Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

vreeselijke hoofdpijn. Hij meende in het eerst nog te droomen, want hij hoorde de stem van zijn rozenknop dicht in zijne nabijheid.

[ocr errors]

Ik verzeker je, dat hij heel verstandig spreekt, en zijn oog

heeft een zachtmoedigen, vriendelijken blik,” sprak de kleine.

[ocr errors]

[ocr errors]

Maar je hebt het immers zelf gehoord," klonk het barsch daartegen in. Welnu, het kan immers wel zijn, dat de arme man eenmaal waanzinnig was, maar men behoeft hem daarom niet zijn leven lang te ontvlieden; dat zou juist iets zijn om hem opnieuw krankzinnig te maken," zei de rozenknop met veel gevoel. Wat gaat ons die vreemde man aan? Ik vind hem onuitstaanbaar, en wij moeten ons op een afstand houden. Je hebt heel onverstandig gedaan door gister met hem te spreken. Als ik in je plaats geweest was, had ik hem den lust om met mij te praten wel weten te benemen."

"

[ocr errors]

Met een enkelen sprong was de dokter het bed uit en stond hij aan het open venster, verborgen achter de groen zijden gordijnen, zoodat hij kon zien, zonder gezien te worden.

Juist, daar zaten de beide meisjes in den tuin, en het scheen wel of zij zich hier geheel tehuis gevoelden.

"

Goddank, dat wij het terstond den eersten dag op de Wilhelmshöhe hoorden, dat hij uit het krankzinnigen gesticht ontsnapt is, wij kunnen nu op onze hoede zijn. Daar hij in hetzelfde huis logeert, hadden wij licht in kennis met hem kunnen komen. Hij ziet er niet kwaad uit. Hoe vreeselijk, als hij mij eens had zoeken te naderen, als ik niet onverschillig gebleven was," zei Cornelie. Welk een inval!" mompelde Klaartje, en de dokter meende te zien, dat zij bloosde.

[ocr errors]
[ocr errors]

Dus hebben zij mij voor krankzinnig gehouden? Ik ben uit het krankzinnigengesticht ontsnapt!" dacht Graaf. Zij waren waarschijnlijk op de Wilhemshöhe en hoorden die woorden uit den mond van mijn vriend. Zij woonden met mij in hetzelfde huis, maar ontweken mij uit angst."

Het plechtige gelui der kerkklok ontrukte hem aan zijn overdenkingen. Hij wilde de feestelijke godsdienstoefening niet verzuimen en begaf zich opweg. Vreedzaam trokken de leden van alle geloofsbelijdenissen naar het trotsche gebouw, dat aan allen een koele schuilplaats bood. Op de godsdienstoefening volgde een orgelconcert. Een bezoek aan de tentoonstelling van schilderijen, en een

wandeling in de heerlijke omstreken nam zijn dag verder in beslag, terwijl hij 's avonds naar de gala-voorstelling in den schouwburg ging. De schouwburg was overvol. Glück's ouverture: „Iphigenie" werd met eene daverende toejuiching begroet. Toen de gordijn opging werden achtereenvolgens verschillende geschiedkundige tafereelen op de stad en den tempelbouw betrekking hebbende, voorgesteld, telkens afgewisseld door een preludium van Bach, Gounod, den treurmarsch van Händel, een koor uit „Rienzi", de pastorale uit Händels Messias" enz.

[ocr errors]

Gedurende de pauze zag Graaf onder het publiek rond en ontdekte mejuffrouw Cornelie, schitterende in de pracht van vuurroode linten op een licht zijden japon, met een gouden ketting en medaillon, als sieraad. Zij zat vooraan in eene loge. De rozenknop was onzichtbaar, maar zij kon wel op de tweede of derde rij zitten; zij kon dan evenwel niet gezien worden en zou misschien zelve ook niet veel zien.

De tweede afdeeling werd door Beethoven's ouverture Egmont geopend en bestond weder uit eenige op het feest toepasselijke geschiedkundige tafereelen, door muziek afgewisseld.

Nadat de gordijn voor goed gevallen was, haastte dokter Graaf zich niet den schouwburg te verlaten. Hij hoopte nog steeds zijn rozenknop ergens te ontdekken, maar in de schouwburgzaal gelukte hem dit niet. Nauwelijks was hij echter buiten gekomen, of het meisje stond vlak tegen hem over. Zij schrikte blijkbaar. „Natuurlijk," dacht Graaf. Zij meent immers, dat ik uit het krankzinnigengesticht ontsnapt ben.”

Hij wilde voortgaan, maar zich even omkeerende, zag hij Klaartje nog op dezelfde plaats staan. Zij had klaarblijkelijk haar gezelschap verloren en vertrouwde zich niet alleen verder te gaan. Graaf liep langzaam terug. Hij trachtte de zachtste uitdrukking aan zijne stem te geven, toen hij haar eerbiedig met den hoed in de hand aansprak.

[ocr errors]

Vergeef mij, wanneer ik het waag u aan te spreken. Het geschiedt met de beste bedoeling. U is alleen. Uwe familie heeft u in het gedrang uit het oog verloren. Wanneer u naar huis wilt, zal ik u brengen. Ik zal niet nevens u gaan, maar achter u, als u dat liever wilt." Zij zag hem met een dankbaren blik aan. U is zoo goed. Wanneer u mij naar de markt zoudt willen brengen,"

[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

ik zal daar mijn familie waarschijnlijk vinden," fluisterde zij. „Durft u het wezenlijk wagen, met mij naar de markt te gaan ?” vroeg hij op een toon van twijfel. Waarom niet ?" was hare naïve wedervraag. Papa en Cornelie zeiden, dat zij na den schouwburg daarheen zouden gaan. Zij hebben waarschijnlijk gedacht dat ik met de familie, nevens welke ik zat, vooruitgegaan ben en zullen mij daar opwachten. Als het dus niet te veel gevergd is, verzoek ik u mij daarheen te geleiden.”

Hij vreesde wel, dat haar vader zooals zij denkelijk haren oom noemde misnoegd zou zijn, als hij hem met haar zag, maar hij wist geen anderen raad en liep dus langzaam nevens haar naar de markt, waar een groote menigte feestvierenden heenstroomde. Het gedrang noodzaakte hem haar zijn arm aan te bieden. Bedeesd liep zij aan zijne zijde voort; zij waagde het nauwelijks op te zien. Ook hij was zonderling beklemd. Hij wist niet, of hij aangenaam of onaangenaam gestemd was, en zag onrustig rond naar den fabriekant en de bontgetooide Cornelie.

[ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

paar," sprak dezelfde stem. Wij vinden papa niet," fluisterde

"

Klaartje in eene allerbekoorlijkste verwarring.

Wilt u mis

schien hier ergens plaats nemen? dan ga ik mijnheer uw papa alleen zoeken. Ik zal de eene of andere bejaarde dame verzoeken u zoolang gezelschap te houden," stelde de dokter voor.

"

O neen, neen!" antwoordde Klaartje. „Breng mij maar liever t'huis, als 't u blieft." Hij was gaarne daartoe bereid. Zij waren beide meer op hun gemak, toen zij in eene stillere straat kwamen. Dokter Graaf wist den weg nog niet al te goed en kon den kortsten weg niet vinden. Hij vergat ook den arm van het meisje los te laten, ofschoon zij thans zijn steun eigenlijk minder noodig had. Zij sprak geen woord, en toch verbeeldde hij zich, dat hij zeer gezellig met haar gepraat had. Toen zij eindelijk tehuis kwamen, kon hij een zucht niet onderdrukken. De deur stond open; Klaartje fluisterde beschroomd en verward een woord van dank en vloog de trap op.

Langzaam volgde hij haar om zich ́naar zijne kamer te begeven. Hij werd verrast door het zien van zijn vermiste reistasch, nevens welke een brief lag, dien hij opende:

„Mijnheer,"

zoo luidde de brief,

[ocr errors]

Ik ben een dief, maar het ongeluk heeft mij tot een dief gemaakt. In het geluk ben ik een eerlijk man. Laat ik u mijne geschiedenis verhalen. De typhus heeft van alles de schuld. Een arme drommel moest nooit ziek worden. Toen ik na vele maanden uit het hospitaal kwam, was mijne plaats bezet. De nieuwe meesters zenden mij telkens na een paar dagen terug. Ik was niet onbekwaam, maar zwak. Ik had meer behoefte aan oppassing dan aan werk. Ik ging steeds achteruit, verpande mijne kleederen om te kunnen reizen en kreeg geen fatsoenlijke betrekking, omdat ik er zoo armoedig uitzag. Ik bedelde en stal ten laatste. Dat is eene ellendige broodwinning, maar ik deed het niet onhandig en werd niet betrapt. Anderen reizen voor hun genoegen, ik om te stelen. Lieve hemel! Welke vreemde dingen heb ik al niet in handen gekregen. U zult ook wel vreemd opgezien hebben van die reistasch met den chignon. Toen u op een der tusschenstations uitstapte, verruilde ik die tegen de uwe. Te Ulm aangekomen schrikte ik voor al die waarschuwingen. Overal las men: „Men zij op zijne hoede voor zakkenrollers”, en al die waarschuwingen schenen op mij te doelen. Ik zocht een bescheiden hotel en kwam een kwartier later als een veranderd en gelukkig man weder te voorschijn. Och mijnheer, U kunt u de gewaarwording niet voorstellen van een armen drommel, wanneer hij na vele maanden eens weder schoon linnengoed en nieuwe kleederen aan zijn lijf krijgt.

Het is voorzeker niet mijne deugd, maar het gestolen valies, dat mij geluk heeft aangebracht. Onder de feestvierenden ontmoette ik een nichtje, een goed lief schepseltje. Had ik haar eerlijk in mijn versleten pak aangesproken, dan zou zij zich over mij geschaamd hebben. In mijne elegante kleeding vond ik genade in hare oogen meer dan genade ik vond liefde. Zij is weduwe en in het bezit van een flink hotel in een aardig stadje in het zuiden. We zijn geëngageerd en zij heeft mij zeshonderd gulden geschonken om eenige kleine schulden af te doen. In dank zend ik U uwe reistasch terug met bijvoeging van honderd gulden voor hetgeen ik er uitgenomen en behouden heb, daar een heer als u die dingen nu toch niet meer zou willen dragen. Een uwer kaartjes behoud

ik. Door uwe kaartjes vernam ik den naam van mijn weldoener en kon ik dus uw verblijf opsporen. Vergeef mij. Ik wensch U hetzelfde geluk, waarin ik mij thans verheug en teeken mij

[ocr errors]
[ocr errors]

de bekeerde dief."

Dokter Graaf legde het zonderlinge geschrift op zij en vond in zijn reistasch benevens eenig schoon linnengoed en andere kleinigheden, een doosje met honderd gulden. Hoe zonderling!" dacht hij. Wie weet of niet ook de chignon weder in de rechte handen komt." Hij had die reistasch aan het station aan een bediende gegeven. De rozenknop droeg de schuld van de gelukkige ontknooping van dit avontuur. Door hare nabijheid had hij den man laten ontsnappen, toen hij hem in de rivier had zien staan.

„Moge mijn grijs jasje hem verder geluk aanbrengen! Hij is in zijn hart een rechtschapen mensch, en moge zijne beterschap duurzaam zijn," dacht Graaf. De rozenknop zal haar vader wel t'huis gevonden hebben en weder met hem uitgegaan zijn, maar ik wil haar niet achterna. Morgen vertrekken zij en ik wil haar beeld in mijn herinnering houden, zoo vriendelijk als ik het de laatste maal heb gezien. Vader Prins en zijne Cornelie zullen mij die zoete herinnering niet vergallen.”

Hij ging weder liggen om voor de derde maal van het lieve meisje te droomen. Voor de derde maal fluisterde zij hem het tooverwoord in het oor, dat hem in verrukking bracht, maar 't welk hij zich niet herinneren kon. Onrustig en opgewonden ging hij den volgenden morgen uit. Zij zou wel reeds heengegaan zijn, want zij had hem gezegd dat zij 's morgens vroeg vertrekken zouden. Zou zij werkelijk vertrokken zijn? Over deze vraag dacht dokter Graaf gedurig na op zijn weg naar Friedrichsau, waar heden een wedren onder officieren zou gehouden worden. En hier zag hij haar die hij reeds verreweg waande, nogmaals terug. Zij zat naast Cornelie op de tribune en dankte hem recht vriendelijk voor zijn stommen groet. De vereeniging had bepaald dat de wedren. gehouden worden zou hoedanig het weer ook mocht zijn. Deze vermetele bepaling had waarschijnlijk den hemel vertoornd. Een vreeselijke orkaan veegde in weinige minuten de geheele ruimte, voor de toeschouwers bestemd, ledig. Iedereen zocht een schuilplaats. Dokter Graaf zag een rijtuig voor de tribune stilhouden en Cor

« VorigeDoorgaan »