NIEUWE ALGEMENE KONST- EN LETTER-BODE, VOOR MEER EN MINGE ÖEFFENDE N. BEHEL ZENDE EN, BERIGTE N, UIT DE GELEERDE WAERELD, VAN ALLE Den tegenwoordigen Staat en voortgang der Geleerdheid, fchone Konsten en Wetenschappen, nieuwe Ontdekkin- LONDEN. Docter Heberden, de jonge, las, onlangs, aan de Koningl. Maatschappy der Wetenfchappen ene belangryke verhandeling voor, over de harde en zagte Winters, voor zo verre dezelven invloed op 's menfchen gezondheid hebben, waar in hy bewees, dat de laatften, in dat opzigt, veel voor uit hebben boven de eerften. Na uit de fterflysten, het getal der doden van ultim. Decemb. 1794 tot prim. Febr. 1795, en dus gedurende 5 weken, opgenomen, en het zelve met een gelyk tydvak van 1796 vergeleken te hebben, deed zig een verfchil op van 1300 minder overledenen in den zagten, dan in den harden, Winter. Tusfchen de gemiddelde warmte was een onderfcheid van 20 graden. Hier mede word het algemeen gevoelen wederlegd, als of zagte Winters ongezond waren (*). (*) Deze waarneming bewyst nogthans in genen delen, dat zagte Winters gene meer fchadelyke gevolgen voor de VIL DEEL. ̈ ̈ FRANSCHE REPUBLIEK. Wy menen den liefhebberen der Oudheidkunde (Ar chaeologie) geen ondienst te doen, door de mededeling van den volgenden Brief van den Burger MAULNI aan den Burger A. L. MILLIN, over verfcheidene Oudheden, gevonden in den omtrek van de Maas, van daar gefchreven den 17 Germinal van het Ivde jaar (5 April 1796.) en gemeen gemaakt in het Magaz. Encycl. |