Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

en yzer ertzen gegráaven, zeilfteenen, cinna ber, kobalt, zwavel, rottekruid, en zeer veele andere foortgelyke zaaken, als ook koftbaare gefteentens, en verfteende lighamen, gevonden worden. Ook noemt hy de Mineraal-wateren op, welke aldaar ontdekt worden.

Berigt van de Goud-myn in Saxfen by Reich- Pag. 118. mannsdorf in Saalfeld ontdekt; door S. Dat 'er veele rievieren en beeken zyn, waar in goud gevonden word, toont de Schryver zeer duidelyk, en beveftigt zulks met verfcheide voorbeelden; ook is hem niet onbekend, dat men op veele andere plaatfen dit koftbaare metaal ontdekt hebbe; doch vooral beschryft hy, in dit berigt, eene Goud-myn, welke men voorheen by Reichmannsdorf, eene meil van Saalfeld ontdekt heeft, en toont uit eenige berigten, welke hy daar omtrent heeft gekreegen, hoe men met dezelve te werk gegaan is. Men heeft Dukaaten van dit goud geflaagen, op welker eene zyde het borstbeeld van den Hertog JoHAN ERNESTUS afgebeeld is, met het omfchrift Johannes Erneftus, Dux Saxoniae: ftaande op de andere zyde een Landfchap benevens eene kerk en verfcheide gebouwen, welk Reichmannsdorf voorsteld; waar boven zich een opgaande Zon vertoont, met het omschrift: Ex auro vero & puro Reichmannsdorffiano.

Brief aan eenen vriend, waar in de gevoelens van Pag 159. WOODWARD en MORO, over de veranderingen der aarde onderzogt worden. Den oorfprong der verfteende lighaamen, welke de Schryver oordeelt, noch door WOODWARD noch door MORO, wel uitgelegd te zyn, verklaart hy aldus. De RieQ 2

vie

[ocr errors]
[ocr errors]

vieren, tot de Zee naderende, leggen de dikkere deelen, welke fy met zich voeren, op de stranden neder; de fynere worden lang in de zee gehouden, tot dat fy in de gedaante van eene lym neêrzinken, en schelpen, als ook andere lighamen, welke op den grond der zee gevonden worden, bedekken, en allengskens geheel en al omringen. By deeze deelen voegen zich veele zout-deelen, als ook joodenlym, fteen-oly, en zuuren, welke te vooren in het zee-water ontbonden waren, en opgehouden wierden. Dus worden de lagen van dag tot dag vermeerdert, dezelven verharden, en veranderen in fteen. De bygevoegde afbeelding is de agtste plaat van MORO, eenigzins verandert, waar in, tegen het gevoelen van MORO, getoont word, dat de zee niet van dag tot dag toeneeme, fchoon fy eilanden voortbrenge, en andere landen overstroome, maar veel eer altyd in dezelfde evenredigheid met de aarde gehouden worde.

Pag. 16. Befchryving van het Rievier - Paerd. Het Rievier-Paerd (Hippopotamus) word aan de Kaap de Goede Hoop de Zee-koe genaamd; het leeft zoo wel op het land, als in het water. Tot volkomen grootte gekomen zynde, is het een derde gedeelte grooter, dan een fterke os, waar aan hetzelve in fommige opzigten gelyk is, terwyl het wederom in andere met een paerd overeenkomt. Sommigen willen, dat het grooter overeenkomft met eenen beer, dan met een paerd zoude hebben. Het heeft geene hoornen, en eenen ftaart, als een zwyn, doch zonder hairen aan het einde. Sommigen weegen 1200, anderen 1500. ponden. Het lighaam is

[ocr errors]

groots

groot, vleefchig, en met dikke, korte, bruine, digte, hairen bewaffen, welke met de jaaren grauwagtig of vaal worden. In het water fchynt de huid glad en glimpende te zyn. De Kop is groot en breed, doch, in vergelyking met het lighaam, kort, van boven vlak, en met zeer dikke ronde lippen voorzien. De neus is groot, fteekt na boven op, en heeft zeer groote neusgaaten. Behalven de kiefen, die groot, en omtrent de midden hol zyn, heeft het dier vier groote honds-tanden, gelyk het zwyn, aan weerskanten twee, namentlyk een in de bovenfte en een in de onderfte kaak. Sy zyn zeven tot agt duimen lang, en aan den wortel vyf duimen dik. De onderfte zyn groo ter, en meêr geboogen, dan de bovenfte; ook zyn fy veel harder en witter, dan yvoor, zoo dat fy, als het dier, kwaad wordende, dezelven tegen elkander flaat, als vuurfteenen von. ken geeven, en ook gebruikt konnen worden, om vuur te flaan. De ooren zyn klein, het dier steekt dezelven op, en fchut hen even als een paerd, wanneer het ergens op agt geeft, of eenig geluid hoord: zynde van een zeer scherp gehoor voorzien. Syn briefchen zweemt veel na dat der paerden, en is zoo sterk, dat men hetzelve ver hooren kan. Syn gezicht is scherp, en de oogen zyn groot, en welgemaakt; als het toornig is, zyn fy zeer rood, even als vuur, en dan ziet het 'er verfchrikkelyk uit. Zelden gebeurt het, dat het, ongetergt, iemand kwaad toebrenge; doch, wanneer het aangegreepen, gekwetst, of fterk vervolgd word, en niet in het water komen kan, dan keert het zich woedend tegen fynen vyand, en verdeedigt zich met fyne tanden en pooten,

Q ૩

Syn

[ocr errors]

Syn korte en dikke hals verlieft het hair in den ouderdom. Syne deyen zyn dik en grof, de pooten groot, vleefchig, en fterk, van on deren tamelyk breed, en met vier klauwen voorzien, waar van de twee voorfte grooter, dan de agterfte, zyn. Het loopt zeer fnel, vooral op eenen vlakken grond, en als het gejaagd word, doch het kan zulks niet tegen een paerd, of tegen een mensch, die fterk loopt, uithouden. Daarom taften de Negers, die in het algemeen zeer fterk loopen konnen, hetzelve zoo veel te gerufter aan, voornamentlyk, wanneer fy het ver van eene rievier aantreffen, en aan hetzelve de terugkeering beletten konnen; want het zoekt altyd meer te ontvlugten, dan zich te verdeedigen. Kan het by het water komen, dan stort het zich daar in, en, wanneer fyne gewoone weg is afgefneeden, springt het van den oever in het water, hoo hoog dezelve ook zyn moge, zoo dat het dikwils hals en pooten breekt. Komt het in het wa ter, dan steekt het den kop booven, schut met de ooren, ziet na fyne vyanden, brult, en zwemt fneller voort, dan het loopt.

De huid is, vooral aan den rugge, hals, en buiten aan de deyen, zoo hard, dat geen ko. gel of pyl daar door dringen kan. De Negers maaken uit dezelve fchilden, wanneer fy wel gedroogd, en uitgerekt is. Aan den buik, en lieffchen is dezelve dunner, en aldaar zoeken de jaagers het dier te treffen. Zeer moeyelyk is het, hetzelve te dooden. De Negers, die zich aan de Krokodillen en Haayen met hunne meffen waagen, durven egter het Rievier-paerd niet eerder aanvallen, dan wanneer fy daar toe eenen zeer voordeeligen kans vinden, want, de

weg

weg voor hetzelve afgefneeden zynde, dan is het zeer verwoed, en gevaarlyk. Valt men hetzelve in het water aan dan word het woedende, en haalt met fyne tanden dikwils groote ftukken uit den boot, of doorboort deszelfs bodem, zoo dat die zinken moet. Het allergevaarlykft is het, wanneer het jongen heeft; het vuur is het zekerfte middel, om het op de vlugt te jaagen; en dit is ook de rede dat de Zee-lieden aan hunne booten, eene lantaarne met een brandend licht hangen, wanneer geen dier zich na dezelven durft begeeven.

Het Rievier paerd houd zich meêr op het land, dan in het water, op; alzoo het in het zelve niet langer, dan drie quartier blyven kan, zonder weder boven te komen, of adem te haalen, waarna het zich weder onderdompelt. Dikwils legt het zich in het riet te flaapen, en maakt zich door fyn fterk geronk bekend. In dit geval is het gemakkelyk te dooden, wanneer men hetzelve zagtjes nadert; want het heeft een sterk gehoor, en ftort zich in het water, zoo dra het eenig geruifch hoort. Met netten kan men het niet vangen; het zoude met eenen flag fyner tanden meêr maazen verfcheuren, als veele werk-lieden, in verfcheide dagen, zouden konnen maaken. Merken de Viffchers, dat hetzelve hunne netten nadert, dan goeijen fy eenen visch toe; welke hetzelve aanneemt, en wech gaat.

Behalve fyne voornaamfte spys, de viffchen, eet het ook gras, en fchept groot behaagen in de Reift, Mays, en wortelen; waar in het in zeer korten tyd eene groote verwoesting aanregt. Dewyl het zich meeftendeels des nagts op het land begeeft, zoo moeten de Negers dik

Q 4

« VorigeDoorgaan »