Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

1

wyze te voeren; fy worden in de kamers als opgeflooten, en krygen te vroeg leermeesters,

die

dat dit voedsel schadelyk is; de meeste kinderen fticrven aan eene beroerte, welke vooraf gegaan wierd door braakingen en den loop. Naderhand zyn altyd minnen gebruikt. Men heeft ook opgemerkt, dat van de kinderen, die op het Land gebragt zyn, veel minder zyn geftorven, dan van die, welke in de stad opgebragt wierden, en dit meent hy, dat ook plaats zoude hebben in de ftad, wanneer de opvoeding meêr met de natuur overeen kwam. De kinderen al te vroeg in het huis te neemen, keurd hy af, om dat, als 'er veel by elkander zyn, de lugt niet zuiver genoeg kan gehouden, en elk derzelver niet na behooren opgepast worden. Thans moeten fy vier jaaren oud zyn, eer fy in dit huis komen konnen; en de Hr. SCHULTZ raad, dezelven de pokjes alvorens inteënten; hy oordeelt de inenting hoogft nodig, en beklaagd zich, dat in Sweeden dezelve niet algemeener is, daar egter elk negende kind aan de natuurlyke pokjes fterft, door dezelven in het geheele Ryk jaarlyks negen duizend worden wechgefleept, en integendeel van zeven of agt duizend, welke hy zoo binnen als buiten Sweeden heeft zien inenten of zelve ingeënt heeft, geen een geftorven of in levensgevaar geweeft is. Raadzaam zoude het ook zyn, hen eerft de mazelen inteënten. De kinderen worden in dit huis, waar in voorna mentlyk op de zuiverheid der lugt gelet word, tot hun zevende jaar opgevoed, en dan of naar een ander huis gebragt, of aan de ouders of vrienden te rug gegeeven.

Over de inenting der pokjes, welke de Hr. SCHULTZ zeer fterk aanprylt, heeft hy afzonderlyk gehandeld in een ander werkje, welk onder de fraaifte over deeze ftoffe moet gerekend worden, in 1759. onder den volgenden tytel is in het licht gegeeven: Berättelse om Koppers ympande, en waar uit wy by deeze gelegenheid noodig vinden het een

en

die zelden goed met hen weeten om te gaan. Door de vrees, dwang, en het zitten worden

der

en ander mede te deelen, terwyl wy hen, die het werkje zelve zouden willen leefen, en de Sweedfche taal niet mogten verftaan, wyzen na het zes- en twintigfte deel van het Hamburgfcb Magazin, waar in de Hooggel. Hr. MURRAY eene Hoogduitfche vertaaling van hetzelve heeft gegeeven.

De ondervinding heeft den Hr. SCHULTZ geleerd, dat vette menfchen doorgaans goedaartige pokjes krygen, en dit bevestigt hy ook met het getuigenis van den Hr. HADOW, die menfchen, twee honderden feftig ponden weegende, met goed gevolg ingeënt heeft. Verzweeringen agter de ooren, en een uitflag op het hoofd hebben aan de inenting geen nadeel aangebragt, gelyk met den Schryver de Hr. VAN ROSENSTEIN waargenomen heeft; ook is de inenting niet kwaad geweeft in zulke onderwerpen die met kliergezwellen geplaagd waren. Doch hy begrypt, dat kinderen met de Engelfche ziekte niet behooren ingeënt te worden, hoewel in fyne tegenwoordigheid de Hr. ARCHER een kind met de Engelfche ziekte heeft ingeënt, welk maar vyf pokjes kreeg, doch naderhand een koorsje en eene verzweering onder den oxel. Hy fluit ook ongedaane vryfters uit, dewyl hy ondervonden heeft, dat deeze ook na de natuurlyke pokjes eene flee. pende koorts krygen. Sy, die de fcheurbuik hebben, fchoon niet wel konnende ingeënt worden, hebben egter niet zelden de natuurlyke ziekte gelukkig overwonnen. Verfcheide lyders zyn ingeent, die venusziekte hadden, en hebben de pokjes dus gelukkig overwonnen. Alle die aan den drank overgegeeven zyn, kunnen deeze operatie niet ondergaan. Doch de jigtpynen maaken geene uitzondering, en men heeft gezien, dat menfchen, die kort te vooren eenen tuffchenpoozende koorts gehad hadden, zoo veel te gemakkelyker ingeënt zyn, doch fomtyds heeft de Schryver gezien, dat zoo eene koorts in plaatse van de etterkoorts ge

komen

Pag. 5. derzelver gezondheid en natuurlyke vermogens bedorven, de groeijing en kragten, welke eens belet zyn, konnen in vervolg van tyd niet wor den wedergegeeven. De verzwakte zenuwen maaken hun tot de jigt geneigd; hunne lig. hamen, die vol fappen zyn, altyd warm gehouden, en niet genoeg bewoogen worden, zyn

aan

komen is, en dat dezelve in andere verdweenen is, zoo dra de pokjes uitkwamen. De Hr. SCHULTZ pryft zeer fterk de voorbehoedende pillen van den Hr. VAN ROSENSTEIN, die te gelyk met den Hr. BAECK hem verzekerd heeft, dat de Aethiops mineralis fomtyds eene kwyling veroorzaakt heeft. Schoon hy eene nauwkeurige levensregeling aanpryft, om het lighaam te bereiden, raad hy egter, dat dezelve niet te ftreng zy. Op deezen tyd pryst hy de voedbaden zeer fterk. Hy raad den draad voor de inenting in een houten doosje, doch niet in een vlesje te bewaaren, en denzelven by het vuur te droogen. Aan de gemaakte wonde fchryft hy geen voordeel toe. Tot op den tyd, wanneer hy dit werkje schreef, had hy nooit digte, veel minder famenvloeyende, pokjes na de inenting waargenomen. In eene vryfter van twee- en twintig jaaren, heeft hy na de inenting eene kwyling zien ontstaan, fchoon fy niet meêr dan honderd- en vyftig pokjes had. Wanneer 'er gezwellen onder den oxel komen, raad hy dezelven vroeg te openen, op dat de etter zich niet uitftorte in de holligheid van de borst, gelyk de Hr. VAN ROSENSTEIN heeft waargenomen in een kind, welk de natuurlyke pokjes had, die niet kwaadaartig waren. Deeze zelfde Heer heeft eens een eerftgeboore kind met korften van de pokjes zien ter waereld komen.

Dat de inenting naderhand meer in gebruik gekomen is, blykt uit het werkje van den Hooggel. Hr. MURRAY, voor korten tyd in het licht gegeven waar van wy reeds gefprooken hebben in IV. D. 3. St. pag. 586.

aan verscheide foorten van uitslag, verzweeringen, de fcheurbuik, en wormen onderworpen, wanneer de kinderen genoodzaakt worden, dezelfde spyfen met hunne ouders te eeten, en zich na hunne levenswyze te fchikken. Wanneer een jongeling tuffchen de 14 en 21 jaa- Pag. 7. ren oud is, ftaat hy voor nieuwe ziekten bloot. In deezen leeftyd moet de opvoeding, zoo wel ten aanzien van den geeft, als van het lighaam, zeer nauwkeurig in acht genomen worden. Let men niet na behooren daar op, dan fchiet hy wel haaft, of ten minsten voor fyn agt- en . twintigste jaar het leeven daar by in, het zy door heete, het zy door uitteerende ziekten; of, zoo hy in het leeven blyft, moet hy vervolgens elken misflag zeer duur betaalen. Wanneer de mannelyke jaaren komen, welke geschikt zyn tot de voortteeling, en tot het werk, dan ontbreeken dikwils de daar toe noodige kragten, indien men in de voorige jaaren geene goede levensregeling gehouden heeft, of laaten zulks alleenlyk voor eenen tyd toe. Heeft een man Pag. 8. in tegendeel zich wel gedraagen, eer hy tot fyne rype jaaren komt, dan kan hy veel werk uitstaan, zonder door den laft gedrukt te worden. Hy is egter in deezen ouderdom blootgefteld aan ontsteekingen van de borst en andere deelen, vooral aan heete koortfen, en aambeijen. Heeft hy zich eene fleepende ziekte op den hals gehaalt, dan neemt dezelve mêer en mêer de overhand. Indien men tot eenen hoogen ouderdom komt, dan verdroogen onze fappen, vliefen, vaten, aderen, vleefch, en beenderen, fy groeijen te famen, en worden verhard. Men moet zich zelve dan niet te veel vergen, minder op eens, doch dikwils eeten,

meêr

Pag. 11.

mêer flaapen, zich weinig bekommeren. In deeze jaaren staat men bloot voor verstoppingen in de ingewanden, den fteen, de jigt, aamborftigheid, den noeft, uitflag, loopende oogen het vuur, draajingen in het hoofd, flauwtens, en eene beroerte. Aderlatingen en foortgelyke middelen moeten in oude menfchen spaarzaam gebruikt worden. Sommige der fleepende ongemakken zyn ongeneeslyk, andere dienen om het leven te ondersteunen.

Pag. 12.

Men kan de verfchillende ouderdommen niet bepaalen na een zeker getal jaaren, fommige worden reeds in hun vyftigfte jaar door den laft van den ouderdom gedrukt, en andere in tegendeel hebben in het zeventigste jaar hunne mannelyke fterkte niet verlooren. Zeldzaam is het, wanneer iemand het honderfte jaar berykt, men vindt evenwel onder den gemeenen man, vooral onder zulken, die in drooge, hooge, landen, of eilanden woonen, fommige, welke de helft van de tweede eeuw overleeven; en in het jaar 1762. heeft men een' man gezien, die het 185. jaar berykt had. De opvoeding en levenswyze brengen veel toe tot de ongelykheid der menfchelyke jaaren, doch men moet ook iet toefchryven aan de gezondheid en fterkte der voorouders. Veele voornaame perfoonen worden door erfelyke ziekten geplaagd tot hunnen dood, daar in tegendeel een boer fynen nakomelingen gezondheid en fterkte mededeelt, wanneer hy niet in ftaat is, hen andere voordeelen te geeven.

Hy, die fyne gezondheid hoog acht, zal zeer nauwkeurig de hoeveelheid en eigenschappen van fyne fpyfen bepaalen. Men moet drinken en eeten, of om den dort en honger te stil

ten,

« VorigeDoorgaan »