Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[blocks in formation]

Den tegenwoordigen Staat en voortgang der Geleerdheid, fchone Konsten en Wetenschappen, nieuwe Ontdekkin-
gen, Uitvindingen en Proeven, in enigerbande Takken derzelven: Bevorderingen, Sterfgevallen en Levens-
byzonderheden van geleerde Mannen en beroemde Konftenaren: Eerbewyzen en Beloningen, als mede Prys-
vragen en Uitdelingen, met andere verrigtingen en voorvallen, zo by de onderfcheidene voorname Akademien
en Maatschappyen van Wetenschap, als by andere Genootschappen van Geleerdheids- en Konstminnaren, en
by alle openbare en meer afzonderlyke Stichtingen. Voorts opgave van uitkomende Boeken, Akademifche en
andere Schriften, met een kort berigt van derzelver inboud, Land- en Zeekaarten, Tekeningen en Prenten,
Schilder-en Beeldhouftukken, Gouden- en Zilveren-Gedenkpenningen, nieuw uitgevonden Werktuigen
en Konstgevaarten, Muzykwerken, Toneel- en ander Konstvermaak nieuws, Hiftorifche en Letterkundige
Anecdoten, Geboorte- Trouw- en Sterflysten, Waarnemingen van 't Weder, allerleye Letterkundige
Narigten en Byzonderheden, of 't geen van enig aanbelang en nut kan wezen, zo in de Befchouwing
als Beoeffeming, voor alle Liefhebbers van Wetenschap, gelyk mede voor den Handel en Scheepvaart,
Land en Vecbouw, Huishoudkunde, Handwerken en Traficquen, en algemene Industrie, enz. enz.
XI DE EL.

[graphic][subsumed][subsumed][merged small]
[ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][graphic][graphic][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

A LGE M E

NE

KONST- EN LETTER-BODE.

VOOR MEER EN MIN-GEO EFFENDE N.

[merged small][ocr errors]

R

BERIGTEN.

1 TA L I E N

OME.

[ocr errors]

verfcheidene Liefhebbers der Wetenschappen, verwyderd van de bewegingen, die 'er telkens voorvallen, en in veilige afzondering op hunne kamers bezig, met de beoeffening der oudheden en andere wetenfchappen. Onder deze Lettervrienden moet vooral geteld worden de Heer d'Ansje de Villoifon, bekend door zyn Daphnis en Chloe van Longus, en door zyn keurlyken druk van Homerus in folio, die nog geftadig arbeidt aan zyn grote werk, te weten zyne Oudheden van de Griek

De uitvoer van Prenten naar het vaste land, die zo voordelig voor Engeland is, heeft de byzondere oplettendheid tot zig getrokken van den Hertog van Toskanen, en hem het besluit doen nemen tot ene poging om dezenfche Eilanden, of zyne Reize door Griekenland, waar

tak van Handel ook in zyn Hertogdom te brengen. Ten dien einde heeft hy den beroemden Plaatfuyder Morgan van hier, in zyn dienst genomen en dezen een fraai huis

gegeven, alwaar by, met behulp van anderen, thans bezig is met de Prentkonst tot de uitterfte volmaaktheid te brengen."

[ocr errors]

Ten op hy alle de opfchriften ontcyfferd heeft, welken zyn de V. ook de Klooster Boekery op den berg Athos voorganger niet kon lezen. Op deze reize heeft de Heer bezigtigd, nevens alle anderen, die by in of uit zyn weg kon vinden. Wyders houdt zig de Heer de la Rochette bezig met ene uitgave te vervaardigen van ene zal in 't ligt komen, met een fraai register, waar in de volledige Griekfche Anthologie: die in 6 octavo delen Griekfche woorden zullen verklaard, en de verschillende zal in 't ligt komen, met een fraai register, waar in de de Anthologia in 't algemeen, als in hare byzondere debetekenisfen aangewezen worden, in welken zy, zo in len, voorkomen. De Heer L'Archer fchryft een Etymologicon magnum, een werk, dat in 't ligt verdiend te komen: hy heeft zich reeds door zyne geleerde Aantekeningen op Herodotus doen kennen.

Puccini, die een groot liefhebber der konst is, fchoon oorfprongelyk een Regtsgeleerde, heeft het opzigt gekregen over de Gaandery van Florenfen."

Men heeft het verder graven naar de fchatten van de oude ftad Gabia moeten staken; overmits de overblyfzels verder onder den grond liepen, dan het landgoed des Prinfen Borghesi reikt: ondertusfchen heeft men zeer vele tukken van waarde en belang reeds opgedolven."

FRANKRY K.

Gelyk Scaliger wel eer, onder den moord der Hugenoten, houden zich ook thans, in het woelig Parys,

XI. DEEL.

1

[blocks in formation]

He hand gaat,
Zyn meest geliefde Schryver is Hippo-
crates, dien hy, op ene meesterlyke wyze, overal ver-
beterd heeft, en waar van het te hopen is, dat hy een
nieuwen druk zal uitgeven.

GROOT-BRITANNIEN.

De post van Hoogleeraar in de Geneeskunde, in het Marefchall's Collegie, te Aberdeen, door het overlyden van den Hoogl. Donaldfon opengevallen, is zedert aan Dr. W. Livingston opgedragen.

JOHANN CHRISTOPH. DOEDERLEIN, (Medegedeeld.)

Op het eind van het vorig jaar verloor Duitschland drie vermaarde mannen, MORUS, DOEDERLEIN en KNITSEL, wier namen in onuitwisbare gedagtenis zullen blyven, by alle, die een verstandige, befcheidene en vrymoedige navorfching van Godsdienftige waarheden, gezonde uitlegkunde, en welwikkende en bedaarde Oordeelkunde weten te waarderen. Van deze drie is DOEDERLEIN in ons Vaderland het meest bekend geworden door zyne schriften, en wy oordelen dus den lezeren van dit blad geen ondienst te zullen doen, met hun enig bericht van zyn leven en van zynen geleerden arbeid medetedelen.

vooral in dit vak der wetenfchappen vermaard was. Tea
bewyze daarvan kan de eerfte proeve, die hy openlyk gaf, die-
nen. Zy zag het licht in den jare 1770. onder den tytel; Cu-
rarum exegeticarum et criticarum in quædam V. T. oracula
Specimen ; en is voorzien van ene Voorrede des Hoogleer-
aars RIEDERER, die hiermede, als het ware, zynen Discipel in
de Geleerde waereld uitzond. Daarenboven genoot hy hier
het onderwys van den fchranderen DIETELMEYER, die zo wel
grondlegger der grote hervorming in Duitschland, was.
als RIEDERER een Discipel van den groten BAUMGARTEN, den
DOE-
DERLEIN kenfchetste die twe Hoogleeraren in diervoege, dat de
eerfte een fraaien, de laatste een bondigen voordragt had, de
eerfte zeer bedreven in de Kerkelyke Gefchiedenisfen, en de
laatste in de talen, was. Gelukkig wist hy deze byzondere
gaven en bekwaamheden in zyn perfoon te verenigen. Zyn ftyl
was vloeiend, zyne taal, zo wel wanneer hy in zyne moeder-
taal fchreef, als wanneer hy zig van de latynfche bediende,
was zuiver en fraai, zyne redekavelingen bondig, en in zyne
schriften zag men alom den Oordeelkundigen en fynen taalkun-
digen en kenner der Kerkgefchiedenisfe doorftralen.

Niet lang echter kan hy de Akademifche lesfen bygewoond
hebben, 't was reeds in het jaar 1768, dat hy tot twede Leer-
aar (Diaconus) aan de Hoofdkerk in zyne geboorteplaats wierd
verkoren, en tusfchen beiden had hy nog een post van Gou-
verneur by twee jonge Heren naby Neurenberg bekleed. Onder-
tusfchen liet zyn ambt als Predikant hem nog tyds genoeg over
om zyne geliefkoosde ftudien voor te zetten: een voorrecht,
't welk die genen te beurt valt, die wel toegerust de Hoge-
fchool beklimmen, aldaar den tyd wel befteden, en een goeden
voorraad van kundigheden, niet op het papier, maar in hun-
ne herfenen, byeenzamelen, en dus wel toegerust en niet te
vroegtydig of te overhaast de Hogeschool verlaten. Thans
leerde hy, zo als hy zelve van zig getuigd, (in het beyerfche
Prediger journal x band, 4 th.) zelf denken.
Geheel ont-
bloot van zyne leermeesters, van vele hulpmiddelen, en niet ber
lemmerd door veelvuldige verftroojingen in gezelfchappen, was
hy alleen als aan zig zelven overgelaten. Nu begon hy oude
Kerkvaderen en Godgeleerden te lezen, en, dikwyls alleen tor
tydverdryf, 'er uittrckzels uit te maken,, zonder te denken
dat dit hem in 't vervolg van tyd zo zeer zou te ftade ko-
men. Die tyd wierd ondertusfchen ras geboren: reeds in
wynmaand van het jaar 1772. wierd hy beroepen tot Hoog-
leeraar aan de Hogefchool te Altdorf, en tevens tot Predikant
daar ter plaatze. Hier kregen zyne ftudien ene meer bepaalde
richting; evenwel kwam hy niet spoedig te voorfchyn. Hy

J. C. DOEDERLEIN wierd geboren den twintigften van Louwmaand des jaars 1746. in de Frankifche Ryksftad, Windsheim, alwaar zyn Vader Johann Georg Doederlein, een Man van kunde en een gezond oordeel, Predikant was. Reeds zeer vroeg legde deze zig gezettelyk toe op de opvoeding van zynen Zoon, niet legts om zyn hart te vormen voor Deugd en Godsvrugt, maar ook om zyn verstand' te befchaven, en hem tot de wetenfchappen op te leiden: en dikwyls heeft de Overledene met dankbaarheid de vaderlyke pogingen erkend, en daaraan openlyk getuigenis gegeven; Behalven dit onderwys, genoot D. het geluk, dat het latynfche fchool in zyne geboorteplaats op een zeer goeden voet geregeld, en van de bekwaainfte fchoolleeraren voorzien was, juist toen hy het zelve beklimmen zou., Met lof maakt hy zelf naderhand gewag van den toenmaligen Rector G. W. DIEZ, een man juist gefchikt tot dien post, doordien hy het vermogen bezat om duidelyk en naar de vatbaarheid van Discipelen te kunnen onderwyzen, en daarby de byzondere, gaven had, om de byzondere geestgefteldheid en vermogens der leerlingen naauwkeurig te doorgronden, en de aandagt van alle door zyn innemenden voordragt levendig te houden. Hier mede verenigde hy ene grondige kennis der Latyn-leefde hier in de ftilte, meer nog voor zig zelf; 'twas voor fche, Griekfche,. Hebreeuwsche, Chaldeeuwfche en Syrifche talen, als ook der Gefchiedenisfen en Wiskunde. --- Aan dezen

Man had D. voornamelyk zyne kundigheid in de Oosterfche talen, en zyn byzondere fmaak voor de ftudie van de bocken des

0. Verbonds te danken. Door Hem voorbereid, begaf hy zig in den jare 1764, en dus in zyn agttiende jaar, ter Hogefchole te Altdorf:

Hier wierd deze fmaak voor de ftudie der Oosterfche talen en van de bocken des Ouden Verbonds nog meer opgewakkerd, en zyne kundigheden daarin vermeerderd door het onderwys van twe Hoogleeraren RIEDERER en NAGEL,, waar van de laatste

hem de tyd om iets op te zamelen, ten einde vervolgens door verkregen kundigheden zo veel te nuttiger voor de waereld te kunnen worden..

verkryging van de Doctorale waardigheid in de Godgeleerdheid, Eerst in den jare 1774. gaf hy ene verhandeling uit, ter over de Verlossing van de magt des Satans, befchouwd als ene ultnemende weldaad, ons door Christus geworden, waaraan de Hoogleeraar ERNESTI een voortreffelyk getuigenis gaf, (neuefte Theol. Bibl. 3′ th. p. 668.)`— Evenwel berokkende deze verhandeling hem vele tegenpartyders; zommigen was zy te recht

[ocr errors]

[ocr errors]

re

-

zinnig, anderen te onrechtzinnig. DOEDERLEIN toonde in het jaar 1776, dat hy alleen waarheid bedoelde, en zig aan gene beoordelingen van dien aart bekreunde. Hy gaf het twede deel dier Verhandeling in 't ligt, waarby hy zyne gevoelen ftaande hield. — In het jaar 1775. gaf hy zyne fraaie vertaling van je faias uit, die in den jare 1789. voor de derde keer, merkelyk veranderd en verbeterd, uitgekomen is. In het jaar 1779. gaf hy het Au&tarium ad Hug. Grotii annotationes in V. T. uit; waaruit zo wel als uit de vertaalde Jefaias zyne bedrevenheid in de Oosterfche talen, en goeden fmaak in de Uitlegkunde van het O. Testament, blykt. En dit laatste moet ons gewis te meer verwonderen, wanneer men in aanmerking neeint, dat zyne geleerde opvoeding valt in de jaren van 1760-1770; en de verdere ontwikkeling door eigen oefening van 1770-1780. 't Is waar dat de pogingen van enen KENNIROT, MICHAELIS, Ernesti, Bode, SEMLER, en anderen, reeds een aanmerkelyk licht over de uitlegkunde hadden ontftoken; dan deze verbeteringen in de Uitlegkunde waren nog te zeer in haar beginzels, dan dat dezelve algemeen de overhand konden hebben, en volledig in ftaat waren, om terstond de averrechtfche manier van verklaren den bodem in te flaan. Van alle die vooroordelen wist hy zig reeds vroeg te ontslaan. Getuige zy daar van zyne eerfte Disfertatie te Altdorf, quis fit Zupos N. T. inter pres, door hem in den jare 1772. uitgegeven. Niet minder bleek zyne bedrevenheid in de Uitlegkunde van het O. T. in de vertaling der Spreuken van Salomo, en in enige byzondere Verhandelingen, die in het Repertorium fur biblische und morgenländische Litteratur, van Prof. EICHHORN geplaatst zyn. De berugte Fragmenten uit de Wolfenbuttelfche Bibliotheek gaven hem aanleiding, om ook in het verdedigen van den geopenbaarden Godsdienst in 't gemeen, en van den Christelyken in 't byzonder, zyne bekwaamheid aan den dag te leggen. den jare 1780 en 1781. kwamen de Fragmenten en Antifragmenten van hem te voorfchyn, en, (welk een wonder) dit Polemifche boek zag in den jare 1787. reeds voor de vierde keer het ligt. Men mag het ook voor ene van de verftandigfte, gematigste en bondigfte wederleggingen houden, die tegen dit werk gefchreven zyn. Ter zelver tyd trad hy openlyk te voorfchyn met zyn Godgeleerd Handboek: de eerfte uitgaven van de Inftitutio Theologi Christiani in capitibus religionis theoreticis nostris temporibus accommodata, zag in den jare 1780. het licht, - en tevens zag men ene nieuwe Theologifche Bibliotheek van zynen hand te voorfchyn komen. Hier door wierd aller aandagt tot hem getrokken. Het eerfte werk moest reeds in den jare 1782. voor de twede keer gedrukt worden; en dit werk heeft dezelfde achting altoos blyven behouden, zo dat in den jare 1791. reeds de vyfde uitgave daar van te voorfchyn kwam. En geen wonder waarlyk. Het zy men op den inhoud, of op de manier van voordragt ziet; overal vond men voldoening. DOEDERLEIN was te verftandig om vast te houden aan alle dwaze onderfcheidingen, die de fcholen uitgevonden hadden, maar ook om door alle nieuwigheden ingenomen te worden. Hy hield altoos in het ong, dat hy de Leer van Jezus en zyne Apostelen uit hunne gezegden en fchriften moest voor. dragen, en kon dus niet van zig verkrygen, om op eigen ge. zag zyne redenkavelingen in de plaats van dat onderwys te stellen, het welk hy in die fchriften opgefloten vond. Van daar

In

dat men hier een fchat van gezonde uitlegkunde vind, en tév

vens ene allerfraaifte fchets van de Gefchiedenis der leerftellingen in de Christelyke Kerke, (waarin byzonder zyne Patristifehe kundigheden doorftralen), om dus van elkander te fchif ten, wat de Leer van Jefus en zyne Apostelen, en wat byvoegEn inderdaad het was ene ftoute felen, van later tyden zyn. onderneming, om in een zo netelig tydstip, toen men van weerskanten op het hevigst kampte over de vraag wat is waarheid? met zulk een werk te voorfchyn te komen. Hy liep gevaar, om van weerskanten veel tegenfprack te moeten lyden. Dan hy ontging dezelve om verfcheiden reden voorcerst, doordien hy, wat de hoofdzaak betrof, zig hield aan de heerfchende denkwyze, b. v, in het ftuk van de Drieëenheid, gevolgen van de ecrite zonde, de Perfoon des Verlosfers, en de lere der Verzoening; en aan de andere zyde dit alles in zulk een helder ligt wist te ftellen, van alle by hangzels wist te ontdoen, van drogredenen en valfche bewyzen wist te zuiveren, en in 't geheel zodanig te matigen, dat daardoor het aanftotelyke uit dit alles wegviel; ten tweden, uit hoofde van zyn fraaie ftyl, cn innemende manier van voordragt, en eindelyk uit hoofde van de nieuwe orde, waarin hy de waarheden plaatste en beter in verband met elkander ftelde. Ook mag men hier byvoegen de bescheidenheid, waar mede hy anders denkenden behandelde. ➡ Op deze wyze baande hy zig den weg tot zyne verdere be vordering. De Hogefchool te Jena was van een harer Hoogleeraaren beroofd, door den ongelukkigen dood van den fchranderen DANOVIUS. -GRIESBACH klom op in deszelfs plaats tot de waardigheid van eerften Hoogleeraar, en het ambt van den tweden wierd aan DOEDERLEIN opgedragen; dit viel voor in het jaar 1782. Hier vond hy een ruimer kring van werkzaamheid voor zig. Hy hield dagelyks drie Collegien een over de ftellige een voor de zedenkundige Godgeleerdheid: dezen liep hy altoos in een jaar door: en hierby kwam nog een uitlegkundig Collegie, of ook één over den Predikkunde, het Predikambt, enz. 't welk altoos in één half jaar ten einde liep. Alle vier weken Predikte hy in de Akademie - kerk; ook legde hy een kweekfchool aan, om Studenten in het Prediken en verdere bezigheden van het Leeraarambt te oefenen.

Hier zynde begon hy zyn Religions unterricht, waar van flegts vyf delen het ligt zien, en 't welk niet verder door hem gebragt is, dan tot in het Leerftuk van God. (*) - Dit werk ontwikkelt nog meer voor den denkenden Christen zyne byzondere denkwy ze over den Godsdienst: het is een handboek, welks weerga men nog niet vind, en waarvan het te beklagen is, dat het aan het zelfde lot onderhevig is, als de Verhandelingen van Jerufalem; aan wiens fchriften dit werk, volgens myne gedagten, bykans evenaart. De zedekunde trok hier ook zyne by

2011

Ik heb gezien, dat dit werk thans vertaald word. Het eerfte ftuk ziet reeds het licht. Dan dit werk blyft nu onvolledig. 't Was te wenschen, dat ene kundige hand dit zocht aan te vullen. Maar daar toe behoort veel. Hy moet de latynfche Uitgave volgen in den Geest niet alleen, maar ook in den styl van DOEDERLEIN indringen, en, dat fpreekt van zelfs, een man yay kunde en oordeel in dit vak zyn.

A 2

« VorigeDoorgaan »