Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Ofschoon in onzen tijd getrouwde vrouwen, naar hare kleeding niet meer van ongetrouwden te onderscheiden zijn en de leeftijd evenmin een maatstaf is, daar er zoowel jonge mevrouwen als meerderjarige jonkvrouwen zijn, was er toch iets aan deze jonge vrouw, dat Robert zoo zeer de innerlijke overtuiging gaf dat zij niet getrouwd was, dat hij er een gewetenszaak van gemaakt zou hebben er een weddingschap over aan te gaan.

Het spreekwoord: „dis moi qui tu hantes, je dirai qui tu es", is in uitgebreider zin, ook op de keus van lectuur toepasselijk. Hingston, wiens beroep medebracht gevolgtrekkingen te maken, was dat spreekwoord indachtig. Zich niet rechtstreeks met haar in aanraking vermeenende te mogen stellen, wilde hij trachten haar uit haar boek te leeren kennen. Nochtans was zijne bescheiden begeerte den titel te zien, niet zoo gemakkelijk te bevredigen, als zulks oppervlakkig te vermeenen is. In een hoek gezeten was er geen mogelijkheid over haar schouders heen in het boek te kijken, terwijl het bruine papier dat er omgevouwen was, den rug onzichtbaar maakte. Nochtans achtte Hingston zich in staat, indien, bij voorbeeld, iemand hem zijne meening aangaande het jonge meisje vroeg, naar de indices die hij opgemerkt had, de verzekering te kunnen geven, dat men in haar eene ordelievende en overleggende vrouw kon verwachten. Hij leidde dat daaruit af, dat het boek door het papier voor stof en wrijving beveiligd werd, terwijl de wijze waarop het aangekleed was, van netheid getuigde en daar het niet in een courant of klaarblijkelijk reeds voor iets anders gebruikt papier gewikkeld was, leverde zulks het bewijs, dat de zucht tot behoud, tot geen bekrompen zuinigheid afdaalde.

Evenwel speet het hem, geen meerdere kenteekens tot het voortzetten van zijne karakterstudie van het jonge meisje te vinden. Ook kwam er een onverwacht einde aan dat tête à tête, want, na op het kleine horloge dat zij uit een schuilhoek van haar corsage te voorschijn had gehaald, gekeken te hebben, werd het boek in de tasch geborgen en verliet zij de wachtkamer. Haar vertrek herinnerde Robert er aan, dat hij zijn plaatskaartje nog nemen moest. Hij volgde haar dan ook naar het bureau; daar de portieren der wagens openstonden, keerde zij niet naar de wachtkamer terug. Dat Robert er het genot van een sigaar aan opgaf

om haar reisgenoot te zijn, zullen wij wel niet behoeven te zeggen; nochtans werd hij in dat voornemen gedwarsboomd, doordien zij in een compartiment plaats nam, waar het woord, Dames" op het aangehechte bordje geschilderd, hem op onverbiddelijke wijze den toegang ontzegde. Aan 't plaatsbureau had hij vernomen, dat zij, evenals hij, naar den Haag ging. Hij troostte zich dan ook met de hoop, haar bij aankomst terug te zien. Wellicht, dacht hij, waren de omstandigheden dan günstiger. Dat zij niet in de residentie thuis behoorde was zeker, want zij zag er te goed uit, om niet opgemerkt te worden, en hij herinnerde zich niet, haar ooit gezien te hebben. Zij was dus eene vreemde en als zoodanig behoorde het niet tot de onmogelijkheden, haar den een of anderen kleinen dienst, zooals bijvoorbeeld het opsporen van een rijtuig, te kunnen bewijzen.

Het gezelschap dat Hingston in den rookwagen, waarin hij nu was gaan zitten, ontmoette, had weinig aantrekkelijks. Hij nam dan ook maar nu en dan deel aan 't geprek. Met den spoortrein is de reis van Amsterdam naar den Haag niet van langen duur; toch heeft men tijds genoeg, bij gebrek aan andere bezigheid, torenhooge luchtkasteelen te bouwen.

Overdag alleenreizende jonge meisjes zijn in ons vaderland zoo'n zeldzaamheid niet, om daardoor geïntrigeerd te worden en daar zij zich op de eenvoudigst natuurlijke wijze gedragen had, was ook daarin niets buitengewoons, de nieuwsgierigheid opwekkend gelegen. Het was ontegenzeggelijk een mooi meisje; maar Robert had meer schoone vrouwen gezien. Zijne gewaarwordingen aldus ontledende, meende hij tot de conclusie te moeten komen, dat het hoofdzakelijk dat alleen te samen zijn en toch door de regels der welvoegelijkheid gescheiden blijven, bij hem de begeerte had opgewekt, beter met haar bekend te raken was, of wel, dat in 't gebrek aan andere onderwerpen die zijn hoofd bezig hielden, de oorzaak van een zoo weinig gemotiveerden wensch lag. Hij wilde er zich dan ook niet langer mede bezig houden en ging zijne gedachten aan de zaak wijden, die het onderwerp der conferentie van den vorigen avond was geweest. Die zaak was zijne volle aandacht ook wel waard. Het gold eene echtscheiding.

Dat woord is niet lang; het kost niet veel tijd het neder te schrijven; doch welk een drama moet er niet vooraf zijn gegaan, 1880. I.

12

eer dat het door een der belanghebbende partijen uitgesproken wordt! Is het niet oorspronkelijk hunne bedoeling geweest dat alleen de onvermijdelijke dood een einde aan hunne verbintenis zou maken? En hoe vaak gebeurt het niet, dat reeds na korten tijd de begeerte die te verbreken, bij een van beiden opkomt; al is het pessimistisch gezegde der engelsche schrijfster, dat niemand twaalf maanden getrouwd is, zonder er minstens eenmaal spijt van te hebben, geen axioma!

Hingston had den bedoelden cliënt te danken aan een ouderen ambtsbroeder, die hem protegeerde en bij voorkomende gelegenheid met de zoodanigen in aanraking bracht, wie hij uit tijdsgebrek of anderszins zijne diensten niet verleenen kon.

Het was de man, dien hij vertegenwoordigen moest. Deze woonde te Amsterdam; maar, daar de vrouw, na de feitelijke scheiding zich te 's Hage had gevestigd, zou aldaar het rechtsgeding gevoerd worden. Het was om de noodige inlichtingen van den cliënt Axel genaamd - te verkrijgen, dat hij den vorigen dag naar de hoofdstad was gegaan. Daar de Heer Axel in den handel was, had de conferentie eerst 's avonds plaats kunnen hebben.

Axel bezat geen noemenswaardig eigen vermogen, maar zijne vrouw had hem een niet onaanzienlijken bruidschat aangebracht, dien hij, met haar medeweten en toestemming zij waren buiten gemeenschap van goederen en van winst en verlies getrouwd in zijne zaken gebruikte. De terugbetaling leverde het bezwaar op, dat de liquidatie van zijne handelszaken er het noodzakelijk gevolg van werd. Axel, die als beleedigde partij de echtscheiding aangevraagd had, derfde bijgevolg niet alleen het geluk, dat hij zich van het huwelijk met Adeline van 't Hooft had voorgesteld, maar door de ontbinding daarvan had hij het vooruitzicht, de inkomsten die de handel hem verschaffen moest, te zullen missen. Zedelijk en geldelijk maakte Adeline hem ongelukkig.

[ocr errors]

Zij was het, die de trouw verbroken had. Axel had Hingston medegedeeld hoe gelukkig hij zich geacht had, toen Adeline hare toestemming tot hun huwelijk had gegeven met hoeveel vreugde hij de hand in de hare had gelegd hoe hij zich, gedurende dat tweejarig samenzijn, beijverd had, haar het leven aangenaam te maken. Ook scheen zij werkelijk gelukkig te zijn. Later bleek het nochtans, dat geen liefde maar dépit de drijfveer van haar ja

-

iets

woord was geweest. Zij had reeds bemind, maar de man, die het voorwerp harer liefde was, geen partij voor haar zijnde wat men haar nauwelijks behoefde te zeggen, zelve beseffende, de vrouw van een winkelbediende niet te kunnen worden had zij er in toegestemd, dat hare ouders hare hand aan Gerard Axel beloofden. Zij beschouwde dat huwelijk uitsluitend als een mariage de raison; nochtans schikte zij er zich met opgeruimdheid in. Zelfs deed de tijd en de afwezigheid want wegens haar huwelijk met Axel, die te Amsterdam gevestigd was, had zij den Haag moeten verlaten het beeld van den voormaligen geliefde merkelijk verflauwen, zoodat het niet onwaarschijnlijk te achten is, dat zij op 't laatst niet meer aan hem gedacht zou hebben. Maar op zekeren dag ontmoette zij hem op het alleronverwachtst in hare tegenwoordige woonplaats. Zij was alleen. Hij sprak haar aan. Hunne vroegere relatiën gaven hem daartoe de vrijmoedigheid, want die hadden zich niet tot het wisselen van verliefde blikken bepaald. Zij hadden elkander zoowel mondeling als schriftelijk hunne wederzijdsche gevoelens kenbaar gemaakt.

Adeline's ouders, achter die amourette gekomen zijnde, hadden haar naar Amsterdam gezonden. Zij logeerde daar bij bekenden, waar zij Gerard Axel leerde kennen; en daar het haar niet aan coquetterie ontbrak, had het niet lang geduurd, of Axel was verliefd op haar geworden. Hij vroeg haar ten huwelijk. Misschien hadden de heer en mevrouw van 't Hooft, onder andere omstandigheden een Amsterdamsch koopman, die fortuin noch titel bezat, van de hand gewezen; maar beducht, dat de liefdesroman van Adeline, bij terugkomst in den Haag, mocht voortgezet worden en door ruchtbaarheid te verkrijgen, hare reputatie benadeelen, hadden zij zijn aanzoek gunstig opgenomen, en zonder Adeline hare toestemming af te dwingen, hadden zij haar ten sterkste aangemaand, geen, neen" te zeggen.

Dat het wegens zijn maatschappelijken stand alleen was, dat hij Adeline's echtgenoot niet geworden was, begreep Pieter Wolf zoo heette de jonge man dien zij bemind had zeer goed. Niet lang had hij noodig te bespeuren, dat, al had zij een ander haar persoon geschonken, zij hem toch hare genegenheid was blijven toedragen.

Wolf was te Amsterdam eene nieuwe betrekking komen zoeken,

maar Adeline, wie haar man het vrije beheer over eene zekere, niet onbelangrijke som voor kleeding en andere persoonlijke uitgaven had verleend, gaf hem genoeg geld om zijne vrijheid te kunnen behouden. Dat het niet bij de toevallige ontmoeting gebleven was, zullen wij wel niet behoeven te zeggen; zij was door opzettelijk overeengekomen samenkomsten gevolgd geworden.

Op den duur konden hare herhaalde uitgangen op bepaalde uren niet onopgemerkt blijverf. Wel had Adeline haar kamenier in 't geheim genomen, maar de overige dienstboden kregen achterdocht en na zich van de juistheid hunner vermoedens door onderzoek vergewist te hebben, werd er besloten, den heer Axel een anoniemen brief te zenden, om hem aangaande het gedrag van zijne vrouw in te lichten.

[ocr errors]
[ocr errors]

"

Axel wierp met verontwaardiging, dien, naar zijne overtuiging niets dan laster behelzenden brief in 't vuur. Toch duurde het niet lang, of hij werd genoodzaakt aan de gegrondheid der beschuldiging te gelooven. Zekeren dag van de beurs komende, vond hij zijne vrouw niet thuis. Op zich zelf was dat noch iets zeldzaams, noch iets verontrustends, maar een door haar achtergelaten brief verwittigde hem, dat zij niet voornemens was terug te komen. Adeline, haar geest met de valsche stellingen, in zekere fransche romans gepredikt, gevoed hebbende, schreef, dat een onoverkomelijke aandrang haar tot den man trok, met wien zij geestgemeenschap had. De wet is geen meester over het hart," het hart kiest naar eene goddelijke inspraak, die boven alle menschelijke instellingen verheven is." Deze en dergelijke, uit hare lectuur onthouden zinsneden moesten tot verontschuldiging, of juister gezegd, verantwoording van haar gedrag dienen; want met dergelijke grondbeginselen kon zij zich geen schuld toerekenen. Wel erkende zij de gunstigste getuigenis te kunnen afleggen van Gerard's gedrag ten haren opzichte, gedurende den tijd dat zij zijne vrouw was, zelfs dankte zij hem voor het geduld dat hij zoo dikwijls getoond had, als zij dat niet verdiende. Maar overigens scheen zij het als een natuurlijk iets te beschouwen, dat zij den man, dien zij niet beminde, voor den geen dien zij het wel deed verliet. Wie de man was, dien zij volgde (eigenlijk die haar volgde, want het initiatief was van haar kant gekomen) zeide zij evenmin, als zij Axel mededeelde, waarheen zij zich begaf.

« VorigeDoorgaan »