Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gens de veelvuldige misflagen, welke door de Apothekers in het bereiden van dit middel begaan worden, geeft men op, hoe men hetzelve in Engeland bereid, en in de Apotheeken van Londen en Edinburg befchreeven vindt.

Frg 330. De vraag, van waar het kome, dat menfchen, die een'

lighaam met warme, wolle, of andere doeken in brandewyn nat gemaakt, of wel met droog zout beftrooid, zyn ook nuttig, gelyk men ook met voordeel een dock met brandewyn nat gemaakt, of eenig fterk vlug zout, gelyk als de geeft van Ammoniac-zout onder den neus houd, en daar mede de zyden van het hoofd wryft. Met de veer van een pen in de keel en neus te prikkelen, word ook raadzaam geoordeeld. Inzonderheid kan het van nut zyn, dat een der omftanderen fynen mond, tegen dien des Drenkelings zettende, en met fyne eene hand de neusgaten toehoudende, terwyl hy met de andere hand op de linkerborft des Drenke fings fteund, deszelfs longen onmiddelyk tragt op te blaafen, en dit is van het eerfte oogenblik zoo noodig, als in het fondament te blaafen. Men behoord ook, zoo het mogelyk zy, zonder uitstel, alle Drenkelingen te doen aderlaaten, en beft tapt men als dan het bloed uit eene groote ader op den arm, of uit de ftrotäder zelve af. Wyn, brandewyn, of eenige andere fterke drank, met wat zout, of iets anders, dat prikkelen kan, vermengd, in de keel te gieten, behoord nooit eerder te ge fchieden, dan na dat men eenige tekenen van leeven bespeurd heeft.

De Verbandeling over het stikken der Drenkelingen en de berftelling der Verdronkenen uit proeven en waarneemingen, door den Hr. J. GUMMER, welke eerft in 1760. in het Latyn is uitgegeeven, en nu kortlings door den Schryver zelve vertaalt, te Groningen het licht heeft gezien, zal ook van allen met genoegen geleezen worden.

een' voet verlooren hebben, egter ter plaatse van denzelven, eene jeukte of pyn voelen, beantwoord door den Hr. M. G. F. OESFEld. Ons gevoel gefchied door de zenuwen, met den voet zyn te gelyk de zenuwen verlooren gegaan, doch niet geheel en al, als zynde dat deel, welk zich van den knie tot aan de herffenen uitftrekt, nog overig, en door dit deel geschied het gevoel. Geftelt zynde, dat deeze zenuw op dezelfde wyze en even fterk van onderen aangedaan word, als eer het been verlooren ging, dan zal de ziel gelooven, dat het gevoel nog op dezelfde plaats zy, alwaar het voorheen geweeft is: want men kan aanneemen, dat de žiel beoordeelt de plaats van het gevoel na de fterkte van hetzelve. Word nu aan het zenuwfap in den verkorten zenuw eene even sterke en even langzaame beweeging gegeeven, van onderen, daar de zenuw ophoud, als voorheen gefchied is, wanneer deeze beweeging onder aan den voet begon, dan is geen wonder, als de ziel de plaats verwiffelt, alzoo fy alles volgens de beweeging van het zenuw-fap in de herffenen moet beoordeelen, en deeze in beide gevallen eenerley is.

Brief van den Hr. SCHULZE, over de ziekte van Pag. 337. bet Hoornvee. Deeze ziekte, welker toevallen alle in deezen brief worden opgegeeven, is niet anders, dan eene ontsteeking van de ingewanden, en vliefen der herffenen, welke schielyk in het vuur overgaat (†). Alle verkoe

lende

(†) De ziekte, welke het Rund-vee door het Noordelyke gedeelte van Europa langen tyd heeft aangetaft, was van onderfcheide natuur; in fommi

[blocks in formation]

1'nde middelen zyn in dezelve dus van groot nut. Het gezonde Vee bewaart men voor de ziek

gen wierd eene ontsteeking van de vliefen der hersfenen, in anderen van het bortvlies, en in eenigen eene verstorve keel-ziekte ontdekt. De waare befmettelyke ziekte, waar mede de voorgaanden veel al verwart zyn, en die den naam van Vee-peft verdiend, is in de Mark-brandenburg door den Hooggel. Hr. GLEDITSCH zeer nauwkeurig onderzogt, en deszelfs Verhandeling daar over verdient van allen geleezen te worden, daar hy in verfcheide Provintien veele jaaren na elkander gelegenheid gehad heeft, nuttige ontdekkingen te maaken, die hem de oorzaak, en de vereischte middelen hebben leeren kennen. Men zie deszelfs Vermifchte Bemerkungen aus der Arzneywissenschaft, Kräuterlebre und Oekonomie. 1. Tb. Leipzig. 1768.

By het openen van dieren aan dezelve geftorven, heeft hy dikwils de vaten van de vliefen der herflenen zeer opgezet gevonden; de eerfte en tweede maag was eenigzins, en de derde zeer fterk met het vuur aangedaan, als ook met droog voedfel gevult; de opening van de derde en de vierde maag was volkomen geflooten; en, daar de eerfte met lugt zeer fterk opgezet was, was de laatste zeer flets, en bevatte eene geele rottige ftoffe. Dezelve was inwendig zoo verteert, en by derzelver opening in de darmen zoo vernauwt, dat geen vogt in dezelven komen kon; de darmen waren aldaar fterk ontstooken, en zoo met lugt opgezet, dat de gal en andere vogten belet wierden, zich in dezelven uit te ftorten. Aan de dunne darmen ontdekte men de ontsteeking in roode, blauwe, of zwarte vlakken; de dikke darmen waren daar door minder aangedaan, daar de dunne in tegendeel zoo verteert waren, dat fy door de behandeling braken, en veel ftinkend vogt, met bruine roode fchuim bedekt, uitstorten. De vaten van den buik, in het darmfcheil en de dunne darmen, waren met zwart, dik, bloed flerk opgezet. In beeften, die lang ziek geweeft waren, was de lever fomtyds zwart, en

ook

ziekte, wanneer men hetzelve van het zieke afhoud, de ftal zeer zuiver houd, dagelyks ten minsten

ook wel zeer zagt. De milt verfchilde in grootte, De gal-blaas was zeer groot, en bevatte ongemeen veel scherpe, verrotte, ftinkende, gal. De nieren waren doorgaans natuurlyk, fomtyds zeer gezwollen; de pis-blaas fterk ontftooken, in fommigen ongemeen famengetrokken, in anderen met veel zwarte pis opgezet, wanneer de nieren ook door het vuur aangedaan waren. De kwyl in den bek was zoo scherp, dat fy, die denzelven wilden zuiveren, bladders op de handen kregen, of, wanneer fy te vooren eene wonde hadde, ftierven, terwyl anderen hunnen arm verliefen moeften. Sommige beeften hadden eenen uitslag op de huid, veelen in de keel en op de tong puiftjes met etter gevult, die tot verfterving overgingen. Een fterke uitslag, groote gezwellen, die vroegtydig gekomen, en fchielyk verettert zyn, hebben fommigen behouden, anderen zyn door eene fterke kwyling gered; doch de loop is doodelyk geweeft. Uit alle omftandigheden, uit het geenen in zieke beeften, die geflagt zyn, waargenomen is, en uit den geheelen loop der ziekte, door den Heere GLEDITSCH insgelyks befchreeven, blykt ten klaarften, dat dezelve is eene byzondere foort van eene boosaartige befmettelyke ontfteekings-koorts, waar door de fappen zeer fchielyk tot verrotting overgaan. Niets is in ftaat, om de ziekte voor te komen, dan, dat men belet, het zieke-vee in het land te komen; en, als dezelve zich eens geopenbaard heeft, dan zyn alle andere poogingen doorgaans vrugteloos. By Göttingen (Göttingische anzeigen 1769. 15. Stück) heeft men de ziekte zederd veertig jaaren niet gehad, terwyl alle omleggende landen door dezelve fterk geleeden hebben, alleen om dat men den omgang met alle verdagte plaatfen volkomen heeft afgefneeden. Een Heer van groot aanzien heeft egter, by de voorgaande Vee-peft, de ziekte uit fyn' ftal gehoudoor de beeften te doen aderlaten, den buik

den,

minsten eens met azyn berookt: aan het Vee fomtyds een laxeer-middel geeft, dagelyks eenige handen vol gemeen zout of falpeter onder het voedsel mengt, en ook nu en dan eene ader opend.

Ter bevorderinge van de geneezing van het zieke Vee zyn de zuuren de befte middelen, deeze gaan de verrotting tegen, en men bedient zich met voordeel van zuure wey, van azyn, den geeft van falpeter, gemeen: zout, en Koperrood, welke laatfte egter omzigtig gebruikt, en met veel water vermengt moeten worden. Vermindert op deeze wyze de ziekte, dan geeft men het Vee geftoote spies-glas, of bloem van zwavel, waar door de uitslag, die zich doorgaans openbaard, beter uitgedree

ven

te zuiveren, en, om den anderen dag, eene goede quantiteit zuivere azyn te geeven, fchoon in den omtrek van fyne plaats de ziekte overal regeerde, ja zelfs een boer, in wiens ftallen de ziek. te was, de beesten dagelyks kwam melken.

Over dit onderwerp, konnen ook met vrugt geleezen worden; Memoire fur les Maladies epidemiques des Beftiaux, qui a remporté le prix proposé par la Societé Royale d'Agriculture de la Généralité de Paris, pour l'Année 1765. Composé par M. BARBERET, avec des notes inftructives, à Paris 1766. 8. welk werk met de bygevoegde nuttige aanmerken, door den Hr. BOURGELAT (zoo men zegt) opgefteld, door den Hr. J. SCHOMAKER vertaalt, onlangs te Arnhem is uitgegeeven; en Effais fur les maladies contagieufes du Bétail, avec les moyens de les prévenir. &d'y remédier efficacement, par M. CLERC, à Paris 1766. 8. als ook Afbandling om naogre farfoter ibland bäfter och boskaps kreatur; jemte Anledning til paolitelige läkemedel för deffe Sjukdomar, utgifwen af Kongl. Collegium Medicum aor 1766. Stockholm. 8.

« VorigeDoorgaan »