Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

OVERVECHT.

De

[ocr errors]

LIGGING

Van deeze polder, is ten costen van de Stad Weerp, en ten noord-oosten van de aangenaame rivier de Vecht, niet onaartig door de zoetzingende WILLINK, de eigenfchap van blank toegekend; daar hij zegt:

Nu vloeit de blanke vecht in vreê,
En fchuurt met haare zoete dreeven,

De Muiderichutluis door in zee,

Om met het pekelnst te paaren;

Nu bruischt zij langs dat luchtig oord,

Daar zij op net befchaafde zangen,

En zuiver heldendicht bekoord,

Blijft aan des Drosfaatts maatklank hangen,
In twijfel of zij ftil zal flaan,

Of op die toonen verder gaan.

Deeze aangenaame rivier ftroomt, beoosten Utrecht, uit den Rhijn noordwaards aan voorbij Zuilen, Maarsfen, Breukelen, Loenen, Vreeland, Nichtevecht, Weesp, en een aanzienlijk aantal vorstlijke landhoven, en lustpaleizen, tot daar zij, door Muiden in zee ftort.

Niet weinig wordt het gezicht van deeze fchoone rivier veraangenaamd, als het oog er de prachtige zwaanen, met haare schitterend witte vederen (*), in ontmoet.

(*) Aanmerkelijk is het, dat deeze beesten, nu eerst uit het el gekomen, weldra de grootte van de oude verkrijgen; doch tot hunne verwisseling van véderen zijn zij graauw van kleur; eerst bij dat verwisselen krijgen zij veeren zo ongemeen wit als waarmede de ouden pronken; even aanmerkelijk is het, dat zij zingen als zij

Wegens deszelfs

NAAMS OORSPRONG

Behoeft verder niets gezegd te worden, alzo de beteken's van den naam deszelfs oorfprong aanwijst: de polder Over. vecht, ligt naamlijk over de rivier Vecht, voornoemd.

De GROOTTE van den grond der polder is weder onder de grootte van geheel Weesper-kerspel betrokken.

Voords behoeft van dezelve niets meer gezegd te worden, alzo zij geheel niet bewoond wordt.

Onder de polder Overvecht, behoort ook die welke den naàm ́ draagt var

UITER MEER.

Waarvan mede niets, de verfchillende artijkelen van ons plan betreffende, kan gezegd worden, voornaamlijk om dat dezelve ook onbewoond ligt, beftaande geheel de polder alleenlijk uit landerijen, die voor den hooibouw en de melkerij gebruikt worden; alleenlijk is aan het nabygelegen tolhek, geplaatst tusfchen Weesp en de schans, (van welke straks nader,) een aangenaame en aanzienlijke herberg, die tevens eene uitspanning is. De weg van Weesp, naar Uitermeer, of wel naar de straks

den dood voelen naderen, waarom men ook gewoon is, het laatfle Vers eens dichters, zijn Zwanenzang te noemen: de zededichter CLAAS BRUYN, deeze eigenschap der zwaanen op de vromen toepasjende, heft daarvan dus aan:

Laat de zwaan zijn lijkzang hooren,

Met een lieffelijk geluid,

Daar hij 't leven meê besluit,

Vroome zielen, uitverkoren,

Om te heerfchen op Gods throon,'

Slaan dus ook hun' laatfte toon.

Ja zij zingen met de klanken

Van het welbewust gemoed,

Schoon het fterfler op hun woed';

Dit 's het lijkdicht van die kranken:
,, Kom, o Jefus! al ons lust,
"Haal ons in uw zachte rust, enz.;

te befchrijvene Uitermeerfche fchans, loopt langs den bevalligen Vechtstroom, en is ongemeen aangenaam, gelijk hij ook zeer wel onderhouden wordt; ter wederzijde is dezelve begroeid, en ter linkerzijde meest al beplant met een dubbelde rij willige boomen; hier en daar, wordt aan die zelfde zijde het oog Vergast op het gezicht van verrukkelijk fchoone buitenplaatsen met hunne bevallige wooningen, en coupels meestal aan den weg gelegen; dit gezicht wordt afgewisfeld door aangenaame weilanden, en op andere plaatfen door wèl onderhoudene en vlak gefchorene, meer en minder hoog opgaande groene heg. gen: ter andere zijde wordt het gehoor der wandelaars geftreeld door het kabbelen der zilveren Vicht, waarin niet zel den veele zeilende vrachtfchuiten het aangenaamfte gezicht op leveren, of is dat gezicht, bij gebrek aan genoegzaamen wind, minder aangenaam, dan wordt dat verlies den wandelaar weder vergoed door het vrolijk gezang van de jaagers, die de ge. zegde kielen over den rug van den onbewogenen stroom heen fleepen: aan de boord der Vecht vindt men ook hier en daar voor de buitenplaatfen aangenaame met groen begroeide tijger. tjens, die, vooral als er gezelfchap in is, mede eene behaage. fijke vertooning maaken.

Wij moeten voords hier nog aantekenen, dat onder de poíder Uitermeer gelegen is de bovengenoemde bekende

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

UITERMEERSCHE SCHANS.

Waarvan wij, in navolging, deeze beknopte befchrijving kunnen geeven : ,, de Uitermeersche Schans dekt een fluis aan de Vecht, door welke het omliggende land beoosten de Vecht, voornoemd, onder water gezet kan worden - vol. gends het jaartal, 't welk aan deeze fluis gezien wordt, fchijnt zij in den jaare 1637 gebouwd; maar is, om het merkelijk verval, in den jaare 1747 vernieuwd: de fchans is op den zelfden tijd veel verbeterd: aan de landzijde of den oostkant heeft zij een contrefcharp, en breede graft; ,, langs deeze graft loopt de rijweg naar Ankeveen en 's Gra ,,veland: over de graft ligt een brug, over welke men in de fchans gaat: alle vaartuigen, die uit de Vecht naar Gooiland vaaren, moeten door deeze fluis en fchars heenen een zeker "fchutgeld betaalen."

[ocr errors]

39

[ocr errors]
[ocr errors]

De des kundigen houden de Uitermeersche Schans (die thang door eenige invaliden bewaakt wordt,) voor ongemeen flerk, en waarvan derhalven in tijden van oorlog veel verwacht zoude kunnen worden, zo dezelve naar behooren verdedigd wierd: op dien voet ftelde men er in onze jongstledene beroerten, waarin wij door de Pruisfen aangevallen werden, ook groot vertrouwen op, wel weetende, dat het den vijand vrij wat zoude kosten, wilde hij die fterkte vermeesteren; dan ach! ook in dat vertrouwen heeft men zig te lijdig bedrogen; wel was de fchans door militairen bezet, en met geschut voorzien; dan, op hoog bevel moesten zij dezelve verlaaten; ten minsten zijn de Pruisfifche Ruiters zonder flag of floot de brug opge reden, en hebben dus het fort ingenomen.

Voegelijk kunnen wij hier nog een woord zeggen van

DE OVERMEERSCHE SCHANS,

Gelegen aan den Hinderdam, aan de westzijde van de Vecht, ruim een uur gaans van de ftad Weesp: deeze ligt op een eilandjen, in het midden van de aangenaame Vecht meergemeld, zo dat men er rondsom kan heenvaaren: zij is in of omtrent den jaare 1747, ongemeen veel verbeterd In een kaart ,, van 1619," leezen wij,,, wordt hier een dam getekend, ,, die dwars door de Vecht lag, en met fluizen voorzien was:

[ocr errors]

in deeze kaart vindt men geene fluizen te Muiden, zo dat men hier het water van de Vecht schijnt te hebben afgefchut; waaromtrent het maaken van de Uitermeerfche fluis verande ring schijnt ten wege gebragt te hebben."

Tusfchen de Uitermeerfche Schans, en den Hinderdam, flond weleer het Huis ten Bosch, zijnde eene oude Ridder-Hofftede, aan den Huize van felftein toebehoorende; doch wij kunnen zulks echter als geene bijzonderheid van deezen omtrek opgeeven, om dat er thans volftrekt niets meer van dat Huis voorhanden is: in den oorlog tusfchen Hertog FILIPS van Bourgondien, en den Bisfchop van Utrecht, werd dit aanzienlijke Huis door het krijgsvolk van den Hertog geheel verwoest: evenwel schijnt men het daarna weder opgebouwd te hebben, aangezien men aangetekend vindt, dat de Franfchen, in den oorlog van den jaare 1672 en 1673, hetzelve andermaal geheel hebben vernield.

[merged small][ocr errors][merged small]

OUD-LOOSDRECHT is t, dat de oogen ftreelt, Door fchoon geboomt en vette weiden,

Door uitzicht

op

bebouwde heiden,

Maar meest door dat het fteeds in diepe vrede deelt .

« VorigeDoorgaan »