Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

leegendheid zullen vinden, om zig van die plicht te kwyten.

Meeft alle Menfchen gelooven oprechtelyk, dat zy een naauwkeurige gehoorzaamheid aan de Goddelyke wetten verfchuldigt zyn, vreefende van tyd tot tyd, dat zy geftrengelyk zullen worden geftraft, om dat zy die ver. waarlooft hebben; maar zy zyn kloek en ge. zond, en zien de Eeuwigheid in een groote afstand aan, zig vleiende dat zy zig voor hunne dood nog wel zullen bekeeren. Bovendien, zyn zy zeer fcherpzinnig om zig zelfs te bedriegen, door dien het Evangelium hen verzeekert, dat Gods genade al zo oneindig als zyne rechtvaardigheid is: en die Goddelyke eigenschap die voor hen een bronwel van liefde voor dat opperste weezen behoorden te zyn, word in hun Hart een beweegreden van onachtzaamheid voor zyne heilige geboden.

[ocr errors]

Het is een nader bewys, die op een onte genzeggelyke wyze toond, dat de geenen die de naam van Christen voeren, in 't gemeen van de waarheeden van het Evangelium overtuigt, en aan een opgezette verachting voor de deugd onfchuldig zyn; wanneer men aanmerkt, dat de hardíte plichten van de Chriftelyke Godsdienft, hen zodanig redelyk voorkomen, dat zy een affchrik van een Leeraar zouden hebben, die het volk een ongebonde zeedekunde inboezemde. Men zou moeite hebben, om in een ganfche ftad een Dronkaard, een lichtmis of een Hoer te vinden die ( ondersteld dat zy altemets te kerk gaan)

[ocr errors]

niet bereid zouden zyn, om zodanig een Leeraar te fteenigen, wanneer hy hunne beminde zonde opentlyk van de ftoel aanprees; of die hun gedrag roemde, als aan Gode aangenaam zynde. De overgegevenfte zondaaren, hebben hunne vervoeringe van Godsvrucht; eenige onder hen, zyn geergert aan een godloze fpotterny, en zouden zonder ontwaardiging niet konnen hooren, dat men op een lachgelyke wyze handelde, het geen hen voorkomt, dat een Godvruchtige hoogachting verdient. Ik zeg meer, zy zouden wel te vreeden zyn, indien zy de Goddelyke rechtvaardigheid konden voldoen, het mogt koften wat het wilde, mits dat hunne overheerfende driften, daar door niets kwamen te lyden.

Het is dan klaar, dat de Chriftenen in 't gemeen niet zondigen uit een grondbeginzel van ongelovigheid, of met een voorgenome opzet, om de wetten van het Evangelium ongehoorzaam te zyn; maar zy vervallen tot het quaad, om datze onmachtig zyn, hunne natuurlyke gefteldheid geweld aan te doen en hunne begeertens te overwinnen: of liever om dat zy geen ftandvastigheid genoeg hebben, om in de noodzakelyke pogingen, ter voleindiging van dat groote werk te volhar den, waar door zy die vereischte gestalte niet verkrygen, om de byftand van de Goddelyke genaade te konnen deelachtig worden.

Wanneer deeze zwaarigheeden, hen aan de eene kant overreden, dat de oeffening van de wezendlyke plichten van de Godsdienft hen onmogelyk zyn; en dat hun geloof aan

de

de andere kant hen het gevaar dat zy loopen, om in een eeuwige onheil te ftorten, voor oo gen fteld, zo trachten zy iets in de plaats te vinden, dat bequaam is, om hen van die vreeze en ongeruftheid die hen bespringt, te bevryden: Niet ongelyk de Schoolieren, die alles zouden doen, om van de roede bevryd te zyn, behalven hun les te leeren. Dit is de oorfpronk van al het huichelachtige en het bygeloof der Roomsche Kerk. Hier van daan komen die belachgelyke penitentien, de gebeden voor de dooden, de aflaaten voor de leevendigen, de macht om de zielen uit het vagevuur te verloffen en alle die andere hersenschimmen die de onweetendheid en ligtgelovigheid, met zo veel gretigheid van de gierigheid en bedriegery der Geestelykheid aangenomen heeft; die voor een prysje de bedroge gemoederen van alle verfchrikkingen en onruften ontheffende, de rol van een fchelmfe ondermeefter fpeeld, die zig laat omkoopen, om de fouten en de luiheid van de Scholieren door de vingeren te zien.

Zy onder die Geeftelyken, die het bequaamfte geweeft zyn, om de natuur, en het beftaan van het Menfchelyke Hart te doorgronden, hebben de minste moeite aangewend om ons een inwendige Godsdienft in te boe zemen, en om ons onze weezendlykfte plichten te doen kennen; maar zy hebben Hemel en Aarde bewogen, om een groote uitgestrektheid aan ons geloof te geeven, en ons een uiterlyke Godsdienft te doen vertoonen. Zy hebben het volk doen gelooven, dat alle hun

[ocr errors]

hunne zonden en onachtzaamheeden, uit een gebrek van geloof voortvloeyden, schoon hun grootste fout in 't gemeen was, dat zy te veel geloofden. Boven dien,alles wat zy van de Menfchen, als een blyk van dat aangepreeze geloof vorderden, heeft altoos in zeekere uiterlyke daaden van Godsdienft beftaan; en zy hebben altoos de gestrengheid van de kerkelyke tucht, op een behendige wyze, na de verlichting en het humeur van hunne zogenaamde godvruchtigen weeten te schikken. Een lichtmis van profeffie, by voorbeeld, kan met drie Paters of een half douzyn Ave Mari

aas

voor een zonde betaalen, daar een schynheilige, ten minsten vyftig van de gestrengste geeffelflagen voor zoude moeten ondergaan. De Jefuiten, de fynfte en fchranderste van al de Roomfche Geeftelykheid, zyn de gemakkelykfte en zachtfte Cafuiften van de geheele waareld; en dit is de reeden, dat de Biegtvaders der vorften, en van voornaame per. zoonen, die geen vermaak in strenge penitentien fcheppen, doorgaans uit de Broederschap der Jefuiten genomen worden.

[ocr errors]
[ocr errors]

Door al het geene ik tot nog toe heb by gebragt, is myn oogmerk geweeft, om de oorfpronk uittevinden daar het van daan komt, dat meeft alle de Christenen altoos zo weinig werk van de hervorming van het Hart gemaakt hebben; als meede om de bronwel te ontdekken van hunne buitensporige aankleving, aan een uitwendige devotie. Nu moet ik nog doen zien, dat dit geriefelyk

vooroordeel, nog onder ons (a) heerfcht; zelfs onder die geenen die voorgeeven de grootste vyanden van het bygeloof te zyn.Om dit op een overtuigende wyze te doen zien, zo zal ik alleen van een uitwendige daad van Godsdienft fpreeken, die onder ons zeer ge

meen is.

Het Evangelium beveelt aan alle Christenen, om te zamen vergadert, de Godsdienft by te woonen;by gevolg is het onze plicht om te kerk te gaan, zonder de minfte verfchoning. Maar wanneer men dezelve uit een grondbeginzel van Godsdienst volbragt, zo zou het belachgelyk weezen te denken, dat men daar door onze onachtzaamheid ten opzichte van andere plichten die al zo weezendlyk zyn, zoude uitwiffchen: Veel minder moet men zig dit verbeelden, als men alleen door gewoonte, of met een quaad oogwit te kerk gaat.

Daar zyn een groot getal lediggangers van beide Sexen, wiens eenige beezigheid is, om geleegendheid te zoeken, van haar tyd te verspillen. Zommige van dit geflacht der lediggangers, verftrekt het bywoonen van de Godsdienft tot een geregeld tydverdryf. Ik beken, dat zy een quaader tydverdryf zouden konnen verkiezen; maar zy zouden groot ongelyk hebben, zo zy een verdienfte hier van maakten, dewyl zy overtuigt zyn, dat zy te huis blyvende, een flechte figuur zoude maaken, dewyl haar niets meer als dat zoude verdrie

ten.

#

Het

(a) Men moet wel verftaan, dat hier alleen de Engelfche matie bedoelt word.

« VorigeDoorgaan »