AAN HUNNE KONINKLIJKÈ HoogheƊEN WILLEM ALEXANDER PAUL FREDERIK LODEWIJK, ERFPRINS VAN ORANJE WILLEM ALEXANDER FREDERIK CONSTANTIJN EN WILLEM FREDERIK HENDRIK, PRINSEN DER NEDERLANDEN. KONINKLIJKE PRINSEN! Naar welke zijde de Nederlander in zijn gezegend Vaderland zijne blikken keert, overal ontmoet hij plaatsen, die hem aan het heldengeslacht doen denken, waaruit UwoTM Koninklijke Hoogheden gesproten zijn. De geschiedenis des volks is de geschiedenis der NASSAU's, en schier elke plek van Nederland herinnert den landzaat de wapenfeiten en lotge vallen van dat edele geslacht. Toont hem, in het westen des Lands, de stad Delft de laatste rustplaats van den onvergetelijken grondvester van Néerlands vrijheid, en van zoo vele andere doorluchtige Vorsten en Vorstinnen, in het Vorstelijk 's Gravenhage aanschouwt hij de wieg * en bakermat van een aantal leden van dat geslacht, en niet ver van daar rust zijn oog met welgevallen op de altijd gedenk waardige en gezegende plek, waar, in 1813, 's Lands wel varen opdaagde, toen de beste der Koningen weder de eerste schrede op den vaderlandschen grond zette. In het noorden des Rijks brengt hem de vlakte van Heiligerlee de dapperheid van LODEWIJK en ADOLF VAN NASSAU te binnen, en doet hem den vroegtijdigen dood van dien laatsten betreuren. In het oosten en zuiden stralen hem uit Roermonde, Venlo, Maastricht, 's Hertogenbosch, Breda, Geertruidenberg, ja, uit den geheelen gordel vestingen, welke Oud-Nederland van die zijde omsluit, het kloek beleid en de heldendaden van het onsterfelijke broederpaar MAURITS en FREDERIK HENDRIK te gemoet. |