Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 31.

Pag. 53.

gen eene verzameling van gegraave lighamen, welke voorheen in de zee gewoont hebben. Men kan zien, dat dezelven eerft met eene mergel-aarde overtogen zyn, welke vervolgens in eenen keyfteen is overgegaan. De Hr. BACHELEY had deeze verzameling gemaakt, om fyne onderstelling te bevestigen, dat alle key fteenen gebooren worden uit eene mergel-aade door een zuur, welk hy meent in deeze gegraave lighamen door de zee-lighaamen gekomen te zyn.

7. De Academie heeft insgelyks eenig verfteent hout gekreegen, niet verre van Mantefur-Seine.

8. De Hr. CONDAMINE heeft aan haar getoont zeer witte Amianthus, gevonden op het gebergte van Tarentafia.

De volgende ontleedkundige Waarneemingen worden in dit deel medegedeeld,

1. Den 28. Juny 1758. wierd eene vrouw te Nimes door den blixem geflagen, en gedool. Dewyl haare kleur niets veranderde, en men geen eenig teken van den flag kon bemerken, oordeelde men, dat fy nog zou konnen geholpen worden, en riep den Hr. RAZOUX, Ge neesheer van l'Hotel Dieu te Nimes, en Correfpondent van de Academie. Hy kon haar niet zien, dan een uur na het toeval; fy was geenzins zwart, en had haare natuurlyke kleur behouden, de lippen waren alleen een weinig paersch, en men zag agter. in den nek, dat het hair gebrant was, en de huid eenigzins ge rimpelt. Sy had het hoofd naar beneden gebrgen, wanneer fy door den blixem getroffin

wierd. De Hr. RAZOUX liet eene ader openen, het bloed fprong eenen halven voet ver, doch zulks duurde niet lang, en nauwelyks kwam 'er dus een once te voorfchyn. (*).·.

2. Dezelfde Heer, Razoux, heeft aan de A- Fag. 54cademie de volgende Waarneeming gezonden, welke fy wegens haare nuttigheid omstandig heeft medegedeeld. Eene vryfter van drie- en twintig jaaren was zederd eenigen tyd ziekelyk, fy vermagerde van dag tot dag, had vliegende pynen in de leden, was, zonder eenige oorzaak, veelal zeer vermoeid, kreeg zinkingen op de tanden en het aangezicht, en was ook dikwils met verkoudheden geplaagd. In de maand Mey 1758. had fy eenen aanhoudenden hoeft, verzeld met zwaare pyn in de keel, en eene heete koorts, welke tegen den avond zich verhief. Deeze toevallen verminderden na het gebruik van de genees-middelen, en geiten-melk, haar door den Hr. Razoux voorgeschreeven, de lydereffe herstelde tamelyk wel, en behalven de pynelyke vermoeidheden, die zich van tyd tot tyd openbaarden, genood fy, ten minsten voor het uiterlyke, eene vry goede gezondheid, tot in de lente van het volgen

de

(*) By andere gelegenheden heb ik eenige zonderlinge uitwerkingen van den blixem op het menfchelyk lighaam aangehaald (Zie deeze Bibliotheek, II. D. 2. St. pag. 282. III. D. 4. St. pag. 848.) Deeze voorbeelden zouden door verfcheide andere konnen vermeerderd worden, doch voor het tegenwoordige zy het genoeg den Leezer geweezen te hebben tot twee Verhandelingen, de eene te Straatsburg in 1765. verdeedigd door J. G. VOLLMAR, de fulmine tactis; en de andere onder voorzittinge van den Hooggel. Hr. BUCHNER in 1766. verdeedigd; door C. F. HOFFMANN de morte in fulmine tactis.

de jaar 1759. wanneer de ziekte zich met alle kragt openbaarde, en de Hr. Razoux geroepen wierd. Hy vondt, dat fy een der kwaadaartig. fte verzweeringen aan de bovenfte lip had, welke door de scheurbuik was ontstaan; de randen waren wit, vereelt, en zelfs kankeragtig; de stoffe, die uit dezelve kwam, was zeer ftinkende, en de lip was meêr, dan een' duim dik: eene andere verzweering van denzelfden aart was aan de onderfte lip, doch deeze was niet zoo groot. Het tandvleefch was zagt, bleek, hier en daar paersch, en bloedende; drie tanden waren byna van zelve in de kasjes los gegaan. In den mond en keel waren verfcheide zweeren; het lighaam was bedekt met blauwe, roode, en bruine vlakken. De lydereffe had eene geringe koorts, welke zich alle avond verhief, en dan door eene fterke huivering wierd vooraf gegaan. Sy voelde kort daarna geweldige pynen in het merg der beenderen, welke haar geheel en al lam maakten. Op het fcheenbeen en den voor-arm kwamen uitwaffen van het been, welke zoo groot waren als de halve dop van eene noot, de plaats, alwaar dezelven gezien wierden, was zeer pynelyk, fchoon fy niets fcheen in kleur veranderd te zyn. Het bloed, welk afgetapt was, ging over in een zwartagtig, dik, vlies, welk in heldere wey dreef. Alle inwendige en uitwendige middelen wierden vrugteloos gebruikt, tot dat de Hr. DE SAUVAGES, zich te Nimes bevindende, den Hr. RAZOux raadde, niets anders te gebruiken, dan een afkookfel van het bitterzoet (folanum fcandens, dulcamara), welk LINNEUS hem gefchreeven had, een onfeilbaar middel te zyn tegen foortgelyke ongemakken, uit de fcheur

buik ontstaande. De Hr. RAZoux had groote moeite, de ouders van de juffrouw tot het gebruik van deezen drank te beweegen, dewy! men hun gezegd had, dat deeze plant een geweldig vergift was; eindelyk egter haalde hy hen daar toe over, en men begon den negenden July in kleine giften, die vervolgens vermeerderd wierden, dezelven te geeven. De eerste proeven waren niet gelukkig, de pynen in de leden wierden zwaar en ondragelyk, en de lydereffe kreeg zulke zwaare fchooten door het hoofd, dat het haar toefcheen, als of men de oogen uit hetzelve haalde. Dit vermeer

[ocr errors]

derde in veertien dagen zoo fterk, dat de oogen troebel wierden, en fy in het geheel niet meer zien kon. De Hr. RAZOUX liet haar niet te min met den drank zeer naarftig voortgaan, en eindelyk had hy, in het begin van Auguftus, het genoegen van te zien, dat alle de toevallen verminderden; de pynen wierden dragelyker, de verzweeringen gaven goede etter, de pynen in het hoofd waren niet zoo fterk, en kwamen ook niet zoo dikwils weder, de oogen kreegen de natuurlyke kleur, en het gezicht weder, de verzweeringen flooten zich, de vlakken verdweenen, de koorts bleef wech, de maag herstelde zich, de lydereffe begon langzamerhand vafte fpyfen te eeten, welke fy in langen tyd niet had konnen verdraagen; en een aanhoudend gebruik van dit middel, tot op het einde van September deed de uitwaffen der beenderen ongevoelig verdwynen, verdreef de pyn; de natuurlyke flaap kwam weder, het tandvleefch kreeg haare vaftigheid, en roode kleur; en de lydereffe kwam dus tot eene volmaakte gezondheid. Wanneer fy ophield met

den

1

den drank, liet de Hr. RAZOUX haar drinken de Ezelinne-melk, geduurende eenigen tyd. Terwyl fy het afkookfel van de Dulcamara gebruikte, had fy geen een toeval, noch draijingen in het hoofd, noch pyn in de keel, of eenige ontlastingen; alleenlyk klaagde fy op zekeren dag, wanneer de gifte te groot genomen was, over eene hitte in de maag, welke gevolgd wierd door walgingen en braakingen; doch alle deeze toevallen hielden op, wanneer men haar in vier- en twintig uuren dit middel niet liet gebruiken. Men kan dus zeggen, dat dit middel de ziekte geneeft, door dezelve, als ware het, uit te dooven, en door de ftoffe van de scheurbuik in het bloed zelve geheel en al te vernietigen, zoo dat de ziekte zelve niet schynt te konnen wederkomen; want de Hr. RAZOUX heeft twee jaaren gewagt na de geneezing, eer hy het geval aan de Academie heeft mede gedeeld. Sy genoot toen eene goede gezondheid, en heeft alleenlyk zederd de ziekte eene aanhoudende koorts gehad, welke door de gewoone middelen vry fpoedig geneezen is; het geen waarfchynelyk niet zoude gebeurt zyn, zoo het minfte van de fcheurbuik in het bloed overgebleeven was. Het middel is op de volgende wyze bereid. Men heeft van de stengen van de verfche plant een half dragme genomen; deeze ftengen heeft men, de bladen bloemen en vrugten daar af getrokken zynde, klein gefneeden, en gekookt in feftien oncen water, tot dat de helft daar van verkookt was. Met het doorzeigfel heeft men vermengt een gelyk gedeelte koe-melk, welke van den room volkomen gezuiverd was, en van deezen drank heeft de lydereffe alle vier uuren een kopje ge

bruikt.

« VorigeDoorgaan »