Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

KAPELLAAN). De Romeinsche korporatiën hadden aangenomene eereleden, eereambtenaren (adlectos, honoratos), die gelijk staan met de aangenomene Metselaars uit de middeleeuwen, en tot aan 1717, sedert welken tijd al de Vrijmetselaars accepted Masons zijn. Zij hadden ook maandelijksche bijdragen, eene eigene gildekas en gildekist (arcam); voorts Archieven en eigene zegels, een gildebeker, eigene regtsmagt en gilderegters, en moesten elkander hulp verleenen. Verder konden zij gildefeesten, openlijke optogten en feestmaaltijden verordenen. Zij hadden lijsten der leden, gaven diploma's, hadden Meesters (Magistros), Opzieners (Decuriones), Gezellen en Leerlingen, en eindelijk oudsten (Seniores), Censoren, Schatbewaarders, Archievarissen (Tabularios), Sekretarissen (Scribas), eigene Artsen en dienende Broeders (Viatores), en zelfs de Broedernaam ontsproot uit die vereenigingen. Ook zij bezigden hare werktuigen op symbolieke wijze, en waren ten aanzien der godsdienst zeer verdraagzaam. Het is dienvolgens thans bewezen, dat het eigenlijke der echte overgeleverde Vrijmetselarij, in de oud-Engelsche Loges, met betrekking tot grondwetten, instellingen en Bestuur, gelijk ook tot het Rituaal, reeds over het algemeen in de Romeinsche korporatiën, en meer bijzonder in de bouwkorporatiën bestond, en onmiddelijk uit Griekenland stamt, al hetwelk uitvoerig behandeld en bondig bewezen wordt in het gemelde werk van KRAUSE. Dat dit alles bewaard werd in de Duitsche bouwkorporatiën, bewijst de Hoofd-Hut van Straatsburg, en vooral de Verordeningen voor de Steenhouwers te Straatsburg van 1464, en de laatst gedrukte verzameling daarvan (Weenen 1565),

KOSAH. (Sterk.) Een verbasterd Hebreeuwsch woord, in de hoogere graden voorkomende, eigenlijk Chosek.

KRAUSE, (KAREL CHRISTIAAN FREDERIK) Dokter in de wijsbegeerte te Dresden, werd te Eisenberg, eene kleine stad in het Altenbergsche, waar zijn vader, godgeleerde te Nobitz, bij Altenberg, was, den 6den Mei 1781 geboren. Hij is de schrijver van vele doordachte en zeer geachte philosophische werken. Als Vrijmetselaar verdient hij de meeste

achting onder de Broeders, zoo door het uitgeven van verscheidene Maçonnieke werken, vooral door zijne Kunsturkunden, waardoor hij de overdreven geheimzinnigheid, welke te voren in de Loges heerschte, verbannen heeft, als ook door het ontwerpen van het plan tot een menschlievend verbond, hetwelk echter niet tot stand is gekomen, maar nog onder de vrome wensehen behoort.

[ocr errors]

KRETZSCHMAR, (P. J.) reg... M.. van de Loge Sokrates, in Frankfort a. d. M., schrijver van een belangrijk werkje, tegen de wederregtelijke weigering, ten opzigte van de Israëlieten, getiteld: Religionssysteme und Freimaurerei, Frankf. a M. 5838. (Zie verder het Art. UITSLUITING.) KROON. (De) is een zinnebeeld in sommige hooge graden, vooral

in die van den Ridder KADOSCH. Volgens ZINNENDORF's stelsel beteekent de kroon, SALOMO's tegenwoordigheid bij ADON-HIRAM's begrafenis.

Dit stelsel zegt er nog het volgende van:

Vr. Wat hebt gij nog buitendien in de Loge gezien ? Antw. Ik heb de kroon van SALOMO's Tempel gezien en deze slechts aangeraakt.

Vr. Hoe was deze kroon vervaardigt?

'Antw. Van fijn goud; zij had een opschrift, naar het model, hetwelk in den Tabernakel bewaard wordt. (Exod. XXXIX: 30.) Dit opschrift heette: de heiligheid des Eeuwigen.

Vr. Wat beteekent deze kroon?

Antw. Dat wij moeten zegevieren, en de kroon des levens moeten verdedigen, welke in de eeuwigheid ons allen, als eene belooning van onzen geestelijken tempelbouw, zal geopenbaard worden. KRUID (Het) is een figuurlijke naam, bij de Fransche TafelLoges in gebruik.

KRUIDVAT (Het) is de benaming van de flesschen, bij de Fransche Tafel-Loges.

KRUIS. (Het) Het beeld des kruises beteekent de Christelijke

kerk, en als zoodanig verschijnt het ook in de hoogere graden. KRUIS. (Broeders van het roode) De hoogste graad der Vrijmetselarij in Zweden.

KRUIS. (Ridder van het Drievuldig), Ten tijde', toen de vercèuwigde Broeder BODE in de Duitsche Vrijmetselarij werkzaam was, bestond de bovengenoemde graad in de Fransche Broederschap, Beschrijving der Loge.

De Loge moet de gedaante van eene statige raadkamer hebben. In het oosten bevind zich de zetel van den Groot-Kommandeur, boven dezen, de troonhemel van eene helderblaauwe kleur, in welks midden drie, in eenen driehoek geplaatste kruisen staan. Voor den zetel staat eene tafel, met een kruis en twee lichten. Alle Ridders namen in de zaal plaats. De zittingen waren met een rood tapijt bekleed. De zaal moest sterk verlicht zijn. In den graad van het Rozenkruis was reeds eenig licht, maar in dezen hoogen Raad moest het zeer helder, het licht des waren geloofs zijn. Op elke der tafels, die den vorm van een kruis moeten hebben, moeten vier lichten staan en wel zoodanig, dat die in het oosten en westen rood, in het zuiden wit en in het noorden groen zijn. Het Tableau moet een vlakte voorstellen, waarop men menschen ziet, die bouwen of arbeiden, en gewapenden, die hen beschermen; boven dezen moeten de letters staan: D.'. L... V..., dat wil zeggen: Dieu le veut! (God wil het!) de leus der Kruisvaarders.

[ocr errors]

Opening der Raadsvergadering.

De Groot-Kommandeur doet drie, kort op elkander volgende slagen, en nadat hij de zekerheid bekomen heeft, dat alle aanwezende Broeders, Ridders zijn, zegt hij tot den Opziener :: Fr. Wat is uw eerste pligt?

Antw. De ongeloovigen te bestrijden; die het heilige land be wonen, hen te overwinnen, of zelf om te komen.

Fr. Wat zal het loon van uwen arbeid zijn?

Antw. Een deel des lands, hetwelk mij aangewezen zal wor den, om daarop den Heer eenen. tempel te bouwen.

Vr. Wat heeft u bewogen, om Ridder van het drievuldig Kruis te worden?

Antw. Het voorbeeld van onze beroemde Kruisvaarders, waar van wij afstammen,

Vr. Welke omstandigheid heeft de zamenroeping van de tegenwoordige Raadsvergadering noodzakelijk gemaakt?

Antw. Een Ridder van het Rozenkruis heeft den wensch geopperd, onze verpligtingen op zich te nemen, het Kruis te bekoen ons te volgen, waarheen wij hem zullen voeren.

men,

Gebruiken der Aanneming,

De Kandidaat moet zich, wegens zijne aanneming, tot den Groot-Kommandeur en de beide Opzieners wenden. De GrootKommandeur stelt hem eerst aan de Ridders voor. Hebben deze niets tegen den Kandidaat, dan staan zij allen op, en nemen hunne hoeden af, doch wanneer er slechts een is, die iets tegen den Kandidaat heeft, dan houdt die zijnen hoed op het hoofd, en wanneer drievierde der Ridders tegen stemmen, wordt hij niet aangenomen. Wanneer echter de Kandidaat meent, dat men hem moet aannemen, dan is hij verpligt, zich openlijk te verdedigen. Alle Ridders moeten eene sjerp van eene zeer heldere hemelsblaauwe kleur dragen. Op deze moet, op den schou, der, een rood, op het midden des ligchaams een wit, naar de zijde een groen kruis zijn, en onder aan de sjerp eene zwarte roos waaraan het kleinood, een drievoudig kruis, in eenen driehoek hangt. De Groot-Kommandeur en de Opzieners dragen op den regter schouder een rood kruis, de Ridders van het zuiden een wit, en van het noorden een groen kruis, Wanneer alles in orde is, zendt de Groot-Kommandeur den Wapendrager naar den Kandidaat. Deze kleedt hem in den graad van Ridder van het Rozenkruis, en vraagt hem, of hij zich sterk genoeg acht, om de ongeloovigen uit de door hen bewoonde plaats te verjagen. Hierop wordt hij op de gewone wijze en met de gewone gebruiken binnen gelaten. Daarna zegt de Groot-Kommandeur tot hem:

>>Leg uwen degen af, en buig uwe knieën voor JEZUS CHRISTUS neder, dien gij hier voor u ziet, om aan den voet van het kruis, te bezweren wat gij zoo even beloofd hebt.”

Eed.

Groote God! Redder en Verlosser der wereld! ik zweer, mijne Broeders overal te volgen, waarheen zij trekken, om tot

uwe eer te arbeiden. Ik wil liever met hen te gronde gaan, dan dat ik niet het mijne, tot uitvoering hunner ontwerpen, zoude bijdragen. Ik wil mijnen arm bij de hunne voegen, om U te wreken aan de ongeloovigen, die U sedert zulk eenen langen tijd lasteren, enz.

Gedurende den eed hebben alle Ridders de degens in de handen, en staan met ontbloote hoofden, waarna allen uitroepen: God wil het!

Daarna neemt de Groot Kommandeur den degen van den Kandidaat, en geeft hem daarmede drie slagen op de schouders; den eersten op den regter, den tweeden op den linker, en den derden weder op den regter schouder, waarop hij hem dien met deze woorden terug geeft :

»Bedien u daarvan, mijn Broeder! tot verdediging der geboden van uwen God."

En terwijl hij hem het groene kruis op den regter schouder plaatst, zegt hij:

>>Uit kracht van mijne magt benoem ik u tot Ridder van bet drievoudig Kruis. Daaraan zal men uwen arbeid herkennen. Deze sjerp wijst uwe verhevenheid aan. Welaan, nu zal ik u de verklaring van den oorsprong van dezen graad geven.”

Geschiedverhaal.

In den jare 1080 sloeg SOLIMAN, der Turken vorst, in Nicea; cene stad van Byzantium, in Klein-Azië, den zetel van zijn rijk, of van zijne tyrannie, op, onder welke Azië, Syrië, Palestina, maar bijzonder Jeruzalem, zuchteden. Onder een groot aantal pelgrims, die toenmaals de heilige plaats van Palestina bezochten, deed een Franschman, uit de stad Amiens, in Picardie, met name PIETER de Kluizenaar, in 1093, de reis naar Jeruzalem. Daar kwam hij met den Patriarch SIMON Overeen, aan den Paus en aan alle westersche vorsten brieven te schrijven, ten einde hen aan te manen, om dit barbaarsche en ongeloovige volk uit het heilige land te verjagen. De goede Patriarch nam zijn aanbod aan, en gaf aan PETER al de brieven, welke hij begeerde. De ijverige Christen scheepte zich spoedig in, en begaf zich naar den Paus, aan wien hij den brief van den Patriarch van Jeruzalem overhandigde. De toenmalige Paus

om

« VorigeDoorgaan »