En als de knop zijn windslen heeft verbroken, Het teedre kind tot jonkvrouw is ontloken, Ge als reine maagd daar door Gods schepping treedt, Dan ziet gij u door de edelsten begroeten, De fierste held knielt neder aan uw voeten, Hij, dien uw hart, uit allen, heeft verkoren, Lacht hem, met u, een aardsche hemel aan. Die jeugdig bloed en forsche kracht verraên. 't Onbuigzaamst hart kunt gij als was verkneden, Als liefde spreekt uit uwe stille beden En wedermin die beden moet verstaan. Heeft u en hem de huwlijksband omstrengeld, Zijn kroon in vreugd, zijn steun in ramp en druk. Zijn macht en schepter gaarne met u deelt. Waar hij voor 's levens zorgen zich ziet loonen, En onder weerzijds liefde- en trouwbetoonen Een weeldeglans op beider aanzicht speelt. En als gij dan des huwlijks grootsten zegen, Gij, in dat kind, op uwe beê verkregen, Met stil genot, uw beider beeld aanschouwt, Wijdt u met vreugd aan 't nieuw en broos bestaan. En als uw kind, in later levensjaren Niet langer rust op moeders zachten schoot, Dan uwe liefde 't hulploos wichtje bood. Kweekt liefde in 't frisch en jeugdige gemoed. Ge ontwikkelt vroeg zijn ziels- en lichaamskrachten, Tot heil van jeugd, gezin en maatschappij: Daar zijn voor oogen, wie 't huwlijksheil niet is beschoren, Ja alles doen wat voegt aan haar geslacht: *) Men versta mij wèl! Ik ben een groot voorstander van de zedelijke, verstandelijke en wetenschappelijke ontwikkeling der vrouw, — van verbetering der wetten ten haren opzichte. Ik wil alleen waarschuwen tegen overdrijving, · tegen al wat onvrouwelijk mag genoemd worden, en tegen minachting of althans verwaarloozing der natuurlijke plichten en der roeping, haar door den Schepper opgelegd en geschonken. Want in de vrouw kan dat alleen behagen Wat vrouwlijk is: al wat die grens trotseert Verheft haar nooit, maar kan haar slechts verlagen; Blijf trouw den plicht, u door Natuur omschreven, Den schoonsten naam in de aardsche schepping.... Vrouw! 1878. |