vele van die uitvindingen slechts combinaties, die in zijn geniaal hoofd ontstaan, niets dan merkwaardige gedachten; vele zijn echter toch ook van zulk een groote, praktische beteekenis, dat zij den naam van hem, die ze uitdacht, onsterfelijk zullen maken. Wij noemen hier alleen die, welke in den laatsten tijd het meeste opzien hebben gebaard, namelijk den telephoon, den phonograaf en de electrische lamp, doch met zijne andere uitvindingen, welke voor bijna elk gebied der werktuigkunde belangrijk zijn, zoude men een lange lijst kunnen vullen. Edison is een self-made man. Al wat hij is dankt hij aan zich zelven, aan zijn vernuft en onvermoeide werkzaamheid. Geboren in 1847 als zoon van behoeftige ouders, voorzag hij reeds op elfjarigen leeftijd als courantenjongen aan de stations in het verre westen in zijn onderhoud. Toen hij dertien jaar oud was bezat hij voor een geheele spoorlijn het uitsluitende recht om couranten te verkoopen en gaf hij een door hem zelven op een handpers gedrukt spoorwegjournaal uit, waarmee hij natuurlijk zelf handel dreef. Van zijne spaarpenningen kocht hij werken over chemie, electriciteit, enz. en na verloop van tijd zelfs een klein ambulant chemisch laboratorium, dat hij op de spoortreinen met zich voerde. Zijne vrije uren gebruikte hij hoofdzakelijk om op den trein proeven te nemen.

[ocr errors]

Hierdoor werd echter ook een groot ongeluk veroorzaakt. Een zelfontbranding van phosphorus, welke den waggon in brand stak, gaf hem aanleiding om zijn handel in couranten te laten varen. Hij legde zich nu op de telegraphie toe en trad in dienst der Western Union Company." In deze positie verkregen zijne op auto-didaktische wijze verworven kundigheden zeer spoedig groote vermaardheid. Rusteloos hield de jongeling zich met zeer vermoeiende studiën bezig, en hij bepaalde zich niet tot hetgeen op het gebied der electriciteit tot ontwikkeling was gekomen, maar hij liep die ontdekkingen zelfs door eigen studie en proeven nog vooruit.

Bijna al wat hij verdiende besteedde hij aan boeken, instrumenten en materialen voor zijne studiën en proeven, en onthield zich zelven daartoe het noodigste. De vruchten van zulk een onvermoeid streven bleven niet uit; zijn eerste uitvinding was de toestel waarmede de gelijktijdige verzending van twee dépêches langs denzelfden draad mogelijk werd. Hij bezat echter de middelen niet om een patent daarvoor te nemen, en een andere Amerikaan kwam hem met een dergelijke uitvinding vóór, welke op Edisons grondbeginselen gebouwd was.

Gelukkiger was hij echter met zijne tweede uitvinding, een telegraphischen toestel welke in Amerika algemeen in hôtels en kantoren wordt gebruikt, en die gedurende de beursuren op een eindeloozen, zich zelven afwindenden, papierstrook, in drukletters de beurscours telegraphisch aanwijst. Hiervoor verwierf hij octrooi en tegelijk zijn eersten roem als uitvinder. Tengevolge daarvan liet hij zijne betrekking varen en sloot met de, Western Union Company" een contract voor praktisch-wetenschappelijke werkzaamheden. Dit contract verzekert aan genoemde compagnieschap het recht op alle magnetische en electrische uitvindingen van Edison, waarvoor zij hem wekelijks honderd dollars betaalt. Edison" richtte nu een groot laboratorium in New-York op, dat hij echter later naar Menlo-Park in New-Jersey verplaatste. Hier werkt hij nog heden ten dage onvermoeid voort. Omtrent zijn gewichtige ontdekking op het gebied van electrisch licht, en hoe hij het dure platina door verkoold papier heeft vervangen, hebben de dagbladen ons uitvoerige mededeelingen gedaan.

DE BEKENTENIS EENER VROUW.

Uit het Engelsch;

DOOR

HELENA.

Ik was niet uit liefde getrouwd. Dit doen zeer weinigen, dus in dat opzicht ben ik niet beter, noch slechter dan anderen. Neen, het was wel zoo, ik wist zeker dat ik niet uit liefde trouwde; ik geloof dat ik Mr. Cartwright enkel aannam, omdat hij mij vroeg.

Het gebeurde aldus. Hij was dominé te Douchon en wij woonden op het Heerenhuis, dat ongeveer tien minuten wandelens van de kerk en de pastorie was verwijderd.

Er was dagelijks dienst te Douchon, dien ik bijna altijd bij woonde, zoodat het daardoor dikwijls gebeurde dat Mr. Cartwright mij naar huis vergezelde. Het werd langzamerhand eene gewoonte, waarover ik niet eens verder nadacht: het scheen hem genoegen te doen en ik kan niet anders zeggen dan dat ik het ook wel aangenaam vond.

Toch moet ik bekennen, dat ik op zekeren morgen zeer verwonderd was, toen Mr. Cartwright mij, voordat wij de laan, die naar het Heerenhuis leidde, ingingen, vroeg om zijne vrouw te zijn.

Ik heb er nooit achter kunnen komen, waarom ik ja zeide, maar ik deed het; misschien vond ik het jammer zoo veel liefde te versmaden, misschien omdat hij zoo vreeselijk ernstig was, dat ik hem niet durfde weigeren, misschien vreesde ik dat zijn bleek gelaat

en smeekende stem mij altijd zouden vervolgen als ik zijne liefde niet aannam, of misschien was het omdat hij mij alleen vroeg met hem te trouwen en niet of ik hem liefhad, want ik geloof dat hij vermoedde dat ik dit niet deed; misschien waren het al die redenen te zamen die mij er toe noopten ja te zeggen, ten minste ik nam hem aan en niet lang daarna waren wij getrouwd.

Ik had zeer gelukkig behooren te zijn, want hij was een bijzonder liefdevol echtgenoot en toch was ik het niet, en hoewel ik het in die dagen niet opmerkte, weet ik nu dat hij in de zes eerste maanden van ons huwelijk evenmin gelukkig was.

Het was alles mijn schuld, ik wilde of kon hem maar niet liefhebben; ik nam al zijne toewijding aan als iets dat zoo behoort, maar deed volstrekt geene moeite ze terug te geven. Hij begon dus al spoedig te bemerken dat hij er zeer verkeerd aan gedaan had eene vrouw te trouwen, die hem niet lief had.

Op zekeren morgen, ongeveer zes maanden na ons huwelijk, zei hij onder het ontbijt, dat hij van plan was mij voor een paar weken alleen te laten om zijne moeder te bezoeken, die niet heel wel was.

Hij zag mij daarbij strak aan om te zien welke uitwerking deze mededeeling op mij zou maken, maar hoewel ik inwendig er volstrekt niet mee ingenomen was, verborg ik zorgvuldig het onaangename gevoel dat mij bezielde en vroeg onverschillig wanneer hij wegging.

Den volgenden dag zou hij vertrekken als ik er niet tegen had, hernam hij en zoo werd het dus bepaald.

Hij was dien dag nog vriendelijker dan anders en ik was koeler dan ooit. Ik roerde slechts eens het onderwerp van zijn reis aan en dat was om te vragen of ik mijne zuster Margo bij mij mocht hebben, terwijl hij weg was.

Den volgenden dag wilde ik een bepaald afscheid nemen vermijden en reed dus met hem mede naar het station: toen de trein wegreed dacht ik er aan, dat dit onze eerste scheiding was sedert ons huwelijk en wenschte, dat ik niet zoo koel ware geweest.

Toen ik weer thuis kwam zag alles er zoo troosteloos leeg en eenzaam uit, en niemand kwam mij tegemoet om mij te begroeten; kort daarna kwam een van de dienstboden om mij mijn hoed en mantel te ontnemen, in gezelschap van Nero, Mr. Cartwrights

« VorigeDoorgaan »