Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

VAN

THEOLOGISCHE LETTERKUNDE,

INHOUDENDE

GODGELEERDE VERHANDELINGEN,

BEOORDEELINGEN VAN IN- EN UITLANDSCHE
GODGELEERDE WERKEN, EN

ALGEMEENE BERIGTEN,

BETREFFENDE DEN GODSDIENST EN DEN STAAT DER GOD.
GELEERDHEID, ZOO IN ALS BUITEN ONS VADERLAND.

[blocks in formation]
[ocr errors]

De ontmoeting welke de Heer Jesus had met zijne moe. der en zijne broeders, volgens Matth. XII: 46-50. Maik. : 31-35. en Luk. VIII: 19-21. wat nader overwogen en toegelicht, door HERM. BEERHUIS, Pre dikant te Bonda.

" Het

Tet harde andwoord van Jesus, Matth. XII: 48, ,, 49, verstaat men maar half, zegt MICHAë. ,, LIS, (*) zonder Markus Anecdote, II. II: 21." Deze wehk is nuttig, doch niet toereikend, om het Zoogenoemde harde andwoord van JESUS, volkomen te leeren vertaan, zoo lang men dat geheele bijvoegfel van Markus, vs. 20 en 21, in geen beter licht plaatst, dan waarin het bij MICHAELIS, en voor en na Hem, Bij vele andere Schriftverklaarders voorkomt. Ik zal, om mijne gedachten hier over nader te ontwikkelen, en ter beoordeeling aan het publiek geleidelijk medetedeelen, eerst uit het verhaal der Euangelisten kortelijk na gaan, hoe zich het geval letterlijk hebbe toegedragen, en dan ter opheldering van hetzelve, bij het een en an◄ der bepaalder ftilstaan.

I. Hoe zich het geval toedroeg, moet uit vergelij king der drie bovenstaande teksten worden opgemaakt, Schoon het bij Lukas wel in een ander verband voorkomt, dan bij Mattheus, en Markus; want, daar de twee laatften het verhalen in den zamenhang der gebeurtenisfen, waartoe het als eene merkwaardige ome

[ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors]

ftandigheid mede behoorde, wordt het van Lukas voor. namelijk bijgebragt, om het belang van JESUS les: ziet dan hoe gij hoort, duidelijker te doen opmerken, ge lijk klaar blijkt uit vergelijking van H. VIII: 18, met VS. 21, en onder anderen, van SCHUTTE zeer wel is opgemerkt (*); zoo is er echter geen twijfel aan, of zij bedoelen alle drie dezelfde zaak. De berigten van ieder dezer drie Euangelisten, met een enkel woord tusfchen beiden opgehelderd, luiden dus:

Matth. XII: 46. Ende als Hij nog tot de fcharen (zijner Leerlingen, ten aanhooren van eene groote menigte volks) (†), sprak, ziet zijne moeder en zijne broeders ftonden buiten, zoekende Hem te spreken.

47. En iemand, (die het naast bij Hem zat,) zeide tot Hem: zie uwe moeder en uwe broeders ftaan [daar] buiten, zoekende u te spreken.

(*) Jaarb. D II. bl. 66.

[ocr errors]

48.

(t) Deze invulling grondt zich op vs. 49, vergeleken met Mark. 111: 32. en Luk. VIII: 19. Gevolgelijk wil Mattheus ons niet leeren, gelijk anders in den eerften cpflag schijnt, dat Jesus nog in den twist met de Farifeën en Schriftgeleer den, waarvan hij gesproken had vs. 22-45, begrepen was, maar dat de Heiland, dit afgedaan hebbende, in huis gegaan, en daar aanftonds wederom begonnen was met tot zijne Leerlingen, in tegenwoordigheid van eene groote menigte men. fchen, te fpreken. Nu wij, uit hoofde dezer vergelijking, hierop gevat zijn, kunnen wij dit ook uit Mattheus woorden zelve duidelijk genoeg cpmaken, want hij zegt: als Hij nog tot DE SCHAREN sprak, ziet zijne moeder ent, dat is: zijne moeder en zijne broeders kwamen, niet onder het zintwisten met do Farifeën, maar onder het fpreken tot de fcharen, het welk daar onmiddelijk op volgde, en vonden Hem in dat fpreken nog zeer ijverig bezig.

48. Maar Hij andwoordende, zeide tot den genèn, die Hem [dat] zeide: wie is mijne moeder, en wie zijn mijne broeders?

49. En zijne hand uitftrekkende over zijne Leerlin gen, zeide: ziet mijne moeder en mijne broeders?

50. Want 200 wie den wil mijns Vaders doet, die in de hemelen is, dezelve is mijn broeder, en mijne zuster, en moeder.

Mark. III: 31. Zoo kwamen dan zijne broeders en moeder (*), en buiten staande, zonden zij tot Hem (gaven door eenigen, welke tusfchen beiden ftonden, hunne begeerte te kennen) en riepen Hem (lieten Hem oproepen, om Hem te spreken).

32. En de schare (zijner Leerlingen) zat rondom Hem, en zij zeiden tot Hem: zie uwe moeder en uwe broeders daar buiten (staande) zoeken u (te fpre -ken).

33.

(*) De broeders, zegt MICHAELIS, worden hier voor aangefield, dewijl zij waarschijnlijk, als geheel ongeloovig ,, in jesus, de verleiders en aanstokers zijn, doch MARIA ach,, ter hen gefteld, dewijl zij enkel van hem medegefleept is." Deze aanmerking is, onzes bedunkens, zeer gezocht, zoo niet geheel bezijden het oogmerk van Markus; de verdere verklaring toch, zal ons doen zien, dat het ongeloof naastden. kelijk het beginfel niet geweest is, waaruit JESUS moeder en broeders werkten. Wil men dan, dat Markus deze omgekeer. de orde met opzet gekozen heeft, en daarvan reden geven, men zegge liever, dat hij er mo clijk mede bedoeld heeft, om den Lezer te doen opmerken, dat de broeders de moeder voo gingen in het gedrang, en dus eigenlijk de eerften waren, welke JESUS lieten zeggen, dat zijne moeder en zijne broeders Hem gaarne wilden fpreken.

Hh &

« VorigeDoorgaan »