Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

middelen gedagt worden, welken de zenuwen van den Oorlog zouden mogen opgeven. daar op gefchiede de eene Overvoevoering na den anderen;-wy namen in alle hoeken en holen huurlingen in dienst, en deeden, in 't kort, al wat wy konden om zulken gewightigen Zaak te handhavenen.

Maar 't geen, meer als alle en allerlei bezwaarniffen, voor het Verstand der ware Britten, niet te begrypen was, is, dat, daar WY zelve, in deezen Oorlogh, enkelyk als Hulptroepen deel hadden, egter de HanoverScbe troepen, in onzen dienft genoomen wierden; en dat wy, de Onderdaanen van dat Keurvorstendom, betaalden, voor het verdedigen van hun eigen Vaderland.

Dit is iets dat de nakomelingfchap niet wel zal kunnen gelooven, voornamelyk als 'er by verhaald word, hoe onbeschaamd het gedrag van deeze Huurlingen geweest is, en met wat ftoutheit zy de geenen handelden aan welken zy alles verplight waren.

Dit, Mevrouw, zyn eenige van de redenen, welken het Engelfcbe Volk niet toelaten, om hunne meede onderdaanen, de Hanoverschen, met zoo vrindelyken oogh aan te zien, als wel te wenschen ware; en welken de intrinfeque waarde van al die voordeelen, welken wy anders, onder de Regering van een Vorft van dat Land, genieten konden, zeer grootelyks komt te verminderen.

• De HANOVERSCHE DAME, En al die redenen, Mevrouw, zoo grootsch als ze op M 5 hun

hun eerfte voorkomen zich opdoen, zullen by nader onderzoek, bevonden worden, niet meer als fchimmen te zyn, geformeert, door den yverzught, en de ongenoegtheit, den Engelfchen natuurlyk eigen: het gemeene Volk is, by alle Volken, gelyk zeker Poëet wel zegt,

Een domme drifte boop, niet wel te overbeeren,

Nooit vergenoegt van bun die over ben regeeren.

't zy Godt of Prins.

En de Engelschen minder dan anderen, om dat ieder onder den hoop, zich wel vaftelyk verbeeld, geregtigd te zyn tot de kundigheit van al de geheimen van Staat, en die, indien het minste gedeelte daar van, hoe onvoeglyk of ontydig het ook zyn moge om het wereldkendigh te maken, hen onthouden word, aanftonds duizend harffen fchimmen fmeeden, die zy zeer gereedelyk verder opfchikken, en voor waarheeden uitventen.

Daar by hebt gy nog eene andere flegte handelwyze, kunftigh genoeg in der waarheit, maar niet minder onbeschaamt en onbetamelyk; en dat is, om kwanswys te vermyden, uwen Koningh met ftoute handen, en onbezonne harten aan te tasten, en hem alle misflagen, welken in de Regering begaan worden, aan te wryven, fteld men dat alles De op rekening van het Ministery. Ministers verzaken de Vryheit van hun Land; de Ministers zyn onder den in

vloed

vloed van buitenlandfche Mogentheeden; de Ministers doen alles wat gy u wild verbeelden, dat gedaan, of gelaten word, tegens het belang van de Natie: dit doed gy, als wel wetende, dat het Miniftery niets doen kan, buiten den Koning; en dat men zelden gehoort heeft, dat het tegens zyn Welbehagen geftemt heeft, dewyl hun geheele wezentlykheit en de grootheit hunner Waardigheit, enkelyk op zyne Koninklyke wille gegrond is.

Geheel Europa kend den zin van dat Spreekwoort: zoo dat ieder befchimping welke tegens het Miniftery in 't light komt, onmiddelyk en onbefchaamdelyk uwen Koning in 't aanzight vlieght, en hem uwe misnoegtheit toefchaduwt; even gelyk al uwe murmureringen over Hanover, in den grond, niet anders zyn, als verwyten van eene eenzydigheit, daar gy hem volftrekt van wilt schuldigh kennen: en dat jegens wie? en wat? helaas! tegens zyn Vaderland, en alle zyne groote Voorvaderen, en naaste Bloed.

Maar eens gefteld hy heeft eenige genegentheit voor Hanover welke niet aangenaam is aan de Engelfche Trotsheit, om dat ze alleen uitmunten, en alleen geaght wil wezen, hoe Tyrannig is het dan, dus te willen, dat hy een aangeboore Zught, die by Uw, en de uwen, op 't hooghft geroemt, en als eene deugd vermeld word, zal hebben af te leggen, wil hy anders uwe verwytingen en murmureringen ontgaan. En waar om moet hy dus alle liefde en alle vaderly.

ke

ke genegenheit verzaaken, voor dat Volk, daar hy voor gebooren is, om het te regee ren? enkelyk, om een ander volk, dat hem ingeroepen heeft, om door hem beftiert, en tegens alle rampen, van binnen en buiten beschermt te worden., in een' grilligen wangunft, aan de hand te gaan! Hy is uwen Koning, 't is waar, en, tot UW geluk, is hy 't: maar hy is immers onzen gebooren Keurvorft en Souverein, en wy en kunnen, nogh mogen, nogh behooren immers niet af te zien, van dat reght, en aandeel 't geen wy op hem hebben.

De ENGELSCHE DAME. Ik daght in 't begin van onze redenering Mevrouw, dat gy onderneemen wilde, om de Reedenen, welke ik voortbraght tot bewys, dat Groot Brittanien in veele ongelukken gevallen is, enkelyk door de al te naauwe verbintenis met Hanover, te wederleggen, maar ik vind u te wys, om het allerminfte daar van aan te roeren; gy vald op fpreekwyzen, gelyk gy gelieft te noemen, 't geen, ten minften wettig, en eerbiedigh, zoo niet meer, in ons is, en aantoont, hoe ongaarne wy iets zouden zeggen, dat op den doorlugten Throon zoude kunnen kleeven, als een vlek: maar, Mevrouw, 't zou niet moeilyk zyn, om u gevallen in 't gedragh van de Ministers op te geven, waar uit blyken zoude, dat zy 't vertrouwen van den Koningh misbruikt hebben, en de Glory van hunnen meester 'er aan hebben gewaaght, ter zelver tyd dat

zy

zy de belangen van het Volk hebben opgeoffert: welke beiden, behoorlyk befchouwt zynde, niet meer dan een en dezelve zaak zyn; dogh het onderzoek van dat alles het onderwerp niet zynde van ons gesprek, zal ik Uw de gelegenheit laten, om al te zeggen wat Uw gelieft, en alleen my ophouden met de regtmatigheit dier klagten, welke gy fchynt te bedoelen, te weten, de by. zondere genegenheit van zyne Majefteit.

Verondersteld, Mevrouw, dat een Dame van ouden en Doorlugten Huize, fchoon van Perfoon, onberispelyk van Zeeden, en Erfgenaame van zeer magtige goederen, zich zelven in de armen werpt van een man van gering vermogen, en haarer alleen waardig om den roem zyner deugden.

Wat zou de Wereld zeggen van zulk een Man, indien hy, na de plegtigheeden van den trouw voltrokken, en hy in 't bezit van alles gefteld ware, dus gelukkig gemaakt, en ten uitersten verplight, heen ging, en weder zyne opwagtingen maakte by een gemeen Matresje, dat hy al voor dien tyd had? En wat zou de Vrouw moeten gevoelen, indien hy, daar en boven, korzel en onbefcheiden tegens haar wierd; indien hy haare lief kozingen alleen met norsheit en koe!heit beantwoordde. Indien hy haare rykste Juweelen verkogt en verkwiftte, tot verçierfelen van zyne ongeregelde byzit; als ze haar Koffers ledig, haare Goederen verpand, -en haar geheele ruime inkomen in eene knypende benoodigtheit ver

an

« VorigeDoorgaan »