BOEKBEOORDEELINGEN. Het Uitvoerig Onderwijs in den Christelijken Godsdienst, door J. w. STATIUS MULLER, Leraar bij de Evang. Lutherfche Gemeente te Haarlem. Met eene Voorrede van G. NOORDENHOUT, Leeraar bij de Evang. Luth. Gem. te Amfterdam. Te Haarlem bij F, BOHN. 1807. 354 bl. gr. 8vo. Prijs f 2: 10 : 0. et betaamt voorzeker elken Opvoeder en Onderwijzer der Jeugd, ook den openbaren Schoolonderwijzer, om zich met ijver toe te leggen op de verkrijging van eene grondige kennis van den Godsdienst en de zedekunde van het Evangelie. Immers zal hij de jeugdige harten der kinderen vormen, tot de beoefening der deugd, hen bij tijds goede zedelike grondbeginfelen inprenten, en hen opleiden tot een waardig gedrag in de menfchelijke zamenleving, dan moet hi regt bekend zijn met alle de pligten, die zij te betrachten, met alle de ondeugden, die zij te vermijden hebben. Hij moet zich dan de drangredenen tot elke deugds betrachting, en de redenen, die zijne leerlingen bewegen moeten om alle zedelijke verkeerdheden te vermijden, volkomen hebben eigen gemaakt, om daarvan bij allerlei gelegenheden op allerlei wijzen een gepast gebruik te kunnen maken. Zal hij hierin zijne bedre. venheid betoonen, dan moet hij ook geen vreemdeling zijn in de leer van den Godsdienst, dewijl deze zoo vele, en de fchoonfte drangredenen tot ware deugd aan de hand geeft, en den grondflag uitmaakt van de reine Christelijke zedekunde. Elk Onderwijzer en Opvoeder, dien het er om te doen is, om zijne kweekelingen niet alleen wij zer, maar ook beter te maken, zal zich dus ten minste ééne gepaste handleiding over den Godsdienst en de zedekunde aanfchaffen, welke aan den eenen kant beknopt is, maar ook aan den anderen kant beredeneerd opgefteld is, en hem vele denkbeelden aan de hand geeft, welker ontwikkeling in het opzettelijk zedekundig onderwijs der kinderen, en de godsdienftige opleiding van dezelven te pas komt. Door het gebruik van zulk eene handleiding, zal hij niet alleen trachten zijne kweekelingen tot godsdienstige deugdzame menfchen te vormen, maar ook voor zich zelven te vorderen in het koeseren van zulk eene denkwijze, en het lei den ,den van zulk eenen wandel, 'die ten voorbeeld voor de jeugd verftrekken kunnen. Zoodanig eene handleiding nu, kan hij onder andere voorheen uitgekomene, ook vinden in dit Onderwijs van den Eerw. MUL. LER. Na eene inleiding, die in 40 §. handelt over den mensch, den Godsdienst in het gemeen, de openbaring en de H. Schrift, en den, Christelijken Godsdienst in het bijzonder, is het werk verdeeld in 9 Hoofdftukken, welke handelen: 1) Van God. 2) Van den toestand des menfchen voor en na den val. 3) Van de verlosfing des menfchelijken geflachts door JEZUS CHRISTUS. 4) Van de voorwaarden der zaligheid; en Gods bijftand ten goede. 5) Van den toeftand des menfchen na de dood. 6) Van de pligten omtrent God. 7) Van de pligten omtrent ons zelven. 8) Van de pligten omtrent onze medemenschen. 9) Van de uiterlijke inftellingen van JEZUS, - Wij prijzen dit werk van MULLER aan Onderwijzers en Opvoeders, tot het bovengemelde einde, bijzon der aan, om dat de Schrijver zeer zorgvuldig is in het bepalen, befchrijven en onderfcheiden der zaken, zoo dat die genen, die het met oplettendheid gebruiken, daaruit leeren kunnen, zelve duidelijke en onderfcheidene begrippen van de hier voorkomende onderwerpen te vormen, en aan anderen daarover ook zulke begrippen mede te dee len. Als mede om dat de Schrijver vele Bijbelplaatfen aanhaalt naar eene andere ver |