Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

HET

D OR P

NIEUW LOOSDRECHT.

Zeer Weer verdeeld zijn de keuzen der vreemdelingen en ook der bewooneren wegens de aangenaamheid der beide Loosdrechten; deezen houden de Nieuwe anderen de Oude voor aangenaamer; voor ons, wij zouden voor de Nieuwe zijn, wat de vertooning over het geheel betreft; doch in de Oude zijn meer goede huizen, ook liggen er verfcheidene buitenplaatfen in die in de Nieuwe niet voorhanden zijn, gelijk wij order onze beschrijving van de Oude Loosdrecht reeds gezegd hebben.

Wat de

LIG G IN G

Betreft, deeze is over 't algemeen in onze befchrijving van Oud. Loosdrecht opgegeven; alleenlijk kunnen wij hier nog bijvoegen, dat ter zijde af meer bebouwde akkers liggen, waarop de aardappelen, boekwijt, en graanen zeer wel willen tieren bepaaldlijk maakt de Nieuwe Loosdrecht, in het zuiden, een scheiding tusfchen de Provinciën Holland en 't Sticht; ten westen paalt zij aan Mijnden.

Wegens de NAAMSOORSPRONG, zie men onze beschrijving van Oud- Loosdrecht: Nieuw- Loosdrecht draagt ook nog den naam van de Zijpe.

Van de STICHTING en GROOTTE, zie men mede onder Oud-Loosdrecht - In den tegenwoordigen laat van Hol land, leezen wij:,, in de Qude Loosdrecht, ftaan de hut. ,, zen, ter wederzijde gedeeltelijk op boere werven, of af,, gebrokene akkers, naar de wijze der veendorpen; in de ,, Nieuwe Loosdrecht ftaan zij veelal aan elkander gebouwd", doch het tegendeel is waar; in de Nieuwe Loosdrecht liggen de huizen veel verder van elkander dan in de Oude: voords liggen zij meer in 't groen, maar daarentegen zijn de woo. ningen ook kluiziger, en veelen zelfs zodanig vervallen, zo ingezakt, dat zij geheel wanftaltige figuuren maaken: onder de wooningen in de Nieuwe Loosdrecht zijn ook geene andere Buitens, dan dat van de Ambachtsvrouwe reeds gemeld. "Zie wegens het Wapen, Oud- Loosdrecht.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

་་

KERKELIJKE EN GODSDIENSTIGE
GEBOUWEN.

Vermits ook hier, even als te Oud- Loosdrecht alle de be wooners den Gereformeerden Godsdienst belijden, zijn er geene andere dan de Gereformeerde kerk voorhanden. In het reedsgemelde werk: Tegenwoordige ftaat van Holland, leest men, betreffende dit artijkel:,, De kerk van de Oude Loosdrecht, is vrij ruim; doch oud, met een laag torentjen, zij wordt echter zeer wel en net onderhouden; die van de Nieuwe Loosdrecht, is netter en nieuwer, en heeft een schoonen toren, met een goede fpits, die van vrij verre kan gezien worden": de toren is vierkant, hoog en zwaar, en het fpits met leiën gedekt: in allen deelen beantwoordt het gebouw voords aan de berichten bij ons ingewonnen, naam. lijk dat het nog de plaats der Godsdienst- oefeninge onzer Landgenooten van vóór de reformatie was, zo wel als de kerk van Oud- Loosdrecht, zodanig dat deeze de Parochie.. kerk was, en die van de Nieuwe Loosdrecht derzelver capel gelijk zij dan ook weleer door de Roomfchen genoemd werd, onze capelle van de Zijpe; men wil dat deeze capel omtrent den jaare 1400 gefticht zij: de toren heeft twee wijzerplaa ten, waarop men het jaartal 1762 leest, zijnde het jaar waars in gemelde plaaten vernieuwd zijn.

Naast den ingang der kerk is mede één der reeds gemelde vier dorps-brandfpuiten geplaatst, en tegen een der zijmuuren van het gebouw ziet men eene foort van open houten huisjen, ten dienste van den koster en schoolmeester wanneer hij, amishalven, voor dorpelingen iet moet afleezen.

[ocr errors]

Rondsom de kerk is een kerkhof dat niets ongemeens heeft, niets anders dan, tegen een der muuren van de kerk aan een vierkanten marmeren graftombe; hebbende echter geen ander cieraad, dan dat op het voorftuk deszelve is uitgehouwen, een gehelmd man, in boerschen of Oud-Hollandschen burger kleeding, hebbende een ijzeren ftormhoed op: aan zijn linker arm heeft hij een schild, en in dezelfde hand een zwaard; in de rechterhand heeft hij een foort van hamer aan een langen ftok die op zijn fchouder ligt.

Inwendig heeft het gebouw niets bijzonders: alles is er zeer wel en geregeld: de bank voor den Heere of Vrouwe der Heerelljkheid ftaat, even als in de kerk van Oud- Loosdrecht, recht tegen over den Predikstoel.

Het Schoolhuis is nabij de kerk, en is een gebouw aan het oogmerk beantwoordende.

De Pastorij is achter de kerk, en heeft een zeer grooten hof, Een Wees of Armen-huis is te Nieuw- Loosdrecht niet; de weezen en armen worden er bij de ingezetenen besteed, en zo de regeering al eenig gebruik van het weeshuis in de Qude Loosdrecht begeert te maaken, moet hetzelve, bij wijze yan befteeding, betaald worden.

Wegens de WERELDLIJKE GEBOUWEN, ftaat ons hier niets aantetekenen: zie dit zelfde artijkel onder onze beschrijving van Oud-Loosdrecht.

KERKELIJKE REGEERING.

Deeze is even als te Oud- Loosdrecht voornoemd: de Predikant is thans de Wel-Eerwaarde Heer REINIER SWIERINK. Daar voords de WERELDLIJKE REGEERING mede dezelfde is als die van Oud-Loosdrecht, kunnen wij ons ook, wat deeze betreft, aan de meergemelde befchrijving van dat dorp gedraagen; hetzelfde zij gezegd van de VOORRECHTEN. Het zogenaamde Loosdrecliter bosch, waarvan wij onder Hilverfum gefproken hebben, kan als eene BIJZONDERHEID aangemerkt worden.

4 DE NEDERL. STAD EN DORP-BES. (Nieuw Loosdrecht.)

De

BEZIGHEDEN

Der bewooneren zijn hier eenigzins onderfcheiden van die waarmode de bewooners van Oud- Loosdrecht zig geneeren. De veenderij heeft hier weinig plaats, maar te meer, (wegens de voorraad van wei. en bouw-landen,) de melkerij. hooitect, en bouwerij Weleer, en zelfs nog voor ruim 20 jaaren, waren in de Nieuwe Loosdrecht veclelaken weeverijen, doch federt zijn dezelven allen te niet geraakt, het geen niet weinig tot het verval van dit gedeelte der Heerelijkheid heeft toegebragt: de weinige weeverijen van Hilverfumsch ftreept, die er nog gevonden worden, zijn van niet veel betekenis en mogen den naam van fabrieken niet draagen, alzo zij slechts voor eigen vertier, en dat niet veel zegt, aan den gang ge houden worden: het spinnen van wol en vlas, wordt hier nog wel bij veelen ter hand gehouden, doch verschaft voor eenen aanhoudenden arbeid flechts een fober bestaan, te meer treffende voor de inwooners om dat hun vooruitzicht niet op beteren ftand uitloopt: tot gezegde fpinning worden de meis. jens van zeven of agt jaaren gebruikt; deezen verdienen daar mede 8 of 8 tuivers in de week; de armoede der ouderen noodzaakt hen hunne kinderen voor dien geringen prijs te leenen, en dezelven daardoor te berooven van den tijd waarin zij behoorelijk leezen, schrijven enz. zouden kunnen leeren. De

GESCHIEDENIS

Deezes dorps heeft niets afzonderlijks met die van de Oude Loosdrecht: er zijn, dat ligt te begrijpen is, even lang al te Oud- Loosdrecht, Pruisfen geinquartierd geweest, en de. zelven hebben er grouwzaame plonderingen aangericht; vooral op het Buiten van de Ambachts vrouwe, gelijk wij onder Oud Loosdrecht reeds aangetekend hebben.

LOGEMENTEN zijn in de Nieuwe Loosdrecht niet, en flechts eene herberg van eenig aanzien dat tevens eene uit fpanning is; hier en daar vindt men een pleisterplaatsjen va geringen stand.

Eindelijk zijn de REISGELEGENHEDEN dezelfden als in onze befchrijving van de Oude Loosdrecht zijn opgegeven.

HET

AMBACHT EN DORP

MIJN DE N.

oegelyk kunnen wij hier de beschrijving van dit kleina Ambacht laaten volgen, alzo het met Loosdrecht, onder een Zelfde Bailluage behoort, gelijk wij hier voor reeds gezegd hebben: Tekkop, dat gewoonlijk bij Mijnden beschreven wordt, brengen wij onder Woerden.

Wat betreft de

[blocks in formation]

Van Mijnden, hetzelve paalt met zijn rechtsgebied ten noorden aan de Drecht, onder onze befchrijving van Oud-Loosdrecht reeds genoemd, en welk water uit Loosdrecht naar de Vecht ftroomt, en Mijnden, van die plaats afscheidt: ten oosten heeft Mijnden de Nieuwe. Loosdrecht, ten zuiden het Gerecht van Bren. kelen-veen, dat onder de Provincie van Utrecht behoort, en ten westen wordt het door de rivier de Vecht voornoemd afgescheiden van dat gedeelte van Loenen het welk onder de gemelde Provincie behoort,

De grond beftaat meestal uit laag wei- en hooi-land; de kleinte van grond, de afgezonderdheid van ligging, het getal van inge. zetenen, zo wel als de afgelegenheid der wooningen, doet er zulk eene buitengewoone ftilte heerfchen, dat een stedeling, aan het drokke gewoel gewoon, er zig weldra verveelt.

Van den

« VorigeDoorgaan »