meenschap is tusschen de vaten van de long In een' brief aan Dr. PRINGLE verzekerd de Pag. 157. daan daan zyn, wanneer zich koorts en ylhoofdig. heid openbaard zonder eenige voorafgaande hoofdpyn of roodheid in de tunica albuginea van de oogen. Deeze soort van koorts heeft hy dikwils waargenomen, doch altyd doodelyk bevonden. By wyze van een aanhangsel worden nog medegedeeld twee Verhandelingen, welke, in het maaken van deeze verzameling, waren uitge. laaten ; de eerste derzelven, waar in gehandeld word van eene ziekte, welke zeer algemeen geheerscht heeft in Edinburgh en andere plaatsen van Schotland in den herfst van den jaare 1758, is ook geplaatst in Medical Observations and Inquiries vol. 2. pag. 187. j en de tweede, waar in getoont word het gebruik van den Mercurius sublimatus corrosivus, in het geneezen van de ulcera phagedænica, word gevonden in hetzelfde werk pag. 213. Van beide zullen wy nog kortlyk spreeken. Pag. 159. De ziekte , welke in de eerste verhandeling word beschreeven, was eene goedaartige koorts uit verkoudheid (febris catarrhalis), tafte veele menschen aan, doch was voor weinige, en al. leenlyk maar voor oude en zwakke doodelyk; dikwils verdween dezelve door zagt te zweeten, in andere door eenen hoeft , in weinige door den loop. De oorzaak der ziekte moest in de ongestadigheid van het weer gezogt worden, en de geneezing naar maate van de lig. haams-gesteldheid en toevallen verschillen. Pag. 172. De Mercurius fublimatus corrosivus , tot de ge woone giften in ulcera phagedænica , carcinomatica, fcorbutica , geduurende veele maanden, inwendig gebruikt, is van veel nut geweest, en zon der der dit te doen, heeft men van het uitwendig op de beenen leelyke verzweeringen geduu- Pag. 186. rende de twee volgende jaaren; men gaf haar zeven of agt greinen van den Mercurius sublimatus in agt oncen water ontbonden, welke sy binnen agt dagen gebruikte. In den beginne wierd sy geplaagd met braakingen, en eene brandende hitte in de maag, doch naderhand hetzelfde middel eenige reisen herhaald zynde, wierd fy door afgangen, zweet, zweet, eene rykelyke ontlasting van pis, en zagte kwyling , volkomen geneezen. X I. Ć. G. Ludwig Therap. Prof. Publ. Or. din. cet. Programma de Ischuria ex tu- d. i. Waarneeming van eene pis-opstopping door gezwellen in de blaas ontstaande; E en man, omtrent drie- en sestig jaaren oud, Pag. 5. gezond, en sterk, wel gevoed, en vet, een zeer stil leeven lydende , veele en zeer goe goede spysen eetende , en tusschen beide den besten wyn nuttigende, klaagde, dat hy dikwils des morgens syn water, niet dan met moeite, kon loosen. Doch dewyl dit ongemak niet al. tyd duurde, en kort daar op de pis, herhaalde reisen, zonder ongemak geloosd wierd, schreef de Hr. LUDWIG geene geneesmiddelen voor dan fomtyds in het voor en najaar, om hem voor ziekten te bewaaren. Behalven de buik. zuiverende aftreksels gebruikte hy somtyds een half once sal acidularum Egranarum, en dronk daar op veel van dit water, waar op hy niet alleen ontlasting kreeg , maar ook gemakkelyk en veel waterde. Schoon de Schryver wist, dat Pag. 6. hy niet alleen in syne jonge jaaren, maar zelfs in fynen ouderdom, een voorstander van Ve. nus geweest was, verzekerde hy egter, dat hy zich daar door nooit eenige ziekten had op den hals gehaalt, ook had de Hr. Ludwig in hem daar van nooit eenig blyk ontdekt. Uit fyne lighaams-gesteldheid dagt hy veel op een steen, doch in de pis ontdekte men nooit zand, of flym, met zand gevuld, maar dezelve zag altyd gezond uit. Hy kon op zekeren morgen geen' droppel pis kwyt raaken , by welke plaatsing van fyn lighaam hy dit ook beproefde , zelfs niet, wanneer hy den afgang loosde , maar wandelde benauwt door de kamer , en liet den Schryver roepen. Dees zogt door de vingers den hals van de blaas te drukken , en dezelve door zagte wryvingen in staat te stellen, om de -pis uit te dryven, doch te vergeefs. Hy raadde een aftreksel van de Oreoselinum en het doir van een ey met fuiker te gebruiken, om de scherpte van de pis te verzagten, leide eene verzagtende pap op den schaam, en tusschen de de beenen, om wech te neemen de spanningen, doch de heelmeester deszelfs punt tot aan LUD |