Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ingevat is, op dat dezelve door het ys niet zoude befchadigt worden, een weinig daar boven word dezelve omwonden met wilgen- reis en ledere riemen, op dat dezelve niet te diep in de fneeuw zoude zakken. Het bovenfte gedeelte is breed, als een houweel, en word gebruikt, om de fneeuw wech te fchuiven, of dezelve in hunne ketels te doen. Wanneer de partyen gekomen zyn op de bestemde plaatsen, bouwen ly kleine hutten van boomen, en maaken wallen van fneeuw rondom dezelven. Op den weg houwen fy verfcheide boomen af, om in den winter denzelven des te zekerer wederom te vinden. Digt by elk quartier maaken fy de holen, om de zobelen te vangen; deeze zyn omringt met puntige paalen, die fes of zeven voeten hoog zyn, en eenen omtrek van vier voeten maaken. Sy worden met reis bedekt, op dat de fneeuw 'er niet invalle. De ingang tuffchen de paalen word zeer nauw gemaakt, en tuffchen dezelven hangt een valdeur, zoo konftig gemaakt, dat dezelve door de geringste beweeging van eenen zobel toevalt, en maakt, dat dezelve in den kuil moet ftorten. De jaagers houden zich op eene plaats zoo lang op, tot dat fy een genoegzaam getal van deeze vallen gemaakt hebben, en elke jager moet dagelyks twintig derzelven toerigten. Wanneer.nu op tien verfcheide plaatfen zulke kuilen zyn gereed gemaakt, zend de opperste aanvoerer de helft van fyn gezelfchap terug, om de agtergelaate voorraad te haalen, en met de overige gaat hy verder, om meêr hutten en kuilen te maaken. De terug gezonde jagers gaan met fleeden na de plaatsen, alwaar de voorraad begraven is. Elk perfoon is verbonden fes pud byfpyfen, en

een

een half pud vleefch of vifch voort te fleepen, en fynen aanvoerer nevens de overige jagers te volgen. Op den weg moeten fy aan alle kuilen zien, of de vallen nog alle inftaat zyn, de gevange zobelen daar uit neemen, en dezelven de huid aftrekken, 't geen egter niemand durft onderneemen, dan de voornaamfte uit het gezelfchap. Zyn deeze zobelen bevrooren, dan neemen fy dezelven met zich in het bed, en ontdooyen die onder hunne kleederen. Vervolgens trekken fy de vellen af; en, wanneer fy bemerken, dat 'er Tungufifche Tataren in de nabyheid zyn, die hun den buid willen ontroven, fteeken fy de vagten dikwils in holle ftukken hout, en ftoppen beide einden met fneeuw toe, welke daar door vogtig worden, en schielyk bevriefen. Sy begraaven dezelven verder in de fneeuw, en zoeken fe wederom op, wanneer de geheele troep gezamentlyk terug keerd.

Wanneer deeze reizende met hunnen voor- Pag. 138, raad aankomen, word de andere helft van het gezelfchap terug gezonden, om meêr te haalen, en de overige tot de jagt gebruikt, gaande de opper-aanvoerer altyd vooruit, om bekwaame plaatfen voor de vallen te zoeken. Wanneer men bemerkt, dat de zobelen niet ligt in de vallen komen, dan zoekt men dezelven met netten te vangen, 't geen egter niet gefchieden kan, dan wanneer men derzelver voetstappen in de sneeuw ziet, en deeze volgd tot dat men komt aan de hoolen, waar in de zobel gekroopen is; en waar by de netten dan gefteld worden. De jager heeft fynen hond by zich en wagt den buit fomtyds twee of drie dagen af. Wanneer de zobel in het net komt, hooren

Yy 3

fy

Pag. 140.

fy het aan het geluid van de kleine belletjes, die aan hetzelve hangen. De jager loopt daarop toe, en zet fynen hond aan, die den zobel aanvalt, en dood beit. Indien men verfcheide holen digt by elkander ontdekt, dan steeken fy ftukken brandend hout daar in, op dat het dier door den rook genoodzaakt worde, uit een derzelven te komen, doch wanneer men maar eene opening ontdekt, doet men dit niet, dewyl men opgemerkt heeft, dat het dier zich liever laat verftikken, dan uit deeze opening te komen. Indien fy eenen zobel ontdekken, die fyn hol aan den voet van een' boom heeft, dan maaken fy het net vaft rondom den boom, op dat, als hy 'er uitgegraaven word, en de handen van den jager mogt ontkomen, hy zich zelve in het net zoude vangen. Uit de boomen fchieten fy dezelven met stompe pylen, en, wanneer de takken zoo dik zyn, dat de zobel zich agter dezelven verbergen, en onzichtbaar maaken kan, dan word de boom omgehouwen, en het net geplaatst op de plaats, alwaar de top van den boom zal vallen. Wanneer de opperaanvoerer en alle jagers by elkander vergadert zyn, dan doen de hoofden der andere partyen verslag van het voorgevallene, en die, welke de gegeeve beveelen niet gehoorzaamt hebben, worden op verschillende wyzen geftraft. Het gezelschap blyft in het hoofd-quartier tot dat de rievier ontdoit is, en brengt, de jagt voorby zynde, den tyd door met de vagten te bereiden. Doch zoo dra het ys uit de rievieren is, vertrekken fy in de kleine booten, waar in fy gekomen zyn, naar huis.

[ocr errors]

Onder den naam van Zee-dieren verftaat de Schryver zoodanige, welke zoo wel in het

wa

L

water, als op het land leeven, en, fchoon den meesten tyd in het water doorbrengende, eg. ter dikwils op het land komen, en aldaar bunne jongen werpen. Men kan dezelven in drie foorten verdeelen. De eerfte foort bevat die, welke in zoet water, zeên, en rievieren lecven, als de Otter; De tweede de zoodanige, welke zoo wel in zoet, als in zout- water leeven, als de Zee-honden (phoca vitulina), en de derde die geene, welke zich nooit in zoet-water laaten vinden, als de zee-bever, zee-kat, en andere.

Schoon in Kamfchatka veele Otters zyn, is de prys derzelven egter niet gering en eene zeer middelmaatige huid moet een roebel gelden; men jaagt dezelven gemeenlyk met honden, wanneer de fneeuw rykelyk valt, en fy zich ver van de oevers der rievieren begeeven. Men bedient zich voornamentlyk van de huiden, om de vellen der zobelen daar in te rollen, want men heeft opgemerkt, dat men dezelven niet beeter, dan op deeze wyze, kan be-

waaren.

Het getal der zeehonden (phoca vitulina) is zeer groot, vooral wanneer de viffchen de rievieren opzwemmen, welke fy zeer driftig volgen. Alle zandbanken zyn met dezelven geheel bedekt, en de kleine booten raaken daar door in groot gevaar, want, als fy merken, dat een boot nadert, dan werpen fy zich in eene zoo groote menigte in het water, dat hetzelve in eene geweldige beweeging raakt, en een klein vaartuig, welk daar op regt aan komt, omstorten moet.

Men telt vier foorten van dezelven, waar van de grootste tuffchen den 56ften en 64ften Y y 4

graz.

Pag. 141,

[ocr errors]

graad Noorder-breette gevangen word. Dee. że word onderfcheiden door derzelver grootte, welke de grootste offen overtreft, en fomtyds 800. ponden weegt. De tweede foort heeft de grootte van een' jaarigen ftier, dezelver huid heeft veelerley kleuren, en is fomtyds ge. vlakt, als van een' Tyger. De jongen zyn zoo wit als fneeuw. De derde foort is wederom kleiner, dezelve heeft eene geele kleur, en groote bruine vlakken. De vierde is witagtig. Pag. 142. De zee-honden gaan nooit verder, dan dertig uuren van het vafte land, worden gemeenlyk gevonden aan de monden der groote rievieren en bayen, en volgen de viffchen zeer hoog. Sy brengen maar een jong ter waereld, en zoogen hetzelve met twee borften. De Tungufifche Tataren gebruiken derzelver melk tot een geneesmiddel voor kinderen. Het geluid van deeze dieren, als fy oud zyn, is gelyk aan dat, welk gemaakt word door iemand, die wil braaken, en dat der jongen, als het geluid van iemand, die over pyn klaagd. Derzelver flaap is zeer fterk, wanneer fy verraft worden, toonen fy zich zeer bevreeft, en loopen in zee. Men vangtfe op verschillende manieren. Op de rievieren worden fy gefchooten, doch daar by moet men wel letten, van dezelven altyd te treffen op den kop. Men zockt fe insgelyks aan den oever op, overvalt dezelven in den flaap, en flaat fe dood. Wanneer fy flaapen, en hunne lange fnuiten op het ys leggen, fteekt men in dezelven ook wel een mes, waar aan een leer gebonden is, en fleept dezelven zoo op het land. De huiden van deeze dieren verftrekken tot fchoe-zoolen, ook worden booten van verschillende grootte uit

de

« VorigeDoorgaan »